Willem Barnard |
Tekst
Dit korte tekstje is – zonder melodie – opgenomen in de rubriek ‘Levensgrens’. Zelf nam de auteur, Willem Barnard, het als nummer 267 op in zijn Verzamelde Liederen (Baarn 1986, blz. 382). Hij dacht er namelijk wel een melodie bij, en wel die van het kinderlied ‘Ik ga slapen, ik ben moe, / doe mijn beide oogjes toe’, zoals hij in de toelichting schreef (blz. 420).
‘Bij het vallen van de nacht.’
Welke nacht bedoeld wordt? Die aan de levensgrens? Aan het einde van de dag, aan het einde van de wereld?
De auteur schrijft elders (Stille omgang. Notities in het dagelijks verkeer met de Schriften, Brasschaat 1992, blz. 771): ‘Ik schreef die regeltjes eens op als kanttekening, bij de voorbereiding van een kerkdienst.’ Maar ook ‘als het zoveelste liedje van verlangen bij de psalmen Davids’.
‘Heer’ staat hier met een kleine letter, de kinderliedversie. In Stille omgang schrijft Barnard een hoofdletter. En wijzigt (of citeert hij foutief uit eigen werk, op geheugen?) de laatste regel in ‘roepen: Heer Jezus, kom!’
Deze verzuchting aan het einde – ‘kom, heer Jezus, kom!’ – is een bijbelcitaat. Het staat aan het einde van het laatste boek, de Apocalyps (Openbaring 22,20). Barnard voegt er nog een tweede ’kom’ met uitroepteken aan toe. De tijd dringt, ‘met de duisternis rondom’.
De titel ‘Maranatha’ is een Aramese uitroep (1 Korintiërs 16,22) en kan worden verstaan als ‘Kom, Heer.’
Al met al, hoe kort ook: hier klinkt een kreet in de nacht, welke dan ook.
Auteur: Nico Vlaming