Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

blz 1491 - Mijn vrouw is dood. Wat zoek ik hier


Bruid


Tekst

Over de psalmgedichten van Anton Ent

In de loop van drie jaren hield hij zich met de psalmen bezig, een project dat uitmondde in de uitgave Entiteiten. In 2007 verscheen een fraai uitgegeven bundel met die gedichten onder de titel Man van twee wegen. Zijn psalmen zijn geen vertalingen of moderne bewerkingen, maar eerder reflecties op de oorspronkelijk tekst. De dichter verhoudt zich tot het origineel, en voert in zijn gedicht een ‘interne monoloog’, zoals Van der Ent het zelf omschrijft. Zijn werk lijkt in dat opzicht meer op bewerkingen van Lloyd Haft, dan op Huub Oosterhuis of Gabriël Smit.

In de literaire kring van wat wel ‘behoudende’ protestanten worden genoemd, is Ents werk met de psalmen niet hartelijk geaccepteerd, en dat is in zekere zin begrijpelijk. Verwonderlijker is dat van zijn werk ook niets is opgenomen in de mooie bundel Het is begonnen met David (Zoetermeer 1999).  

Bruid

Waar haalt een dichter toch al die associaties vandaan? Wat hebben we hier allemaal? Orpheus en Eurydice, de Lethe, Jacqueline van der Waals (‘De herdersfluit’), Matteüs 10,29 met de musjes die niet ter aarde vallen, Bob Dylan (Blowin’ in the wind), Guido Gezelle, en zeker ook Pan die zijn nymf in een riet ziet veranderen? De dichter zelf suggereert een verband met Psalm 20, en dat verband is er ook even, namelijk in de eerste regels. De psalm spreekt van ‘dagen van nood’ en het gedicht deelt keihard mede: ‘Mijn vrouw is dood’. Hoe moet het nu verder met het leven?

De psalm raadt aan God aan te roepen, en Hem te benaderen met offers, want daarop zal toch zeker verbetering in ons lot te verwachten zijn. Vertrouwen op God betekent in veel Bijbelse teksten – maar niet in alle – gunstige ontwikkeling of wending in het leven van de gelovige. Zo legt Psalm 20 een oorzakelijk verband tussen offers brengen aan God, God dienen, en een geslaagd leven, zoals dat ook gedacht wordt in vormen van Amerikaans succes-christendom.

Maar het contrast met het gedichtje van Ent is groot. Hier is alles klein en kwetsbaar: riet, gepiep en waterhoen. De Bijbel gebruikt riet en gras als beeld van de nietigste gewassen, want ze zijn zo gemakkelijk geknakt, en vandaag nog te zien maar morgen verdwenen, vervlogen in de wind. ‘Pijnlijk’ is het riet, omdat de hand zich kan snijden aan de scherpe stengel, ‘pijnlijk’ door zijn herinnering aan het vluchtige en flakkerende bestaan, en pijnlijk om te allitereren met ‘piepgeluidje’? En de waterhoen is een heel schuwe oevervogel die zich in tegenstelling tot de hondsbrutale meerkoet weinig laat zien. Is al dit zwakke en kwetsbare de troost voor de weduwnaar?

‘Ik laat jou niet vallen.’ Wij lezers moeten maar uitmaken wie dit belooft. Vrome of argeloze lezers denken misschien aan de stem van God, en andere sympathieke lezers horen hier de stem van de verdrietige dichter. Maar in de voortgang van het dichterlijk betoog lijkt het de boodschap van de waterhoen te zijn, hoe klein zijn stem ook is. Het zal voor veel lezers even mager klinken, maar de troost komt uit het andere zwakke en kwetsbare leven dat er is, waarvan de dichter getuige is, en dat hem weer tot dichten, tot fluiten brengt. Hem spreekt niet alleen ‘de blomme een tale, is niet alleen het kruid beleefd’ (Guido Gezelle), hem groet het mysterie leven.

Auteur: Ite Wierenga