Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

blz 1516 - Glorie zij God voor bontigheid


Gevlekte pracht

Pied Beauty


Tekst

Theologie en filosofie

In het Oxford van Hopkins’ studietijd was nog steeds de geest van de Oxford Movement sterk aanwezig. Deze beweging in de anglicaanse kerk streefde naar vernieuwing van liturgie en theologie in de richting van het katholicisme. Toen Hopkins 22 jaar was, trad hij toe tot de Rooms-Katholieke Kerk, daarin begeleid door de eerder katholiek geworden – en latere kardinaal – John Henry Newman.

Al in zijn middelbare schooltijd schreef Hopkins poëzie, trainde hij zijn ascetisme – hij dronk een week lang niet om een weddenschap te winnen – en ontwikkelde hij een onafhankelijke (levens)stijl. Ook trad in zijn adolescentie zijn intense en subtiele belangstelling en liefde voor de schoonheid van de natuur aan het licht, een schoonheid die voor hem de kenbaarheid van God mogelijk maakt. Mediterend over het grasklokje schrijft hij: ‘I know the beauty of our Lord by it’.

In zijn filosofische en theologische ontwikkeling werd Hopkins beïnvloed door de middeleeuwer Duns Scotus (1266-1308). Door zijn denken begon er een geheel ander licht te schijnen op de incarnatie, een gedachte die in het huidige zogeheten Keltische christendom ook weer – of nog – een rol speelt: de menswording van Christus is niet noodzakelijk geworden door de zondeval, maar was eerder voorzien met het oog op een verdere volmaking en bevestiging van het aardse bestaan.

Prosodie

Deze bevestiging van en liefde voor het aardse, de uniciteit van het geschapene, het bestaande, is een belangrijk element in Hopkins’ werk. Dit is ook aantoonbaar het geval in het gedicht ‘Pied Beauty’. Maar nu moet eerst kort aandacht besteed worden aan de prosodie van de dichter, en daarin vooral de klemtonen en het ritme. In het gedicht over de ’bontigheid’ – de vertaling is van Leo Vroman – is er duidelijk sprake van eindrijm in het patroon A-B-c-A-B-c-D-E-F-D-F. Hier werkt de dichter dus in de klassieke Europese traditie. Maar daarnaast, en misschien daarboven, is er in elke versregel sprake van heffingen, beklemtoonde woorden die de alliteratie bepalen. Dit is een gegeven uit de oudere Germaanse – voor Hopkins de oud-Engelse – poëzie, zoals die in streng geordende vorm te vinden is in Beowulf, het grote epische dichtwerk uit de achtste eeuw na Christus. Nemen we de derde en vierde regel van Vromans geslaagde vertaling:

… voor bloemsproetjes uitgestippeld op vlugge forellen;
vers vonkgepoft kastanje-herfstlicht; vinkvlerk; …

De Engelse tekst heeft daar:

For rose-moles all in stipple upon trout that swim;
Fresh-firecoal chestnut-falls; finches’ wings

In de vierde regel zijn de zware heffingen duidelijk: ‘finches’ in de tweede helft bepaalt dat het de alliteratie met de ‘f’ is die de regel doet golven: de ‘fresh-firecoal’ is zwaarder en neemt iets meer tijd dan de volgende drie lettergrepen ‘chestnut-falls’. Hopkins omschreef zijn zelf bedachte ’sprung rhythm’ in ingewikkelde bewoordingen , en bracht ook wel eens accenten aan op lettergrepen die door de lezer misschien zouden worden verwaarloosd. Maar zonder kennis te nemen van Hopkins’ theorie lopen de gedichten voor de lezer vaak al gelijk met natuurlijke woordaccenten.

Schepping en de unicitieit van het geschapene, en van de dingen

Het gedicht ‘Gevlekte pracht’ heeft een plek gekregen in de rubriek ‘Samen leven – Schepping’, en terecht. Tussen ‘Ga uit, o mens, en zoek uw vreugd’ en ‘Aan U behoort, o Heer der Heren’ staat deze uitbundige en virtuoze lofzang op het bestaande precies goed. Het woord ‘bontigheid’ heeft Vroman slim gevonden, en vermoedelijk ontleend aan ‘bont vee’ en aan de ‘bonte specht’, met hun nooit identieke zwart-wit tekening. Maar de eindeloze verscheidenheid is er ook in het menselijk bedrijf: ook in ’áll trádes, their gear and tackle and trim’, dat bij Vroman luidt: ‘en alle beroepen, hun gerei, tuig, toestellen’; hier is het de schoonheid die schuilt in de verscheidenheid die ménsen scheppen: kijk rond in het atelier van de vioolbouwer, van de horlogemaker, zie het paardentuig van de akkerbouwer! Waar komt het alles vandaan?

Er blijkt nog een aardig neologisme te staan in de tiende regel, namelijk: ‘Hij vadert voort boven verandering’. Het Engels heeft hier een scherpere tekst: ’He fathers forth whose beauty is past change’ . De dichter-vertaler Eijkelboom heeft hier een nauwkeuriger vertaling, namelijk ‘wat hij verwekt wiens schoonheid nooit verandert: breng hem lof’. ‘Past change’ kan betekenen ‘niet onderhevig aan’, zoals Eijkelboom suggereert, zeker, maar ook impliceert het dat Hij en zijn schoonheid onveranderlijk zijn, en vele malen groter dan die van de verscheidenheid en de verandering. Vroman heeft prachtige vondsten, terwijl Eijkelboom vaak een woord-voor-woord weergave biedt.

’Hij vadert voort boven verandering’: het is nog niet afgelopen met Gods bemoeienis met de wereld. Deze verandering, die is met Darwin wel goed in ons levensbesef doorgedrongen, maar God heeft de zaak ‘wereld’ niet aan zichzelf of aan onpersoonlijke processen overgelaten. ‘Hij vadert voort’. Wat een vondst!

Auteur: Ite Wierenga

Bronnen

Gerard Manley Hopkins (red.: W.H. Gardner), Poems and Prose. London 2008.
Gerard Manley Hopkins (red.: Gerald Roberts), Selected Prose. Oxford 1980.W. Bronzwaer (red.), Gerard Manley Hopkins – Gedichten, Keuze uit zijn poëzie met vertalingen en commentaren. Baarn 1984.
Op YouTube is een eenvoudige gesproken commentaar te vinden op het gedicht: klik hier (geraadpleegd: 30-04-2015)