Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

blz 1561 - Talloos de liederen



Tekst

Inleiding

Een liedboek in de maak: van 2008 tot en met 2012 zijn velen betrokken bij de samenstelling van wat later Liedboek – Zingen en bidden in huis en kerk zal gaan heten, bestemd voor een groot deel van protestants Nederland en Vlaanderen. Duizenden liederen komen op de tafels van redactie en redactionele werkgroepen; alles wordt gewogen, een deel wordt geselecteerd, een deel wordt te licht bevonden of ongeschikt geacht voor het doel. En veel valt af omdat het allemaal in een boek moet passen en dat kent zijn grenzen. Een boek met een voorkant en een achterkant, een heldere indeling om te kunnen zingen en bidden in huis en kerk. Hoeveel liederen kunnen er in een boek? Ongeveer duizend lijkt wel het maximum. Meer kan een gemeente nauwelijks aan. Welke gebeden en gedichten kunnen de weg wijzen in het gebedsleven, in het pastoraat, in persoonlijk gebruik?
Vaak lees je op de eerste pagina’s van een boek een motto, een vignet. Dat was gauw gevonden: de woorden van Psalm 92,2-3: ‘Het is goed de Heer te loven, uw naam te bezingen, Allerhoogste, in de morgen te getuigen van uw liefde en in de nacht van uw trouw’.
Als zoiets aan het begin staat, moet er dan ook niet iets aan het eind? Misschien minder vroom, meer verlangen na wat er ná een liedboek komt? Het Liedboek is geen gesloten canon, het laatste is hopelijk niet het allerlaatste. Komen er weer nieuwe liederen bij? Wat zingen volgende generaties?
Toen passeerde ‘Talloos de liederen’ van Willem Barnard de redactietafel. Een mooie tekst over liederen die nog moeten komen. Een lied voor een volgend liedboek. Daarom sluit dat lied dit Liedboek af, want het laatste lied is nog niet het allerlaatste, is nog niet geschreven: ‘Talloos de liederen, talloos / al die nog niet geschrevene… // Later geborenen weten / later gebeurende dingen…’

Ontstaan en verspreiding

De tekst van dit lied staat aan het einde van het boek De mare van God-bewaar-me. Over de eerste drie hoofdstukken van het vierde evangelie (Kapellen/Zoetermeer 2002, 119). Het lied werd in opdracht van de Oud-Katholieke Organisten Vereniging geschreven (oktober 2001) ter gelegenheid van haar twintigjarig lustrum. Willem Vogel schreef een melodie bij de tekst ter gelegenheid van dit lustrum. Tekst en melodie werden opgenomen in de appendix uit 2006 bij het Oud-Katholiek Gezangboek van 1990 (nr. 986) en in In wind en vuur (2023, nr. 97). In 2004 was het lied al gepubliceerd in Zingend Geloven 8 (nr. 34).

In het Liedboek is van het lied alleen de tekst van de eerste en vierde strofe opgenomen. De strofen 2 en 3 luiden:

Lafenis: water dat wijn wordt,
brood, het vermenigvuldigde,
liederen om te huldigen
uw levengevende
woord,

voor alleman en voor ieder,
tongval van achter de einder,
naamval van ‘Ik zal er zijn’, de
Komende, die van voortaan!

Inhoud

Van de betekenis van het fragment van de tekst, dat in het Liedboek is opgenomen – de vele nog niet geschreven liederen – was de dichter zich al veel eerder bewust. In zijn bundel Mythologisch (Amsterdam 1950) begint het gedicht ‘Geen hymne voorradig’ met de zinnen ‘Het beste is nog niet geschreven / het ligt verborgen in de taal…’ (vergelijk strofe 1, regel 1-2). In de regels 3 en 4 van deze strofe – ‘ook de nu nog niet levenden / zetten de dankzegging voort’ – verwijst de dichter naar de eucharistie (letterlijk ‘dankzegging’). De eucharistie is in de loop van het leven van Barnard van steeds grotere betekenis geworden.
Een viering van de paaswake in de oud-katholieke Sinte Gertrudis in Utrecht in 1982 werd voor Barnard ‘een keerpunt’. ‘Het was een openbaring: alles waar ik liturgisch weet van had, leefde daar’ (Willem Barnard, Een zon diep in de nacht, Vught 2009, 503). Wat hem na zijn predikantschap naar deze kerk deed gaan, is de eucharistie, de heilige tafel, de mis die alles met alles verbindt. Dit geheim van brood en beker is het dat ‘alle andere geheimen samenvat, leven en dichterschap, dood en geboorte, schepping en voltooiing’ (Guillaume van der Graft, Verzameld vertoog, Baarn 1989, 358).
Barnard ontdekte dit geheim in de zomer van 1955 in Engeland bij de anglicanen. ‘Water dat wijn wordt’, tot ‘lafenis’, ‘brood, het vermenigvuldigde’, en de ‘liederen, talloos’: de eucharistie verbindt dat alles met elkaar. Samen huldigen zij ‘uw levengevende woord’ (strofe 2).

Barnard houdt niet van het woord ‘God’. God is een raadsel. De Naam daarentegen zegt weliswaar onkenbaar te zijn, maar ‘wie eenmaal verstaat wat (wie) de Naam is, die zegt: de onkenbaarheid is enigermate kenbaar gemaakt, niet vatbaar, niet begrijpelijk, maar kenbaar’ (Willem Barnard, Een zon diep in de nacht, Vught 2009, 746, 14 mei 1990). Met ‘Ik zal er zijn’ (strofe 3, regel 3) is in dit lied de Naam ‘enigermate kenbaar’ gemaakt als de Komende. De toekomende tijd van de Naam geeft perspectief aan de liederen die later geborenen eens te meer zullen zingen. Ook zij die later enigermate kennis krijgen aan de naam ‘Ik zal er zijn’, zullen zingen ‘God in het mensenbestaan, / o zie ons aan!’ (slotregels), een verwijzing naar de liederen bij uitstek, de psalmen.
Waar in de liturgie de naam ‘Ik zal er zijn’, of nog beter ‘Ik zal gebeuren’ (strofe 4, regel 2), enigermate kenbaar is, heeft dat gevolgen voor het ‘ik’ (ego) van de mensen. Ineens hangt alles niet meer af van wat ik doe, maar wat er met mij gebeurt, doordat God herkenbaar is zoals in Exodus 3,14. Niet God, een hol woord, een raadsel, maar Hij die op aarde was: ‘God in het mensenbestaan’. Die ons aanziet (strofe 4, regel 5). ‘Ik kán om der wille van de eerlijkheid niet van ‘God’ spreken. Het woord zegt me niks. Hij dan, die op aarde was, herkenbaar als Die van Exodus 3,14. Die zijn zou. Hij is er geweest, ja, maar hij is weg. Nee, hij komt. En daarom vieren wij de eucharistie. Dan ‘is’ hij ‘er’? O, dat ‘er’ en o dat ‘is’. Buiten alle aanwijsbaarheid en voelbaarheid. Het is haast niet uit te houden, dat afzien van alle aanwijsbaarheid en ervaarbaarheid, dat sola fide’ (Een zon diept in de nacht, 821-822, 13 september 2003).

Deze tekst is tot stand gekomen op basis van bijdragen van Henk Schoon aan In wind en vuur: alle liederen (toegelicht) van Willem Barnard | Guillaume van der Graft (Skandalon, Middelburg 2023, deel II, 467-468) met een aanvulling van Pieter Endedijk.