Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

blz 350 - Niet aan bergen



Tekst

De psalmen

Haft maakte zijn eerste psalmbewerking voor het ‘psalmennummer’ van het tijdschrift Parmentier in 1995. ‘Toen had ik zin om door te gaan’ verklaarde hij tegenover schrijfster en columniste Marjoleine de Vos. Aan die zin hebben we de bundel te danken getiteld De Psalmen in de bewerking van Lloyd Haft (Amsterdam 2003).  

De lezer komt tot de ontdekking dat we te maken hebben met een eigenzinnige ‘bewerker’. In zijn gedichten die opgenomen zijn in het Liedboek komen de namen God en Heer niet voor, maar is er wel een instantie die wordt aangesproken, met het voornaamwoord ‘u’, een ‘u’ die Haft verbindt, in de geest van het oude testament, met ‘de naam’ en met de ‘ziende’. Een andere eigenaardigheid is de sterke bekorting of persing van de oorspronkelijk psalm. De paralellismen verdwijnen, instanties en concepten als vijanden, goddelozen, schuld en wraak worden weggelaten, en dat gebeurt ook met wat Haft zelf  noemt ‘het doen van uitspraken over eigen of andermans “rechtvaardigheid”’. Wat drukken deze bewerkingen en verwerkingen van deze eeuwenoude gedichten dan wel uit volgens Haft? Het is het benoemen ‘van ons verlangen naar God’.

Een van de mooie kanten voor lezers die vertrouwd zijn met de oudtestamentische psalmen is het lezen van Haft zonder het volgnummer van de psalmbewerking  te hebben gezien. Duikt er plotseling een woord op, of een associatie met de oude psalm die we herkennen? Dat kan verrassing, vreugde en ontroering teweeg brengen.

Naar Psalm 121

De lezer die graag met psalmen verkeert, zal tevreden constateren dat Lloyd Haft bepalende woorden uit Psalm 121 meeneemt in zijn gedicht, namelijk ‘bergen’, ‘hulp’, ‘voet’, ‘schaduw’, ‘maan’ en ‘zon’. En het is mooi en nieuw dat deze woorden bij Haft een plek vinden in een verinnerlijkt landschap. Het flauwe en versleten ‘tussen de oren’ vermijdt hij gelukkig natuurlijk, maar we moeten wel zoeken ‘achter mijn ogen’! Hier is vast sprake van een associatie met het Griekse woord muo, dat ‘de ogen sluiten’ betekent, en dat achter ons woord mystiek ligt. Dus uit de natuur leiden we niet besef of kennis van God af, niet uit bergen, of zon of maan. Hoe dat besef en die kennis van God achter de ogen is terechtgekomen, die vraag blijft buiten beschouwing. Niettemin: fraai is dat wat achter de ogen gebeurt wel een stevige plek in de wereld bewerkt:  ‘… raakt mijn voet de grond’. Dat besef heeft dus wel betekenis voor leven en wereld.

Het tweede deel, de laatste vijf regels van het gedicht, vormt een variatie op het eerste deel, maar gaat ook regelrecht terug naar Genesis 2,7, waar de mens zijn adem krijgt ingegeven door God en een levende ziel wordt. In dit tweede deel komt nog een aardige, dubbelzinnige retorische truc voor, de anastrofe: ‘in waar ik adem’ in plaats van het meer gangbare ‘waar ik inadem’, en daarna dezelfde verwisseling van het voorzetsel ‘uit’. Het woord ‘in’ is van zijn gewone plaats naar een opvallende positie verhuisd. Natuurlijk, het is wel gewoon Nederlands: inademen – en dat lezen of begrijpen we ook wel zo –, maar ik ken mijn hulp ook ‘hier, in waar ik adem’, en ‘uit waar ik adem’. Ik ken of herken die hulp in mijn ademen, in het gegeven dat ik leef!

Auteur: Ite Wierenga

Bronnen

Lloyd Haft, De Psalmen in de bewerking van Lloyd Haft.  Amsterdam, 2003; Nawoord: blz. 171-174.
Arie van den Berg, ‘Van 90 regels terug naar drie’. NRC, vrijdag 11 april 2003.
Marjoleine de Vos, ‘De betekenis van het zoeken’. NRC, vrijdag 15 augustus 2003.
Lloyd Haft Blog: http://lhaftblog.blogspot.nl