Morgengebed | |||
Dietrich Bonhoeffer | |||
Lieke Frese |
Tekst
1. Inleiding
Dit gebed kun je in een paar tellen lezen. Maar wil het echt voor jezelf een verlangen naar licht en hulp van buitenaf in een moeizame situatie zijn, dan heb je meer tijd nodig. Verstaan van een tekst is altijd ook jezelf in je eigen situatie verstaan. En daar is kennelijk tijd voor nodig. Deze inleiding raadt je aan, eerst bij jezelf te rade te gaan zonder verder de toelichting te lezen.
1.1 Bidden als vraag aan God
Zou je dit gebed bewust willen meebidden, dan vraag je feitelijk aan God jou te helpen te bidden. Vind je dat vreemd, dat je dat aan God vraagt?
Eigenlijk is die vraag in de tekst de enige vraag in de liedboektekst. Misschien denk je ook wel dat bidden vooral vragen is. Maar bidden is vaak tegelijk ook een uiting van vertrouwen. Bezie maar eens één zo’n geloofszin voor jezelf nader. Bijvoorbeeld de zin: ‘in mijn hart is bitterheid, bij U is geduld’. Bitterheid? Herken je een situatie bij jezelf waarin je bitter bent? En heb je dan (ook) hulp nodig van Gods pure goedheid om de bitterheid bij jezelf onder ogen te zien en te herkennen? En hoe hangt dan je bitterheid samen met geduld dat volgens het door jou biddend uitgesproken geloof actief tegenwoordig is, buiten je, in en vanuit een sfeer van Gods goedheid? Door zulke overwegingen kun je de strekking van deze zin ter harte nemen.
1.2 Bidden vanuit het perspectief van een gevangene
Wat je bedacht hebt, zal je wellicht ook raken als je probeert te bedenken dat deze gebedstekst door een gevangene is geschreven, eind november 1943. De auteur, de beroemde Duitse predikant en theoloog Dietrich Bonhoeffer (1906-1945) zit dan al bijna acht maanden in voorarrest in de legergevangenis van Tegel (Berlijn) op verdenking van betrokkenheid bij het voorbereiden van een aanslag op Hitler.
Probeer maar eens het perspectief van een gevangene in te nemen en je bij de tijdsaanduiding ‘vroege morgen’ af te vragen of een gevangene vroeg wakker is? Was het een slapeloze nacht? Een dominee denkt vrijwel dagelijks na over het spreken over en tot God. En nu merkt Bonhoeffer op dat God hem moet helpen te bidden en zijn gedachten in lijn te brengen voor God. Misschien is het ook mogelijk je te verplaatsen in de onzekerheid die in dit gebed wordt verwoord over de weg die deze gevangene gaat. Terwijl toch ook wel weer een vertrouwen wordt geuit dat God, in aandacht en zorg, de weg weet voor jou in je penibele situatie.
Deze verlangzaamde manieren van lezen brengen je bij je zelf in betrekking tot God en ook bij je invoelingsvermogen in andermans situatie. Dat zijn voorwaarden voor oprecht bidden vanuit de diepte van de situatie.
In het vervolg kun je een nadere toelichting vinden. Steeds worden aspecten belicht, ook vanuit het leven van de auteur. Elke toelichting staat op zichzelf en beoogt je verdieping te verschaffen in je zoektocht naar oprecht bidden.
Het morgengebed in het Liedboek is een beginfragment van een groter gebed. Het gehele gebed is met toelichting onder punt 6 te vinden.
2. Opbouw en strekking
Het gebed roept God aan om hulp te geven bij het bidden, tekent lastige gemoedsgesteldheden en spreekt uit wie God als alternatief krachtenveld van ultieme barmhartigheid, gerechtigheid en vrijheid hopelijk kan zijn. Het gebed is bedoeld als gebed aan het begin van een nieuwe dag met al zijn mogelijkheden en onmogelijkheden. Kennelijk moet daarvoor tijd worden ingeruimd, misschien wel dagelijks.
Uit het gebed spreekt onrust in allerlei toonaarden. De bidder legt zijn moeite om te bidden en zijn gemoedsgesteldheid voor aan God en aan zichzelf. Er ontvouwt zich een Godsbeeld. God wordt als gebedshulp begrepen, als stimulans om gedachten te ordenen, als een persoon of werkelijkheid die nabij is en je niet verlaat en je je weg in het leven doet inzien. God heeft licht om zich heen, hulp, vrede en geduld. Wie het bidt, vertrouwt erop dat God iets van deze heilzame beseffen kan overdragen om het innerlijk van een mens te bekrachtigen.
3. Verdieping
De bidder heeft het over weinig moed, durf en vertrouwen. In de oorspronkelijk Duitse versie is niet sprake van ‘bevreesd’ (tweede alinea, regel 3), maar van ‘kleinmutig’. De bede brengt onder woorden wat van Godswege verwacht mag worden: licht in de donkerte van het leven. Maar de bidder moet zelf bedenken wat dan licht in de eigen specifieke duisternis inhoudt. Zo kan de gewenste nabijheid in de eenzaamheid (van de cel bijvoorbeeld) verstaan worden als hoop op voelbare geborgenheid. En vrede kan eventueel begrepen worden als innerlijke rust, aanvaarding en overzicht als de gedachten al te veel onrustig heen en weer gaan. Bij bitterheid is de hoop op geduld verrassend. Misschien zit er de ervaring achter dat bitterheid in het leven niet zomaar verdwenen is, of dat bitterheid juist schuldgevoelens oproept en dan aangewezen is op goddelijk geduld. Het is goed voor te stellen dat een bidder inzicht wenst in de weg die God als puur liefdevolle metgezel gaat met hem of haar, inzicht dat aan het niet begrijpen van zin en lijn een einde maakt in de beklemming van de gevangenschap of van andere manieren van vastzitten in het leven.
Maar licht of vrede is er niet zomaar. De contrasten zoals tussen licht en donker, en tussen onrust en vrede vormen juist het thema van het gebed. Impliciet legt het biddend verlangen naar licht of vrede wel een begin van verbinding met het overwinnen van duisternis en onrust.
4. Een gebed geschreven voor medegevangenen
Bonhoeffer zit vanaf 5 april 1943 tot zijn dood gevangen. Hij sterft uiteindelijk op 9 april 1945 standrechtelijk aan de galg in het concentratiekamp Flossenburg. De liedboektekst is te vinden in de gevangenisbrieven die Bethge na Bonhoeffers dood uitgaf onder de titel Widerstand und Ergebung (Verzet en Overgave). Hij maakt deel uit van ‘gebeden bestemd voor medegevangenen’ (kerst 1943). Het gebed vormt het begin van een morgengebed, dat samen met een avondgebed en een gebed in bijzondere nood geschreven is op verzoek van het gevangenispastoraat voor gebruik in de gevangenis. Kopieën van teksten zijn bij gevangenen in de cel binnengesmokkeld.
Bonhoeffer volgt in de gevangeniscel gedisciplineerd de getijden, waarvan het morgengebed en avondgebed deel uitmaken, evenals het Psalmengebed. In de gevangenis is hij meteen begonnen met het lezen en uit het hoofd leren van liederen van Paul Gerhardt (1607-1676), zoals hij aan zijn ouders schrijft op 14 april 1943. Het gehele morgengebed sluit af met de volgende liedregels van Gerhardt, waarin degene die zingt zijn zorgen bij God neergelegd weet. Degene kan hardop zingend innerlijk beseffen dat de leiding van God uit veel angsten bevrijd.
In het Duits bezingt het lied de slaap als opmontering. En heeft het weet van een lieve morgen, waarin nieuwe liefde en goedheid te aanschouwen vallen. Dat is wat Bonhoeffer verwacht van het herhaalde morgengebed, dat de nieuwe dag, ook in de gevangenis als een fris geschenk wordt ontvangen.
Wenn ich schlafe, wacht sein Sorgen (Evangelisches Gesangbuch 325:7) |
Al mijn zorgen zijn zijn zorgen, (Liedboek 903:5, vertaling Ad den Besten) |
Dit gebed schreef Bonhoeffer voor zichzelf en anderen met het oog op het persoonlijke of gemeenschappelijke ochtendgebed, waarin ook een lied kan klinken. Hij geeft dit tekstfragment uit handen in de hoop dat medegevangenen zijn gebedstaal kunnen verstaan en uit een eventueel persoonlijk (herhaald) ochtengebed kracht en moed weten te putten.
Bonhoeffer is met de trefzekere en sobere taal van het gebed wars van holle geloofstaal en geloofsuitingen die de eigen persoonlijke existentie verbloemen of overstemmen. Theologische geloofsreflectie, ethiek, persoonlijke situatie en bidden behoren volgens hem samenhang te vertonen en staan bij hem persoonlijk dicht bij het geleefde leven, dat hij zal verliezen. Zo wil hij in deze tekst niet om vrede bidden als hij niet ook bereid is de strijd aan te gaan met de eigen onrust, hoe begrijpelijk die in zijn situatie ook is.
Ook een lezer van nu kan zijn eigen situatie en gemoedsgesteldheid in dit morgengebed inlezen. Begrippen als bitterheid, geduld, onrust of vrede zijn als het ware ruimten die een hedendaagse bidder op zijn of haar manier kan invullen met het eigen levensverhaal.
5. Situatie en gemoedsgesteldheid
Enkele biografische gegevens betuigen wat Bonhoeffer in het algemeen verwacht van bidden en hoe diep de onrust ging toen Bonhoeffer dit gebed op verzoek schreef voor zijn medegevangenen.
5.1 Bonhoeffer hecht aan het geregelde gebed
Als Hitler in 1933 aan de macht komt en de afkeer en uitsluiting van Joden georganiseerde, gewelddadige en dodelijke vormen begint aan te nemen, rijst in de familie Bonhoeffer verzet tegen het nationaal-socialisme. De opkomst van de ‘Deutsche Christen’, die het fascistische nationaalsocialisme religieus legitimeren en steunen, leidt tot de tegenbeweging van de ‘Bekennende Kirche’. Aan het predikantenseminarie van de Bekennende Kirche, onder andere in Finkenwalde, krijgt Bonhoeffer in 1935 de leiding. Hij is dan 29. Een van de kenmerken aldaar is een gestructureerde opzet van gemeenschappelijk leven met onderlinge biecht en dagelijkse getijden, waarin de lezing van de Psalmen, het beoefenen van stilte en meditatie, de dagteksten van de Hernhutters en gebeden een spiritueel vormende rol spelen. Het is niet wettisch bedoeld, maar teken van orde en trouw aan God.
5.2 Gebed en geloofsstrijd
Als theoloog is Bonhoeffer actief in de wetenschap en ook in de opkomende oecumenische beweging. Hij houdt belangrijke lezingen en heeft veel internationale contacten. In 1939 is hij in Amerika beland om daar aan een universiteit te gaan werken, maar hij keert terug naar Duitsland, de plaats waar hij zich gesteld en geroepen weet. In die tijd maken zijn dagboeken gewag van grote onzekerheid en geloofsstrijd. ‘God ziet vast hoeveel persoonlijks, hoeveel angst in mijn beslissing steekt, hoe moedig die er ook uitziet.’ Bonhoeffer maakt duidelijk dat mensen beslissen en handelen op grond van steekhoudende argumenten. Alles kan men beargumenteren. Maar het uiteindelijke besluit wordt toch vanuit een sfeer genomen, die verborgen blijft:
‘In zo’n omstandigheid kan men slechts bidden, dat God ons wil oordelen en vergeven… En aan het eind van de dag kan ik alleen maar bidden, dat Gods oordeel genadig zal zijn over de dag en over alle beslissingen.’
Hij vraagt zich af of de uitnodiging naar Amerika wel een gebedsverhoring was. En hij vindt het onder de maat te denken dat zijn besluit om terug te keren naar Duitsland uit heimwee voortkomt, een gevoel dat hij van zichzelf zo niet kent. Is het niet onverantwoord met het oog op zoveel andere mensen nee te zeggen tegen de eigen toekomst en die van veel anderen? Zal hij er spijt van krijgen? Zo mag hij ook weer niet van zichzelf denken. Voorop moeten staan de belofte en de vreugde aan de arbeid thuis en dan pas mogen andere overwegingen meespelen. Als hij dan opnieuw een strenge dagtekst leest, verzucht hij:
‘Ik ken me zelf niet meer. Maar God laat zich kennen; en aan het eind zal alle handelen en doen helder zijn.’
‘God zal zitting houden als iemand die zilver smelt en het zuivert.’ (Maleachi 3:3)
Opmerkingen als deze in het dagboek onderstrepen de betekenis van Bonhoeffers regelmatige gebed en zelfreflectie alsmede de spirituele ernst van denken en handelen in zijn bestaan van alledag. Persoonlijk wil hij zo tegenover God gewetensvol en verantwoord zijn (Bethge, Biografie, 735). Deze gewetensvolle manier van doen werpt licht op het morgengebed in het Liedboek, waarin Bonhoeffer tracht Gods weg met hem te begrijpen.
5.3 Zorgen
In 1943 zijn de zorgen groot, om zichzelf en om zijn familie. Bonhoeffer is sinds begin 1943 verloofd. Zijn zus en Joodse zwager zijn naar Engeland gevlucht. Zijn broer en twee van zijn zwagers zijn eveneens begin april 1943 gearresteerd. Zij allen zitten vast vanwege het voorbereiden van een aanslag op Hitler (en ook zij zijn in 1945 omgebracht). Eind 1943 is er hoop op vrijlating, maar in de zomer van 1944 komen er feiten aan het licht waardoor onderzoek en gevangenisbewind veel strenger worden. 28 december 1944 mag hij toch zijn jarige moeder schrijven. Hij laat dan de groeten overbrengen aan Maria, zijn verloofde, die dan bij zijn ouders woont. Hij hoopt dat het nieuwe jaar een lichtschijnsel zal brengen en dat hij met de familie in vreugde samen zal kunnen zijn. ‘Dat God jullie gezond mag houden’. Hij voegt dan het door hem gedichte lied ‘Door goede machten trouw en stil omgeven’ Liedboek 511) aan het briefje toe. Een lied, geschreven in een nog zwaardere en uitzichtlozere situatie dan die van het morgengebed, dat de eenzaamheid uitspreekt.
5.4 De situatie van eind november 1943
De tekst in het Liedboek is eind november 1943 geschreven. Hoe het toen met Bonhoeffer ging valt op te maken uit de brieven uit die periode, die hoop op vrijlating, moed, kracht en aandacht uitstralen en tegelijk ook vertwijfeling tonen. Op 18 november 1943 maakt Bonhoeffer gewag van depressieve aanvechtingen, die hadden kunnen uitlopen op zelfmoord, maar hij zal noch de mensen noch de duivel dat plezier doen. Hij zegt dan dat de liederen van Paul Gerhardt, de Psalmen en de Openbaring van Johannes hem daarvoor hebben behoed.
Bonhoeffer schrijft op 29 november dat hij gedurende de nachtelijke, zware luchtaanvallen van 23 november met weinig hoop op een goede afloop op de grond van zijn cel lag en dat hij zich heel elementair teruggeworpen wist op Bijbel en gebed. Bij de aanvallen in die tijd is er veel angst en herrie: gevangenen slaan in paniek tegen de deuren, schreeuwen om hulp, er zijn gewonden. De ramen zijn gesprongen. Bonhoeffer maakt een testament op (18 en 23 november 1943). In deze angstige periode schrijft hij voor medegevangen zijn doorleefde gebeden.
Op 15 december 1943 krijgt Bethge in een brief te lezen dat de gruwelijke indrukken Bonhoeffer vaak tot in de nacht vervolgen en dat hij ze kan verbijten door het opzeggen van talloze liedverzen. En dat door die impressies de dag vaak begint met zuchten en niet met God loven. Aan de fysieke ontberingen went men in de gevangenis, maar aan de psychische niet. Misschien dat verwijzing in het morgengebed naar de bitterheid en het beroep op het geduld van God ook slaat op het feit dat de in een gevangenis - o zo begrijpelijk - verbittering eigenlijk de waardigheid van de mens aantast, terwijl een mens als beeld, als weerspiegeling van Gods geduldige aanvaarding juist geroepen niet te verzinken in een moeras van bitter bestaan.
‘Ik heb het gevoel, ik word door wat ik zie en hoor jaren ouder en de wereld wekt mijn afkeer en is me tot last.’
Hij denkt dat hij zijn leven eigenlijk al achter zich heeft, behalve dat hij zijn Ethik nog moet afmaken. En in diezelfde brief toont hij liefdevolle bezorgdheid om zijn jonge verloofde, Maria von Wedemeyer, die de last van zijn gevangenschap meedraagt. Hij beschrijft zijn verlangen naar een kind. Over eenzaamheid en een weg gaan gesproken: deze opmerkingen geven existentiële diepte aan de eenvoudige en eerlijke gebedsbewoordingen van het morgengebed dat in die dagen ontstaan is.
5.5 Persoonlijkheid en afhankelijkheid
Betghe, vriend en biograaf, getrouwd met een nichtje van Bonhoeffer, verwondert zich over een spanning tussen de persoon Bonhoeffer en zijn geloofspraktijk. Hoe kan het dat iemand met een trots karakter alles van deemoed en verootmoediging in het gebed verwacht? Dat iemand die nerveus reageert wanneer hij zich voor grove en subtiele afhankelijkheid gesteld weet, toch alles verwacht van een bestemming buiten zich? Dat iemand die besluitvaardig is zoals weinigen dat zijn zich dagelijks onderwerpt aan zorgvuldige meditaties? Dat iemand die als een dominerende persoonlijkheid weet wat hij wil toch bidt dat hij niets kan. Dat iemand met distantie, die niet snel zich zichzelf laat zien, zich toch oprecht oefent in totale overgave aan God? (Bethge 1984, 7) Deze bidder is een doener en deze doener een bidder: het ‘horizontale’ doen (zoals opkomen voor Joden of iemand zijn voor anderen) kan niet zonder het ‘verticale’ (op God gerichte Psalmen bidden). ‘Bidden en het rechtvaardige doen’, daar gaat het om in het toekomstig christelijk geloof. zo schrijft Bonhoeffer in mei 1944 in een beroemde doopbrief aan de pasgeboren zoon van zijn vriend en nichtje.
6. De liedboektekst als begin van een groter gebed
Aan het volledige gebed is te zien dat bidden niet alleen het eigen bestaan met moedeloosheid of eenzaamheid ter sprake brengt, maar ook dank omvat en voorbeden behelst voor familie, medegevangenen en bewakers. Wie tot God bidt, denkt er ook aan om naasten toe te vertrouwen aan Gods aandacht.
Tot U, God, roep ik in de vroege morgen.
Help mij te bidden
en mijn gedachten te richten op U,
ik kan het niet alleen.
In mij is duisternis, bij U is licht.
Ik ben eenzaam, Gij verlaat mij niet.
Ik ben bevreesd, bij U is hulp.
Ik ben onrustig, bij U is vrede.
In mijn hart is bitterheid, bij U is geduld.
Ik begrijp uw wegen niet, maar Gij kent mijn weg.
Vader in de hemel,
ik prijs U en ik dank U voor de nieuwe dag
ik prijs U en ik dank U voor al uw goedheid
en trouw, die ik in mijn leven ervaren heb.
Gij hebt mij veel goeds gegeven,
laat mij nu ook wat zwaar is
uit Uw hand aanvaarden.
Gij zult mij niet meer opleggen
dan ik kan dragen.
Gij doet alles ten goede keren
voor Uw kinderen.
Heer Jezus Christus,
Gij leefde in armoe
en ellende, gevangen en verlaten zoals ik.
Gij kent alle nood van de mensen.
Gij blijft bij mij
ook als niemand meer naast mij staat.
Gij vergeet mij niet, Gij zoekt mij,
Gij wilt dat ik U zie en mij tot U wend.
Heer, ik hoor uw roep en volg U,
help mij!
Heilige Geest,
geef mij het geloof, dat mij bevrijdt
van vertwijfeling,
ziekelijk verlangen en zonde
geef mij liefde tot God en de mensen,
een liefde, die alle haat en bitterheid uitbant.
Geef mij de hoop, die mij bevrijdt
van vrees en moedeloosheid.
Heilige, barmhartige God,
mijn Schepper en mijn Heiland,
mijn Rechter en mijn Verlosser,
Gij kent mij en alles wat ik doe.
Gij haat en straft het kwaad in deze
wereld en in gene, zonder aanzien des persoons.
Gij vergeeft ons zonden,
als wij het U oprecht vragen.
Gij hebt het goede lief en beloont het op deze aarde
met een getroost geweten
en in de komende wereld
met de kroon van gerechtigheid.
Voor U staand denk ik aan al de mijnen,
aan de medegevangenen en aan allen,
die in dit huis hun zware dienst verrichten.
Heer, erbarm U!
Schenk mij de vrijheid terug
en laat mij nu zo leven,
dat ik het kan verantwoorden
tegenover U en de mensen.
Heer, wat deze dag ook brengt, -
Uw naam zij geprezen!
Amen.
Enkele kenmerkende aspecten uit dit morgengebed aan het begin van een nieuwe levensdag zijn:
- Het gebed is gericht tot God, de Vader, tot Jezus Christus, tot de heilige Geest en tot de heilige en barmhartige Schepper en Bevrijder. Het krijgt daardoor een duidelijk persoonlijk - en in de Bijbel betuigd - tegenover dat de eigen innerlijke overwegingen overstijgt, soms weerspreekt en de soms beklemmende gebedssituatie opent voor toekomst en vrede.
- Goed doen en denken loont: het troost het geweten nu en bekroont het met gerechtigheid in de komende wereld.
- God heeft een grote hekel aan kwaad. Er is bij God straf en ook vergeving voor wie oprecht boete doet. Zo blijft de bidder, ook in de gevangenis, hopen op ultiem recht en verantwoordelijk leven met en voor en anderen en voor God.
- De Geest geeft de innerlijke kracht die bij mensen haat en bitterheid kan overwinnen en die bevrijdt van vrees en moedeloosheid. Dit zijn ook de thema’s van het begin van dit morgengebed, dat kan helpen de rug mentaal recht te houden.
- Jezus Christus weet wat ellende, armoede en gevangenschap is en roept de bidder en dus ook de gevangenen op tot navolging van zijn houding en is nabij.
- Het bidden tot God de Vader bepaalt de bidder in dank bij herinneringen aan het goede, geschonken leven, maar leidt ook tot de wens het zware lot zodanig te ontvangen dat Gods hand in het verdragen ervan als bijstand wordt gevoeld.
- De bidder van dit gebed hoopt sterk op het terugkrijgen van de vrijheid.
- Mensen kunnen van nature wensen, hopen, zuchten, klagen, jubelen. Maar iemand die bidt, is bereid om Gods Woord toe te eigenen. Gebedstaal ontvangt een bidder uit de Psalmen, of uit woorden van Jezus. Bidden is niet alleen het hart uitstorten, maar vooral zich concentreren op het ene nodige, Gods woorden uitspreken en God daaraan houden.
7. Verband
Het kan voor het toe-eigenen van de kracht van dit morgengebed behulpzaam zijn ook eens te kijken naar de plek in het Liedboek waar het gebed tot op zekere hoogte toevallig is terechtgekomen. Liedboek 219 bezingt licht om te leven voorbij de duisternis. Liedboek 218 wil de dag niet met gezucht beginnen, maar met dank, ook voor steun in moeilijkheden. En Liedboek 220 vertelt in couplet 1 hoe ons lied taalt naar de God van vrede, zoals zaad in het donker van de akkergrond het licht zoekt. De adem van de Geest geeft innigheid en gloed (couplet 4) en smeekt dat de zangers geleid worden uit het huis van schade en schande. Deze liederen vormen, hoe toevallig ook, een passende omgeving voor de intentie van Bonhoeffers morgengebed.
Auteur: Evert Jonker
Geraadpleegde literatuur
Het oorspronkelijke gebed staat in: Dietrich Bonhoeffer, Widerstand und Ergebung, Briefe und Aufzeichnungen aus der Haft. Herausgegeben von Eberhard Bethge. Neuausgabe. München 1977, 158ff. (Dietrich Bonhoeffer, Verzet en Overgave, Kampen 2017).
De Nederlandse vertaling van het hele morgengebed staat in: Dietrich Bonhoeffer, Tot de nacht voorbij is. Gedichten, Baarn 1976, 7v.
Eberhard Bethge, Dietrich Bonhoeffer. Eine Biographie, München 1970, 897-1001.
Eberhard Bethge, Zwischen Finkenwalde und Tirpitzufer. Der Ort des Gebetes in Leben und Theologie von Dietrich Bonhoeffer, Kampen 1984 (Tirpitzufer is een adres waar beraadslaagd werd over verzet tegen Hitler).
Renate Bethge und Christian Gremmels, Dietrich Bonhoeffer. Zijn leven in beeld, Kampen 2005.
Jürgen Henkys, Geheimnis der Freiheit. Die Gedichte Dietrich Bonhoeffers aus der Haft. Biographie-Poesie-Theologie, Gütersloh 2005. (p. 75-82 over de betekenis van Paul Gerhardt voor Bonhoeffer; p. 262-291 over Liedboek 511).