Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

blz 909 - Soms ben ik bang dat u niet blijft


Antwoord

Gabriël Smit

Tekst

Het sonnet ‘Antwoord’ schreef Gabriël Smit in opdracht van de NCRV voor de literaire radiokroniek Literama (uitzending december 1975) en de hieraan gekoppelde bundel En allen die het hoorden verbaasden zich, Gedichten over een geboorte, samengesteld door Wim Ramaker en uitgegeven door Kok (Kampen z.j.) Het is een vrij toegankelijk kerstgedicht, dat zich gemakkelijk laat samenvatten. Er is een ‘ik’ die zijn zorgen uitspreekt over het kind dat hij ziet in de kribbe. Ik ga er even vanuit dat de ‘ik’ Jozef is. Van Maria, de moeder, weet hij dat het kind voorbestemd is mensen waarheid te leren. Hij is bang dat deze missie niet goed zal aflopen. In een wereld vol weerspannigheid en verraad lijkt geen plaats voor een zachtmoedige vredestichter. Moet hij het kind nu waarschuwen en zeggen dat het een andere, minder gevaarlijke, weg moet kiezen? De stilte rond het kind, het nachtelijke mysterie van kosmos en levensadem, is een betekenisvol antwoord. Uiteindelijk zal het goed aflopen: zelfs op aarde vrede.

Waarom ga ik er zomaar vanuit dat de ‘ik’ Jozef is? Omdat niemand anders dan hij, een getuige van het eerste uur, op de hoogte was van de boodschap die Maria van de engel ontvangen had. Dat Jozef het kind met ‘u’ aanspreekt, is niet verwonderlijk. Hij is vervuld van een grote eerbied voor dit godskind in de kribbe. Ook het woord ‘soms’ is van belang in dit verband. Alleen Jozef kan dit zeggen omdat hij te midden van de verwarrende gebeurtenissen meer dan eens door twijfel overmand zal zijn.

Natuurlijk mogen en kunnen wij ons als lezers met Jozef identificeren. Maar wel met deze aantekening dat zijn bange ‘vermoeden’ voor ons een zeker ‘weten’ is: voeten die leegbloeden (regel 2), verraad (regel 4), het zijn verwijzingen naar het lijden van Christus. Er is nog een andere reden om het gedicht in ons perspectief te plaatsen: het verraad aan dit kind, aan deze mens, aan zijn waarheid, is ook in onze tijd op talloze plaatsen, in talloze situaties, helaas nog schrijnend aanwezig. Tegelijkertijd kunnen wij bevestigen wat Jozef als antwoord in het lied van de stilte hoort. Het is de belofte dat het verraad niet het laatste woord heeft: zelfs op aarde vrede.

De wending in dit sonnet valt niet, zoals meestal het geval is, tussen het octaaf (regel 1-8) en het sextet (regel 9-14). Het bange vermoeden in strofe 1 en 2 loopt als vanzelf uit op de vragen in strofe 3: ‘Moet ik u dan nu… ? Zeggen: doe het niet, doe het anders….?’ De wending valt dan vreemd genoeg midden in de eerste regel van de laatste strofe met de woorden ‘Uw eigen stilte’.

Opvallend is het kettingrijm in strofe 1, waarbij de rijmwoorden (lege, wegen en tegen) het einde en het begin van de regels markeren. Over het geheel genomen springt de dichter vrij gemakkelijk met het eindrijm om. Soms is er alleen klinkerrijm: kribbe – stilte (regel 9 en 12); soms zelfs dát niet: beter – leren (regel 6 en 7). Van een strak metrum is in dit gedicht evenmin sprake.

Opvallend ten slotte zijn enkele enjambementen: zinnen die, zoals in meer gedichten van Gabriël Smit, niet alleen over de grens van de regels, maar ook over die van de strofen heen lopen: strofe 1-2 en strofe 3-4. Deze enjambementen versterken het spreektaalkarakter van dit kerstgedicht.

Auteur: René van Loenen