Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

blz 93 - Ik zal u blijven storen



Tekst

De psalmen

Haft maakte zijn eerste psalmbewerking voor het ‘psalmennummer’ van het tijdschrift Parmentier in 1995. ‘Toen had ik zin om door te gaan’ verklaarde hij tegenover schrijfster en columniste Marjoleine de Vos. Aan die zin hebben we de bundel te danken getiteld De Psalmen in de bewerking van Lloyd Haft (Amsterdam 2003).  

De lezer komt tot de ontdekking dat we te maken hebben met een eigenzinnige ‘bewerker’. In zijn gedichten die opgenomen zijn in het Liedboek komen de namen God en Heer niet voor, maar is er wel een instantie die wordt aangesproken, met het voornaamwoord ‘u’, een ‘u’ die Haft verbindt, in de geest van het Oude Testament,  met ‘de naam’ en met de ‘ziende’. Een andere eigenaardigheid is de sterke bekorting of persing van de oorspronkelijk psalm. De parallellismen verdwijnen, instanties en concepten als vijanden, goddelozen, schuld en wraak worden weggelaten, en dat gebeurt ook met wat Haft zelf noemt ‘het doen van uitspraken over eigen of andermans “rechtvaardigheid”’. Wat drukken deze bewerkingen en verwerkingen van deze eeuwenoude gedichten dan wel uit volgens Haft? Het is het benoemen ‘van ons verlangen naar God’.

Een van de mooie kanten voor lezers die vertrouwd zijn met de oudtestamentische psalmen is het lezen van Haft zonder het volgnummer van de psalmbewerking te hebben gezien. Duikt er plotseling een woord op, of een associatie met de oude psalm die we herkennen? Dat kan verrassing, vreugde en ontroering teweegbrengen.

Naar Psalm 28

Dit gedicht, geïnspireerd door Psalm 28, begint al direct met een een paar omkeringen. ‘U zwijgt’ wordt tot: ‘Ik zal u blijven storen’. U storen, net zo lang totdat ik dood ga. De dichter wil ook begraven worden met zijn roep naar God.

Dat ‘storen’ zal ingegeven zijn door de gedachte dat God wel ziet, bron is, de ‘ziende’ is, maar niet ingrijpt; dat is een  een gedachte over het Godsbestaan die volgens Haft ‘nog wel doenlijk is in deze tijd’. Een andere omkering is deze: de psalm roept God op uit te varen, te ‘woeden’ tegen de kwaadwilligen, maar hier is het juist de dichter die woedend is, en woedt. Tegenover Marjoleine de Vos bekent Haft dat het moderne schouders ophalen over godsdienst hem ergert. Dat is een notie die hij dan ook interessant van de oude psalm naar zijn gedicht transponeert: ‘Ik woed om u’. Tenslotte: de psalm van David noemt in twee opeenvolgende verzen zowel het (slechte) werk van hun (de kwaadwilligen) handen, als het (uiteraard) goede werk van Gods handen, maar de psalm van Haft noemt de vragende handen van de storende, de vragende en roepende gelovige.

Veel van de oudtestamentische psalmen eindigen met een oproep tot het volk om God voor zijn gunstige ingrijpen te loven. Ook in Psalm 28 komt zo’n slot voor. Maar Haft heeft aan de zoekende zekerheid dat God er is genoeg, wat het volk er verder ook van vindt.

Auteur: Ite Wierenga

Bronnen

Lloyd Haft, De Psalmen in de bewerking van Lloyd Haft. Amsterdam, 2003; nawoord: blz. 171-174.
Arie van den Berg, ‘Van 90 regels terug naar drie’. NRC, vrijdag 11 april 2003.
Marjoleine de Vos, ‘De betekenis van het zoeken’. NRC, vrijdag 15 augustus 2003.
Lloyd Haft Blog: http://lhaftblog.blogspot.nl