Zoek een persoon

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} personen getoond

Geen personen gevonden

Rudolf Alexander Schröder


geboren: 26 januari 1878 in Bremen (Duitsland)
overleden: 22 augustus 1962 in Bad Wiesse (Duitsland)

Bijdragen in het Liedboek

342 In God de Vader op zijn troon (t)
379 Breek ons, Heer, het brood (t)

Leven en werk

Rudolf Alexander Schröder stamt uit een vooraanstaand handelsgeslacht. Hij was de enige zoon in een gezin dat naast vader en moeder verder uit negen dochters bestond. Eén van zijn zussen, Dora, bleef evenals Rudolf ongetrouwd en zou vanaf midden jaren dertig bij hem blijven als verzorgster en secretaresse.
Na de middelbare school studeerde Schröder in München, waar hij vanaf 1897 woonde, muziek, architectuur en kunstgeschiedenis. In 1899 richtte hij samen met een aantal bevriende kunstenaars het tijdschrift Die Insel op. Vanaf 1909 werkte hij in Berlijn als architect, waarbij hij zich richtte op binnenhuisarchitectuur. Rond de eeuwwisseling werden zijn eerste literaire werken gepubliceerd. Zijn dichtwerk bestond uit onder meer oden, sonnetten met dikwijls nationaal-conservatieve thema’s, zoals blijkt uit de titels van zijn dichtbundels: Neue Deutsche Oden en Heilig Vaterland. Hij onderhield contacten met beroemde dichters als Rainer Maria Rilke en Hugo von Hoffmannstal.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog werkte Schröder als recensent in Brussel. Mede als gevolg van de verschrikkingen van de oorlog wendde hij zich in toenemende mate tot het christelijk geloof . Na deze oorlog pakte hij zijn werk als architect weer op. Vanaf 1931 gaf hij de architectuur op om zich voortaan te wijden aan de literatuur, waarbij hij zich toelegde op het schrijven van essays en gedichten.
Vanaf de jaren dertig hield hij zich bezig met het schrijven van geestelijke liederen, maar bleef daarnaast ook wereldlijke poëzie schrijven. Gedreven door de gedachte van ‘Innere Emigration’ verhuisde hij naar Oberbayern waar hij als docent werkte en een ambivalente houding tegenover het nationaalsocialisme aan de dag legde. Hij sloot zich aan bij de als ‘intact gebleven’ bekendstaande Bayerische Kirche, waarvoor hij veel werkzaamheden verrichtte, onder meer als lekenprediker. Na de oorlog zou hij in de erfopvolger van deze kerk, de Evangelisch-Lutherische Landeskirche, de eerste synodevoorzitter worden.

Schröder sloot zich aan bij de Bekennende Kirche. Hij ging werken als lekenprediker en was in 1942 lector van de Evangelische Landeskirche in Bayern en in 1946 lid van de synode van de Evangelische Kirche. Daarnaast had hij in de periode 1946-1950 de leiding van de Kunsthalle te Bremen.
Tussen 1953 en 1958 verscheen zijn Gesammelte Werke. Voor zijn literaire werk ontving Schröder vele onderscheidingen. In 1954 werd hij benoemd tot ereburger van Bremen, kreeg hij de Goethe-Plakette van Frankfurt am Main en tevens het Großes Bundesverdienstkreuz.

Auteur: Jan Smelik / Cees-Willem van Vliet

Literatuur (selectie)

Rudolph Adolph, Leben und Werk von Rudolf Alexander Schröder. Ein Brevier. Zum 80. Geburtstag des Dichters.  Frankfurt am Main 1958.
Herbert Lölkes, Rudolf Alexander Schröder - Dichter der christlichen Gemeinde. Stuttgart 1983.
Detlev Block, Das Lied der Kirche. Gesangbuchautoren des 20. Jahrhunderts: Arno Pötzsch, Otto Riethmüller, Rudolf Alexander Schröder. Lahr 1995.
Marion Heide-Münnisch, Homo viator. Zur geistlichen Dichtung Rudolf Alexander Schröders. Frankfurt am Main, etc. 1996.
Hans-Albrecht Koch (Hrsg.), Rudolf Alexander Schröder – 1878-1962. Frankfurt am Main, etc. 2013.

Externe links

http://www.hdg.de/lemo/biografie/rudolf-alexander-schroeder.html
http://www.rudolf-alexander-schroeder-stiftung.de/schroeder.html


Publicaties

Selectie

Dichtung und Dichter der Kirche. Essays Witten 1937 (vermeerderde heruitgave: 1964).
Die Kirche und ihr Lied. Essays. Berlin-Steglitz 1937.
Gesammelte Werke, Bd 1 t/m 8.  Berlijn, etc. 1953-1958.