Zoek een persoon

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} personen getoond

Geen personen gevonden

Valentin Thilo


geboren: 19 april 1607 te Königsberg in Preußen (tegenwoordig: Kaliningrad, Rusland)
overleden: 27 juli 1662 te Königsberg in Preußen

Bijdrage in het Liedboek

439 Verwacht de komst des Heren (t)

Leven en werk

Het leven van Thilo ging niet over rozen. Hij was elf jaar toen de Dertigjarige Oorlog (1618-1648) uitbrak en twee jaar later, in 1620, verloor hij beide ouders aan de pest. De opvoeding werd ter hand genomen door vrienden van zijn ouders, de plaatselijk pastor Georg Mylius en hoogleraar Funk van de Königsbergse universiteit, het Collegium Albertinum. In 1624 schreef Thilo zich in aan deze universiteit. Behalve theologie studeerde hij er retorica en geschiedenis.
Acht jaar later vertrok hij voor studiedoeleinden naar de universiteit van Leiden, om in 1634 naar zijn geboorteplaats terug te keren. Daar werd hij aangesteld als hoogleraar retorica.
Vijf jaar later werd de kerklieddichter Simon Dach (1605-1659), onder meer bekend van het lied O, wie selig seid ihr doch, ihr Frommen, zijn naaste collega.
De interesse voor dichtkunst en retorica had Thilo geërfd van zijn vader, Valentin Thilo der Ältere (1579-1620), die naast theoloog ook kerklieddichter was. Zoon Valentin werd lid van het dichtersgilde, dat geleid werd door collega Simon Dach, die inmiddels hecht met Thilo bevriend geraakt was. Aan de universiteit was Thilo tevens decaan van de faculteit filosofie. In 1652 en 1658 was hij eveneens rector van de universiteit.
Zijn carrière was zeer geslaagd, maar in zijn privéleven ondervond Valentin veel tegenslagen. In 1639 stierf zijn zus Justina aan de pest. Hij trouwde in 1646, maar de twee zonen die uit dit huwelijk geboren werden, stierven vrijwel gelijktijdig op jonge leeftijd.
Thilo zelf overleed na een ernstige ziekte. Onder verwijzing naar Jesaja 66,14 (… euer Gebein soll grünen wie Gras) wenste hij dat zijn lichaam begraven zou worden zoals bij zijn zus: omgeven door bloemen.

Auteur: Jan Smelik