geboren: 1 november 1933 te Amsterdam
Bijdragen in het Liedboek
12a Onkreukbare woorden, waar ben je
157b Iedere tijd opnieuw gaat zijn genade
158b Een schoot van ontferming is onze God
160a Die rechtens God gelijk
197 Gij die het sprakeloze bidden hoort
200 Wek uw kracht en kom ons bevrijden
221 Zo vriendelijk en veilig als het licht
275 Heer onze Heer, hoe zijt Gij aanwezig
276 Zomaar een dak boven wat hoofden
277 Die ons voor het licht gemaakt hebt
278 Dit huis vol mensen - weet Jij wie het zijn
295 Wees hier aanwezig, woord ons gegeven
300a Heer Jezus, koning en gezalfde Gods
306 Ere wie ere toekomt
320 Wie oren om te horen heeft
321 Niet als een storm, als een vloed
322 Die chaos schiep tot mensenland
323 Hoor. Maar ik kan niet horen
324 Wat vrolijk over U geschreven staat
325 Dat woord, waarin ons richting werd gegeven
328 Gij wacht op ons
329 O Heer God, erbarmend, genadig
330 Woord dat ruimte schept
331 Roep onze namen dat wij horen
340d Ik geloof in de levende God
346 Roept God een mens tot leven
362 Hij die gesproken heeft een woord dat gáát
390 Het brood in de aarde gevonden
391 Hij ging van stad tot stad, Hij sprak
403a Als wij dan eten van dit brood
403b Gezegend zijt Gij, levende God
419 Wonen overal nergens thuis
420 Groot is de wereld
456a Kwam van Godswege
456b Kwam van Godswege
457 Hoever is de nacht
460 De nacht loopt ten einde
489 Komt ons in diepe nacht ter ore
490 Heden zult gij zijn glorie aanschouwen
491 Kind ons geboren, Zoon ons gegeven
492 Verschenen is de mildheid
493 Soms breekt uw licht
494 Vanwaar zijt Gij gekomen
527 Uit uw hemel zonder grenzen
528 Omdat Hij niet ver wou zijn
529 Mijn dienstknecht, mijn geliefde
537 Zo spreekt de Heer die ons geschapen heeft
596 Ontwaak, gij die slaapt, sta op uit de dood
597 Wees hier aanwezig, licht in ons midden
601 Licht dat ons aanstoot in de morgen
602 Met niets van niets zijt Gij begonnen
603 De vloed van vóór de tijd
607 Gij zijt voorbijgegaan
608 De steppe zal bloeien
609 Toen ik daar zat, verweesd en zonder lied
632 Dit is de dag die de Heer heeft gemaakt en gegeven
656 Ik ben de wijnstok
686 De Geest des Heren heeft
689 Wat altijd is geweest
694 Dat wij volstromen met levensadem
773 Van grond en vuur zult Gij ons maken
774 Ik ben, zegt Gij, de eerste en de laatste
788 God die in het begin
789 Delf mijn gezicht op
807 Een mens te zijn op aarde
808 In diepe nacht ben ik gegaan
809 Blijf niet staren op wat vroeger was
811 Zoals een moeder zorgt
812 Op mijn levenslange reizen
828 Stem als een zee van mensen
845 Tijd van vloek en tijd van zegen
893 Overal zijt Gij onzichtbaar gegeven
896 Wie heeft zijn geld verloren
924 Verdoofd en schamper van gemis
925 Wek mijn zachtheid weer
942 Ik sta voor U in leegte en gemis
946 Als vrijheid was wat vrijheid lijkt
950 Doe mij binnengaan
961 Niemand leeft voor zichzelf
962 Wat ik gewild heb
981 Zolang er mensen zijn op aarde
981a Gij voedt de vogels in de bomen
983 Lieve boetseerder
999 Ik zal in mijn huis niet wonen
1001 De wijze woorden en het groot vertoon
p 717 Toen hebt Gij ons gezien – nog voor wij waren
p 1143 Hierheen, Adem, steek mij aan
p 1496 Geef uw toekomst en uw heerlijkheid