Zoek een persoon

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} personen getoond

Geen personen gevonden

Julius Röntgen


geboren: 9 mei 1855 te Leipzig (D)
overleden: 13 september 1932 te Bilthoven

Bijdrage in het Liedboek

23a D’ Almachtige is mijn herder en geleide (m)

Leven en werk

Julius Röntgen was zoon van de Duitse pianiste Pauline Klengel en van de Nederlandse violist Engelbert Röntgen, die oorspronkelijk uit Deventer kwam, maar werkzaam was als concertmeester van het Leipziger Gewandhausorchester. Hij studeerde piano bij Louis Plaidy en Carl Reinecke, en compositie bij Moritz Hauptmann (Leipzig) en Franz Lachner (München). Tijdens zijn studie ontmoette hij Franz Liszt (1811-1886) en Edvard Grieg (1843-1907). Met laatstgenoemde onderhield hij sindsdien nauwe, vriendschappelijke contacten, en publiceerde in 1930 zelfs een boek over hem.

Röntgen vestigde zich in 1877 in Amsterdam, waar hij een jaar later pianoleraar aan de Toonkunst Muziekschool werd. Tevens was hij werkzaam als koordirigent van onder andere het Toonkunstkoor.

Hij was drie jaar in Nederland toen hij trouwde met Amanda Maier, een violiste en componiste die hij tijdens zijn studie in Leipzig ontmoet had. Uit het huwelijk werden twee zoons geboren, die beiden beroepsmusici werden. Amanda overleed in 1894. Drie jaar later hertrouwde Röntgen met Abrahamina (‘Mien’) des Amorie van der Hoeven (1870-1940), een telg uit een bekende remonstrantse familie. Drie van hun vier zonen werden musici.

Julius Röntgen volgde in 1914 Daniël de Lange (1841-1918) op als directeur van het Amsterdamsch Conservatorium. Van dit conservatorium was hij overigens in 1884 een van de oprichters geweest. Röntgen zou tot 1924 directeur blijven.

Als pianist trad hij niet alleen solistisch op, maar ook als begeleider van destijds beroemde musici als de zanger Johannes Messaert en de violist Carl Flesch.

Röntgen componeerde een omvangrijke oeuvre (meer dan zeshonderd werken), variërend van symfonieën tot kinderliederen. Hij was bijzonder geïnteresseerd in de (Nederlandse) volksmuziek.

Voor de Vervolgbundel van de Godsdienstige Liederen, die in 1920 verscheen en uitgegeven werd door de Nederlandsche Protestantenbond, componeerde Röntgen 21 nieuwe melodieën. Volgens zijn biograaf Jurjen Vis was het voor hem geen liefdewerk, maar een goed betaalde opdracht. Mogelijk was Röntgen met de bond in contact gekomen via de vrijzinnige predikant A.J.P. Boeke (1874-1957) uit Schoorl, met wie hij bevriend was. Waarschijnlijk om te zorgen dat zijn nieuwe melodieën bekend raakten, schreef Röntgen er pianobegeleidingen bij en publiceerde die in zijn bundeltje Godsdienstige Liederen voor ééne stem met Pianobegeleiding (Opus 66).

Diverse melodieën werden later in (vrijwel uitsluitend: vrijzinnige) liedboeken opgenomen. Het bekendst werden zijn melodieën van ‘D’Almachtige is mijn herder en geleide’ en ‘Het leven is een krijgsbanier’. Deze twee liederen werden – met Röntgens melodieën – in 1973 opgenomen in het Liedboek voor de kerken (gezang 13A en 469). In het Liedboek, Zingen en bidden in huis en kerk is alleen de eerstgenoemde melodie opgenomen.

Auteur: Jan Smelik

Literatuur

Jurjen Vis, Gaudeamus. Het leven van Julius Röntgen (1855-1932), componist en musicus (Zwolle 2007) (oorspronkelijk: dissertatie universiteit Utrecht 2007).

Externe link

Website Julius Röntgen