Zoek een persoon

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} personen getoond

Geen personen gevonden

Søren Kierkegaard


geboren: 5 mei 1813 te Kopenhagen
overleden: 11 november 1855 te Kopenhagen

Bijdrage in het Liedboek

p 529 Gij hebt mij ’t eerst bemind (t)

Leven en werk

Søren Aaby Kierkegaard is geboren in Kopenhagen op 5 mei 1813 en daar overleden op 11 november 1855. Hij is de jongste zoon in een gezin van zeven kinderen van een rijke textielhandelaar. Het gezin kerkt wekelijks bij de onder intellectuelen geliefde Lutherse bisschop Mynster en bezoekt op zondagmiddag bijeenkomsten van de Moravische broeders (Hernhutters). Sørens vader, die filosofisch belezen is en zich thuis voelde bij de op het hart gerichte, piëtistische vroomheid, heeft diepgaande invloed op hem. Zijn vader sterft in 1838. In de jaren daarvoor zijn Sørens moeder, twee broers, en drie zussen overleden. Het vele verdriet om hen drukt zwaar op hem, trouwens ook op de zwaarmoedigheid van zijn vader. Een andere ingrijpende gebeurtenis is de verbreking van de verloving met Regina Olsen. De relatie met haar heeft diepe invloed op zijn werk, ook op zijn diepzinnige reflecties over het spanningsveld tussen liefde en religie.
Kierkegaard studeert net als zijn broer Peter theologie, leest veel filosofie, verkeert in kunstzinnige kringen, wordt een publiek figuur en promoveert: Het begrip ironie, onder voortdurende verwijzing naar Socrates (1841). Hij ontwikkelt zich tot een uiterst scherpzinnig, productief en creatief schrijver. Schrijven is zijn leven. Zijn leven is schrijven. Tot op de dag van vandaag hebben velen over de hele wereld een dagtaak aan de interpretatie van zijn werk. De redactieraad Kierkegaard Werken in Nederlandse vertaling schreef in 2012 een essaybundel rond een citaat uit het Gilleleje-fragment (1835):

‘Het komt erop aan mijn bestemming te begrijpen, te zien wat de godheid eigenlijk wil dat ik doe, het gaat erom een waarheid te vinden die voor mij waarheid is, de idee te vinden waarvoor ik wil leven en sterven’.

Op zoek naar het ene nodige, denkt Kierkegaard over de onpersoonlijke systeembouw van filosofen als Georg Wilhelm Friedrich Hegel (1770-1831), over de verleiding en misleiding van romantiek, idealisme en liefde, over angst, vertwijfeling, en geloof. Hij schrijft in een fraaie stijl, ook komisch en dichterlijk. Soms verschijnen er meerdere meesterwerken per jaar, veelal onder pseudoniemen, die verwijzen naar indirecte benaderingen van de thematiek. Zoals: Vrees en Beven (1843) onder het pseudoniem Johannes de Silentio, een sprookjesfiguur, die als hij spreekt in een steen verandert. Dit geschrift duidt Kierkegaard in de ondertitel aan als ‘dialectische lyriek’. Zo verbindt hij bewogenheid en logisch denken en toont hij aandacht voor absurde tegenstellingen in het bestaan, bijvoorbeeld scherpzinnig aan de hand van het verhaal waarin Abraham gevraagd wordt zijn zoon te offeren (Genesis 22). Ook publiceert hij opbouwende toespraken.

Zijn werk is persoonlijk en beweegt zich op de grens tussen denken en geloven, tussen het tijdelijke en eeuwige, het eindige en oneindige, tussen enkeling en samenleving, tussen enkeling en God. Hij gebruikt daarvoor beeldende taal als een indirecte benadering van deze werkelijkheid. Hij verkent diepgaand de overgangen en verschillen tussen de esthetische, de ethische en de religieuze dimensie van het menselijk bestaan. De esthetische, op waarneming en schoonheid gerichte dimensie doet alles direct beleven, zowel het geluk als de zwaarmoedigheid. De ethische levenshouding maakt dat iemand verkiest een zelfstandige, onafhankelijke, verantwoordelijk handelende geest te zijn. De religieuze levenssfeer van het bestaan doet een mens beseffen dat het bij herhaling gehoor geven aan de innerlijke stem om oprecht te leven een teken van het geloof is dat bij Gods liefde alle dingen mogelijk zijn. De liedboektekst raakt aan deze laatste dimensie.

Auteur: Evert Jonker

Externe link

https://nl.wikipedia.org/wiki/Søren_Kierkegaard
http://www.sks.dk