Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

20 - Moge de Heer u antwoord geven


Genève 1551

Tekst

De berijmingen uit het Geneefse Psalter worden niet afzonderlijk toegelicht.

Zie voor meer informatie het overzichtsartikel Het Geneefse Psalter


Melodie

De melodie van Psalm 20 werd in 1551 gepubliceerd in de Geneefse bundel Octante trois Pseaumes de David, mis en rime françoise. De nieuwe melodieën in deze bundel waren gecomponeerd door Loys Bourgeois (±1510-±1560), die tussen 1545 en 1553 cantor was van de St.-Pierre te Genève. In het Avertissement in deze psalmbundel meldde Bourgeois dat hij bij het componeren van de nieuwe melodieën soms gebruik gemaakt heeft van ‘enkele gezangen die wij voorheen verkeerd gebruikten’. Een voorbeeld daarvan is de melodie die hij schreef bij Psalm 20 in de berijming van Théodore de Bèze (1519-1605). Deze melodie heeft als voorbeeld het Kyrie uit de Ordinarium Missae IV – ‘Cunctipotens Genitor Deus’, zoals blijkt uit de regel 1 en 5:De melodie was in de afgelopen eeuwen niet populair, zoals onder meer blijkt uit het feit dat zij zeer zelden gebruikt is voor contrafacten. Hierbij zal mede gespeeld hebben dat de melodie bij een weinig gebruikte strofevorm hoort (jambisch metrum met acht regels van respectievelijk 9 6 9 6 9 7 9 7 lettergrepen).

De melodie staat in de dorische modus (finalis: e’, dominant: b’) en valt in twee delen uiteen: bij regel 5 begint het tweede deel.
Karakteristiek voor het eerste deel is onder meer dat de regels 1 en 2 en de regels 3 en 4 zonder rust aan elkaar zijn geschakeld. Deze aaneenschakeling hangt nauw samen met de bijbehorende teksregels uit de eerste strofe die onlosmakelijk bij elkaar horen:
– regel 1-2: ‘Le Seigneur ta priere entende / En ta necessité (Moge de Heer uw gebed horen / in uw nood)
– regel 3-4: ‘Le Dieu de Jacob te defende / En ton adversité (Moge Jacobs God u beschermen / in uw tegenslag).
Typerend voor de melodie is eveneens dat zij zich hoofdzakelijk in secunden beweegt. In de regels 1, 5 en 7 komt wel één tertssprong voor. Des te opmerkelijker is de kwintsprong waarmee de vijfde regel opent. Deze sprong markeert het punt waar het tweede deel van de melodie begint.
Waar het eerste deel van de melodie getypeerd kan worden als een wens of stelling, kan het tweede deel gezien worden als een ‘onderbouwing’ daarvan. We zien deze tweedeling ook in de tekst van het eerste couplet terug.

Auteur: Jan Smelik


Media

Uitvoerenden: Sonus Vita o.l.v. Anjo de Haan; Pieter Pilon, orgel (strofen 1, 3, 6) (bron: KRO-NCRV)