Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

700 - Als de wind die waait met vlagen


Tune: ABBOT’S LEIGH

Tekst

Ontstaan

Het lied is eerder verschenen in de bundel Zingende Gezegend (1995, nr. 181) met een melodie van Reginald Sparshatt Thatcher (1888-1957).

Inhoud

Het is een lied over de Geest en het bevat een veelheid aan beelden die met Pinksteren te maken hebben, zoals wind, vuur, vlam.
Het hele lied is een vergelijking. De Geest waait 'als de wind’ (strofe 1). De wind ‘waait met vlagen’ en verandert telkens van richting. Dat is verrassend. Het woordje ‘soms’ fungeert in het lied als een sleutelwoord. Het komt in totaal twaalf keer voor, in strofe drie zelfs vijf keer achter elkaar. Het tekent het afwisselende van het werk van de Geest.
Opvallend zijn de alliteraties: ‘de wind die waait’ (1.1), ‘soms een storm; soms een stem’ (1.3-4), ‘soms een vlam, een vonk’ (1.5); ‘een zon die (...) zindert op het mulle zand’ (2.3-4); ‘lachend, levend water’ (2.5), ‘bedding, beek’ (2.6); ‘woord dat weg wil wijzen (3.1);; ‘richting en ruimte’ (3.2), ‘geen wind te waaien’ (3.5), ‘vonkt en vlamt het vuur’ (3.8).

Strofe 1

De vergelijking tussen de Geest en de wind betreft vooral het verrassende van het waaien van de wind. De Geest is ‘soms een storm’, ‘soms een stem’ et cetera.
De beelden hebben vrijwel alle een bijbelse achtergrond die gerelateerd is aan Pinksteren. De donderslagen doen denken aan het verblijf van de Israëlieten bij de berg Sinai, waar het volk via Mozes de Tien Woorden ontving (Exodus 19 en 20). Op het Wekenfeest (Sjavoeot), de vijftigste dag na Pesach, viert Israël dat het de Thora ontvangen heeft. Dat is ook de dag waarop het pinksterfeest van de kerk teruggaat (Handelingen 2,1).
De roep om niet te vrezen (regel 4) is een gevleugeld woord dat we op talloze plaatsen in de Bijbel tegenkomen, zo ook in Exodus 20,20. Laaiend vuur of een flauw vlammetje, een bijna uitgedoofde lamp – dat laatste is mogelijk een toespeling op Jesaja 42,3 – of een schitterende kortdurende glans – het zijn allemaal beelden voor de Geest. Ze laten iets van stevigheid en uitbundigheid zien. Maar de Geest manifesteert zich soms ook als zwak en kwetsbaar.

Strofe 2

De wolk roept het verhaal op van Israëls uittocht uit Egypte (Exodus 13 en 14). Wolk en vuurzuil gaan het volk voor op hun tocht door de woestijn. Ze zijn tekenen van de tegenwoordigheid van God. Onder zijn hoede wordt honger gestild, dorst gelest. Hitte en schaduw wisselen elkaar af (regel 1-4). Soms zijn er plekken waar gerust kan worden en midden in de woestijn is er eten en drinken in overvloed (Exodus 15,27). Zo verrassend is de Geest.
Allerlei beelden die zich concentreren op het centrale beeld van water laten de heilzame werking van de Geest zien. In de verhalen van de aartsvaders en Mozes komen we bronnen tegen die van levensbelang zijn (Genesis 16,7; 24; Exodus 2,16; Numeri 20,2-11). Te denken valt ook aan Massa en Meriba (Exodus 17,1-7). Het beloofde land is een land van beken en waterbronnen (Deuteronomium 8,7). De beek Kerit was van levensbelang voor Elia (1 Koningen 17,1-7). Er zal water geput worden uit de bronnen van heil (Jesaja 12,3) Het gesprek van Jezus met de Samaritaanse speelt zich af bij de Jakobsbron en gaat over levend water (Johannes 4).
Er zijn ook tijden dat er niet of nauwelijks iets van de Geest te merken is. Die ervaring is als de droogte van de woestijn en dorst in de hitte.

Strofe 3

Woord en Geest vallen in deze strofe samen. In de woestijn wees het woord van de Heer richting en schiep ruimte als het volk al of niet door eigen schuld in het nauw was gedreven. Het woord is als brood, vaste spijs (Hebreeën 5,12.14) waarop je kunt teren. Mogelijk wordt er gezinspeeld op passages als Deuteronomium 8,3; Matteüs 4,4; Johannes 6,22-59.
Het woordje ‘soms’ komt in deze strofe twee maal paarsgewijze voor en wekt een zekere spanning op. Het duidt op het niet vanzelfsprekende van de Geest. Hij gaat zijn eigen gang. Wij beschikken niet over Hem.

Liturgische functie

Het lied is voluit een pinksterlied. Heel duidelijk wordt een verbinding gelegd tussen de verschijnselen uit Handelingen 2 (wind, vlam, vuur) en Israëls verblijf bij de Sinai in de woestijn. Zo wordt hoorbaar dat het christelijke pinksterfeest gerelateerd is aan het Joodse Wekenfeest (Sjavoeot).

Auteur: Jan Groenleer


Melodie

Herkomst

De melodie van dit lied werd geschreven door Cyril Vincent Taylor (1907-1991). Deze schreef zijn melodie op een zondagochtend in 1941 voor de hymn ‘Glorious things of thee are spoken’ van John Newton (1725-1807). De naam van de melodie, ABBOT’S LEIGH, is afkomstig van een dorpje vijf kilometer ten westen van Bristol. In de Tweede Wereldoorlog was dat dichtbij het hoofdkwartier van de Religious Broadcasting Department van de BBC, waar Taylor van 1939 tot 1953 werkte als assistent en er verantwoordelijk was voor het programma ‘The Daily Service’, dat ook tijdens de oorlog ononderbroken doorging. Oorspronkelijk was met de genoemde hymn de beroemde melodie AUSTRIA van Joseph Haydn (een tijdgenoot van John Newton) verbonden, maar vanwege de oorlog waren daarover bij de BBC klachten binnengekomen. Het was namelijk dezelfde melodie is die van het Duitse volkslied. ABBOT’S LEIGH won het in sommige bundels toen van de melodie AUSTRIA. In The New English Hymnal (1986) is AUSTRIA nu nog steeds de melodie van ‘Glorious things of thee are spoken’, hoewel de naam ABBOT’S LEIGH wel genoemd wordt:
In de Hymns Ancient & Modern New Standard (1983) krijgt de hymn twee melodieën mee: ABBOT’S LEIGH als eerste, en AUSTRIA als tweede, alternatieve melodie. ABBOT’S LEIGH verscheen voor het eerst in druk in 1950, in Hymns Ancient and Modern Revised, en daarna kreeg ze in 1951 samen met achttien hymnmelodieën van Taylors hand een plek in het niet aan een kerkgenootschap gebonden BBC Hymn Book, waarvan Taylor mederedacteur was. Sindsdien is de melodie voor diverse liederen met het metrische schema 8.7.8.7.D. (dat wil zeggen 8.7.8.7 en dat twee keer) gebruikt. André Troost schreef de tekst van ‘Als de wind die waait met vlagen’ eerst op een andere melodie, maar de muziekredactie van het Liedboek koos voor ABBOT’S LEIGH. Volgens J.R. Watson in zijn An Annotated Anthology of Hymns (Oxford, 2002) gaat het bij deze melodie om ‘one of the best tunes written in the twentieth century’. De enige moeilijkheid is volgens hem de grote dalende sextsprong in de voorlaatste maat, die voor de gemeente lastig te treffen is: al snel wordt een fis’ gezongen in plaats van de d’. Cyril Taylor schijnt tijdens een repetitie van deze melodie dan ook ooit eens gezegd te hebben: ‘please try to get the last line right!’

Analyse

Het lied heeft de klassieke barvorm A-A-B. De eerste vier regels vormen het Aufgesang, bestaande uit twee identieke Stollen. de laatste vier regels het Abgesang. De melodie begint op de dominant, en na een dalende drieklank klimt ze met een octaafsprong in één keer naar de d” (een prachtige illustratie van het woord ‘waait’), om vervolgens stapsgewijs een kwart naar de dominant te dalen. In regel 2 treffen we een ritmisch motief aan in de tweede maat, die het woord ‘verrassend’ mooi laat uitkomen, waarna opnieuw een stapsgewijs dalende kwart volgt, in de harmonisatie van Taylor (zie de begeleidingsbundel en koorbuindel bij het Liedboek) leidend naar een akkoord op de dominant A. In regel 5 vindt een fraaie modulatie plaats: door de introductie van de c” moduleert de melodie naar de toonsoort G-groot, en bovendien wordt het ritmische patroon met de gepuncteerde kwart uit regel 2 en 4 herhaald, waardoor het woord ‘vonk’ goed uitkomt. In regel 6 vinden we een beweging die het waaien van de Geest of het laaien van het vuur mooi illustreert: een stapsgewijze stijging naar de hoge e” en dan terug naar b’. In regel 7 komt het motief waarmee de melodie in regel 1 begon (een dalende drieklank) weer terug, maar dan nog voorafgegaan door een hoge d”. De c” leidt ons weer naar de toonsoort G-groot, waarna de melodie nog weer even stijgt om vanuit de hoge e” af te dalen naar de tonica. Naar de grote sextsprong in de voorlaatste maat werd hierboven al verwezen.
Al met al een fine tune, met een prachtig, moeilijk te definiëren Engels karakter en – met dank aan de liedboekredactie, die voor deze melodie koos –  een fraaie eenheid van woord en toon, resulterend in een lied dat het feest van Pinksteren absoluut luister kan bijzetten.

Auteur: Erik Heijerman