André Troost | ||
Cyril Vincent Taylor | ||
Tune: ABBOT’S LEIGH |
Tekst
Ontstaan
Het lied is eerder verschenen in de bundel Zingende Gezegend (1995, nr. 181) met een melodie van Reginald Sparshatt Thatcher (1888-1957).
Inhoud
Het is een lied over de Geest en het bevat een veelheid aan beelden die met Pinksteren te maken hebben, zoals wind, vuur, vlam.
Het hele lied is een vergelijking. De Geest waait 'als de wind’ (strofe 1). De wind ‘waait met vlagen’ en verandert telkens van richting. Dat is verrassend. Het woordje ‘soms’ fungeert in het lied als een sleutelwoord. Het komt in totaal twaalf keer voor, in strofe drie zelfs vijf keer achter elkaar. Het tekent het afwisselende van het werk van de Geest.
Opvallend zijn de alliteraties: ‘de wind die waait’ (1.1), ‘soms een storm; soms een stem’ (1.3-4), ‘soms een vlam, een vonk’ (1.5); ‘een zon die (...) zindert op het mulle zand’ (2.3-4); ‘lachend, levend water’ (2.5), ‘bedding, beek’ (2.6); ‘woord dat weg wil wijzen (3.1);; ‘richting en ruimte’ (3.2), ‘geen wind te waaien’ (3.5), ‘vonkt en vlamt het vuur’ (3.8).
Strofe 1
De vergelijking tussen de Geest en de wind betreft vooral het verrassende van het waaien van de wind. De Geest is ‘soms een storm’, ‘soms een stem’ et cetera.
De beelden hebben vrijwel alle een bijbelse achtergrond die gerelateerd is aan Pinksteren. De donderslagen doen denken aan het verblijf van de Israëlieten bij de berg Sinai, waar het volk via Mozes de Tien Woorden ontving (Exodus 19 en 20). Op het Wekenfeest (Sjavoeot), de vijftigste dag na Pesach, viert Israël dat het de Thora ontvangen heeft. Dat is ook de dag waarop het pinksterfeest van de kerk teruggaat (Handelingen 2,1).
De roep om niet te vrezen (regel 4) is een gevleugeld woord dat we op talloze plaatsen in de Bijbel tegenkomen, zo ook in Exodus 20,20. Laaiend vuur of een flauw vlammetje, een bijna uitgedoofde lamp – dat laatste is mogelijk een toespeling op Jesaja 42,3 – of een schitterende kortdurende glans – het zijn allemaal beelden voor de Geest. Ze laten iets van stevigheid en uitbundigheid zien. Maar de Geest manifesteert zich soms ook als zwak en kwetsbaar.
Strofe 2
De wolk roept het verhaal op van Israëls uittocht uit Egypte (Exodus 13 en 14). Wolk en vuurzuil gaan het volk voor op hun tocht door de woestijn. Ze zijn tekenen van de tegenwoordigheid van God. Onder zijn hoede wordt honger gestild, dorst gelest. Hitte en schaduw wisselen elkaar af (regel 1-4). Soms zijn er plekken waar gerust kan worden en midden in de woestijn is er eten en drinken in overvloed (Exodus 15,27). Zo verrassend is de Geest.
Allerlei beelden die zich concentreren op het centrale beeld van water laten de heilzame werking van de Geest zien. In de verhalen van de aartsvaders en Mozes komen we bronnen tegen die van levensbelang zijn (Genesis 16,7; 24; Exodus 2,16; Numeri 20,2-11). Te denken valt ook aan Massa en Meriba (Exodus 17,1-7). Het beloofde land is een land van beken en waterbronnen (Deuteronomium 8,7). De beek Kerit was van levensbelang voor Elia (1 Koningen 17,1-7). Er zal water geput worden uit de bronnen van heil (Jesaja 12,3) Het gesprek van Jezus met de Samaritaanse speelt zich af bij de Jakobsbron en gaat over levend water (Johannes 4).
Er zijn ook tijden dat er niet of nauwelijks iets van de Geest te merken is. Die ervaring is als de droogte van de woestijn en dorst in de hitte.
Strofe 3
Woord en Geest vallen in deze strofe samen. In de woestijn wees het woord van de Heer richting en schiep ruimte als het volk al of niet door eigen schuld in het nauw was gedreven. Het woord is als brood, vaste spijs (Hebreeën 5,12.14) waarop je kunt teren. Mogelijk wordt er gezinspeeld op passages als Deuteronomium 8,3; Matteüs 4,4; Johannes 6,22-59.
Het woordje ‘soms’ komt in deze strofe twee maal paarsgewijze voor en wekt een zekere spanning op. Het duidt op het niet vanzelfsprekende van de Geest. Hij gaat zijn eigen gang. Wij beschikken niet over Hem.
Liturgische functie
Het lied is voluit een pinksterlied. Heel duidelijk wordt een verbinding gelegd tussen de verschijnselen uit Handelingen 2 (wind, vlam, vuur) en Israëls verblijf bij de Sinai in de woestijn. Zo wordt hoorbaar dat het christelijke pinksterfeest gerelateerd is aan het Joodse Wekenfeest (Sjavoeot).
Auteur: Jan Groenleer
Melodie
Een toelichting bij de melodie volgt nog.