Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

955 - Jezus, mijn verdriet is groot


Nederlands volkslied
Altijd is Kortjakje ziek

Tekst

Ontstaan

De opdracht die Karel Eykman voor deze liedtekst van de liedboekredactie kreeg, luidde als volgt:

Toen een kind was overleden en er geen geschikt lied bleek te zijn om te zingen voor kinderen van ongeveer acht jaar schreef John L. Bell een tekst op een in Engeland overbekende (volks)melodie. Deze is als nr. 732 opgenomen in het Schotse Church Hymnary 4 uit 2004. Hij koos daarvoor omdat een tekst op een bekende melodie in zo'n situatie door iedereen mee te zingen is.
Thema en concept zijn beide sterk om over te nemen.
We willen dat doen door het laten schrijven van een tekst die bij het overlijden van een kind  op een (voor kinderen) bekende melodie te zingen is. Die kan (ook) door iedereen meegezongen kan worden bij een uitvaartbijeenkomst. Klasgenootjes (kerkelijk of niet) kunnen zo bij een dergelijke uitvaart toch een lied zingen. Dat zal de ouders tot  steun kunnen zijn (pastoraal). We richten ons op de onder- en middenbouw van de basisschool. Wij willen graag zo’n tekst op de melodie van ‘Altijd is kortjakje ziek’. Uitsluitend ter illustratie voegen we lied 732 bij, maar het is niet de bedoeling dat er een vertaling van dat lied komt op de wijs van ‘Altijd is kortjakje ziek’.

Dat de redactie aan Eykman als dichter dacht, was niet vreemd: hij had al vaker laten blijken zich goed te kunnen inleven in kinderen/jongeren. Zo werkte hij onder meer mee aan de tv-programma’s Stratemakeropzeeshow; J.J. de Bom voorheen De Kindervriend en De film van Ome Willem. Voor Sesamstraat en Het Klokhuis is hij al meer dan 25 jaar actief. Eykman ging de uitdaging aan, hoewel hij aanvankelijk wel bezwaren had tegen de keuze van de voorgestelde melodie van ‘Kortjakje’. (Ook)over de dood van kinderen had Eykman al eerder geschreven. In de bundel Met open ogen, 100 bijbelse gedichten (Baarn 2007) bijvoorbeeld staat een gedicht ‘Nu jij dood bent’, geïnspireerd door Davids verdriet om Jonatan. De ondertitel luidt ‘Davids rouwkreet’. Het is een soort spiegelgedicht waarin hij de gevoelens naar aanleiding van de dood van een klasgenootje weergeeft. Het eindigt als volgt:

Toch is het anders
zonder jou.
Want we zijn nu een klas min een.
Dat is wel even wennen
en dat is lastig
Wennen went nooit.
Ik houd ook niet van wennen
Want wennen lijkt op vergeten
En ik wil je niet vergeten

Vorm en inhoud

Bij het schrijven van de tekstproeve voor Liedboek 955 had de dichter het hierboven genoemde gedicht in zijn achterhoofd. Hij heeft zijn best gedaan het lied ook geschikt te laten zijn voor zanger(tje)s die ‘niets met hemel of hiernamaals hebben’ (bron: interview van Cees Breunese met Karel Eykman, december 2015).

In de eerste proeve luidde strofe 1:

Jezus ons verdriet is groot
een van ons ging zo maar dood.
Daarom zijn wij aan het treuren.
Waarom moest dit toch gebeuren?
Ik mis hem en het spijt mij veel
dat ik nooit meer met hem speel
.

In de tweede versie werd deze strofe geheel in de ik-vorm geschreven, zodat deze beter aansloot op strofe 2. Regel 2 luidt nu: ‘nog zo jong ging hij al dood’. Het ‘zo maar’ in de eerste versie riep namelijk onoplosbare vragen op.

De originele derde strofe haalde het Liedboek niet:

Jezus kom toch naast mij staan
help mij om nu door te gaan.
Door mij hoop en troost te geven
kan ik verder gaan met leven.
Wie hij was en wat hij deed
ik zorg dat ik dat nooit vergeet.

Ze was teveel vanuit een belerende volwassene gedacht die een duiding aan het geheel geeft. Bovendien wordt de jonge zanger een belofte in de mond gelegd die hij niet kan overzien of waar kan maken.

In de uiteindelijke tekst kan voor ‘hij’ en ‘hem’ ook ‘zij’ en ‘haar’ gelezen worden.

De tekst is in zeer begrijpelijke taal geschreven. Elke strofe telt zes gepaard gerijmde regels (A-A-b-b-C-C). Het lied past goed bij de primaire doelgroep en kan gelet op de melodie door iedereen meegezongen worden. 

Het is ondergebracht in de rubriek ‘Levensgrens’ . Ook kinderen krijgen met dood en onherroepelijk afscheid te maken. Voor deze doelgroep staan in het Liedboek nog een paar passende teksten en gedichten, zoals ‘Verhuizen in de nacht ’van Geert de Kockere (blz. 1490) en ‘Oma’s bril van Ted van Lieshout (blz. 1491).

Auteur: Cees Breunese


Melodie

Herkomst en verspreiding

De eerste bronnen met een notatie van de melodie dateren uit de achttiende eeuw. Een vroege Nederlandse bron is het manuscript Musicq boek, begonnen den 8sten october anno 1740, waar de melodie genoteerd staat met de titel ‘Klapper mantie’:
In een ander handschrift, dat samengesteld werd in de periode 1755-1773, staat een andere melodievariant genoteerd onder de titel ‘Boeren kool met spek’. Blijkbaar waren in de Nederlanden in de eerste helft van de achttiende eeuw diverse melodievarianten bekend.
Buiten Nederland verscheen de melodie – zonder tekst, maar met variaties van de majeur- en mineurversie van de wijs – in Les Amusements d'une Heure et Demy uit 1761 van een zekere Jean François Boüin:
Vier jaar later werden de tekst ‘Ah vous dirai-je maman’ en melodie opgenomen in het manuscript ‘Recueil de Chansons’. De eerste gedrukte uitgave van het lied betreft de verzameling Recueil de Romances (deel II) van Charles de Lusse, die in 1774 in Brussel werd gedrukt. Het lied draagt daarin de titel ‘La Confindence Naive’:Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791) componeerde twaalf variaties voor klavier: ‘Ah, vous dirai-je maman’ (KV 265/K300e). Lange tijd werd gedacht dat Mozart deze variatiereeks in 1778 componeerde tijdens zijn verblijf in Parijs. De melodie zou hij in de Franse hoofdstad hebben leren kennen, maar op basis van handschriftonderzoek wordt tegenwoordig aangenomen dat Mozart de variaties in 1781 of 1782 componeerde. In elk geval verschenen ze in 1785 bij een Weense drukker. Het staat evenmin vast dat hij de melodie in Parijs leerde kennen. Zijn vader Leopold had de melodie namelijk opgenomen in het Notenbuch für Wolfgang. Dit betrof een verzameling van 32 pianowerken die vader Mozart op 31 oktober 1762 als verjaardagsgeschenk aan zoon Wolfgang gaf. De pianobewerking van de melodie draagt daarin de titel ‘Bourlesq’ met als bronvermelding ‘Alte Volksweise’. Of deze verzameling inderdaad door Leopold is samengesteld, wordt trouwens betwijfeld: er zijn aanwijzingen dat het Notenbuch terugvoert op een uitgave die rond 1750 in Duitsland verscheen.
Hoe dan ook, dat de melodie ook in dit klavierboekje aangeduid wordt als ‘oude volksmelodie’, geeft aan dat zij halverwege de achttiende eeuw al een geschiedenis achter zich had. Blijkbaar was de wijs toen niet alleen in de Nederlanden al bekend (zie hierboven), maar ook in Franse en Duitstalige gebieden.
Dat de eerste melodienotaties onderlinge verschillen laten zien en dat er in dezelfde perioden in verschillende streken van Europa notaties opdoemen, duidt erop dat de wijs eerst mondeling is overgeleverd, en dat zij wijdverspreid was voordat ze genoteerd werd.

De melodie is in de westerse wereld gebruikt voor meerdere liedteksten. Om slechts de belangrijkste te noemen: in angelsaksische landen werd zij onder andere bekend met de tekst ‘Twinkle, Twinkle, Little Star’, geschreven door Jane Taylor (1783-1824) en in 1806 te Londen gepubliceerd in haar bundel Rhymes for the Nursery. Van latere datum is de Engelstalige contrafact ‘Bah, bah, a black sheep’ uit Nursery Songs and Games (1879), in de jaren vijftig van de vorige eeuw in het Nederland bekend geworden als ‘Schaapje, schaapje, heb je witte wol’. In Amerika zong men het alfabetlied ‘ABCDEFG’ (gepubliceerd in Boston in 1834) op de melodie van ‘Ah vous dirai-je maman’ (in de negentiende eeuw leerde men ook dit alfabetlied in Nederland kennen).
In Duitstalige gebieden circuleerde een variant van de melodie via twee liedteksten van Heinrich Hoffmann von Fallersleben (1798-1874) die beide in 1835 geschreven werden: het lente-kinderlied ‘Alle Vögel sind schon da’ en het kerstlied ‘Morgen kommt der Weihnachtsmann’.
In Nederland zijn in de loop der eeuwen tientallen liedteksten gemaakt op de melodie. Vanaf de negentiende eeuw is de melodie in Nederland gekoppeld aan de liedtekst ‘Altijd is Kortjakje ziek’. De huidige tekstversie voert terug op een lied dat overgeleverd is via een liedblad uit het begin van de achttiende eeuw: 'Een nieuw lied, van Ragel Valderappus, eersaeme en seer secreete vrouw, zittende op 't raedhuys van de Markus brug'. De wijsaanduiding bij dit lied luidde ‘Op een tyd niet lang geleen’ en verwees daarmee naar de melodie van het Franse lied ‘Je suis Madelon Friquet’ uit de opera L'Europe galante van André Campra (1660-1744) uit 1697.
Het lied ‘Altijd is Kortjakje ziek’ in de tekstversie en met de melodievariant zoals deze vandaag de dag nog bekend zijn, ontstond in de negentiende eeuw.

Analyse

Zoals uit de hierboven weergegeven notaties uit achttiende-eeuwse bronnen blijkt, bestaan van de melodie nogal wat varianten. De versie die uiteindelijk tot in onze tijd in Nederland bekend is gebleven, is de meest eenvoudige (dan wel: vereenvoudigde) versie wat melos en ritme betreft. In eerdere melodievarianten werden intervalsprongen soms opgevuld (zoals de kwintsprong in de regels 1 en 5) of werden toonherhalingen gevarieerd met bewegingen in achtste nootwaarde. Dit alles is niet het geval in de variant die in het Liedboek staat: de melodie beweegt zich uitsluitend in kwartnoten met in de regels 1, 2, 5 en 6 een afsluitende halve noot.
De melodie kent een ABA-vorm, waarbij het A-gedeelte gevormd wordt door de regels 1 en 2 die vier maten omvatten. Het B-gedeelte bestaat uit regel 3 en de herhaling daarvan in regel 4, eveneens vier maten.
Melodisch gezien bestaat de wijs uit een beweging van grondtoon naar dominant in de regels 1 en 5, en een omgekeerd beweging van (sub)dominant naar grondtoon in de overige regels.

Auteur: Jan Smelik