Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

137a - Toen wij zaten langs het water


Hymn for Those in Captivity

By the Babylonian rivers

Volkslied Letland

Tekst

Herkomst en verspreiding

Het lied ‘By the Babylonian rivers’ van Ewald J. Bash werd voor het eerst gepubliceerd in Songs for Today. Deze liedbundel, waarvan Bash de tekstredactie en John Ylvisager de muziekredactie voerde, werd in 1963 uitgegeven door het Youth Department of the American Lutheran Church.
Het liedboek werd gepresenteerd als ‘an experiment in study’; het moest jongeren stimuleren aan de hand van de liederen na te denken over liturgische vernieuwing, ook in relatie met maatschappelijke problemen. De liederen waren voorzien van korte toelichtingen, die er ook toe moesten dienen dat de jonge gebruikers van de bundel verder zouden nadenken en zouden doorspreken over het onderwerp van het lied.
Het lied ‘By de Babylonian rivers’ werd in de decennia daarna opgenomen in een aantal belangrijke Engelstalige liedbundels van uiteenlopende denominaties, waaronder de Rooms-Katholieke Kerk (Worship II, 1975), de Mennonite Church in the USA (Sing and Rejoice, 1975), de Church of Schotland (Church Hymnary, vierde editie, 2005) en de United Methodist Church (The Faith We Sing, 2001).
In Europa raakte het lied bekend toen het – niet alleen in het Engels, maar ook in het Duits en Frans – werd gepubliceerd in de internationale, oecumenische liedbundel Cantate Domino, editie 1974 (nr. 14).
Via deze bundel kwam het lied in Nederland onder de aandacht van de redactie van Zingend Geloven. Het werd in deel 7 (‘Kerklied voor kinderen’) van deze bundelserie opgenomen als nummer 59 in een vertaling van Sytze de Vries. Deze versie kreeg een plek in het Liedboek, waarbij één regel gewijzigd werd. In couplet 4 werd de zin ‘Dan verandert al ons schreien’ gewijzigd in: ‘Dan veranderen de tranen’. In Zangen van Zoeken en Zien (2015, nr 305) is de versie uit Zingend Geloven overgenomen.
In Duitsland en Oostenrijk verscheen een vertaling van pater Diethard Zils o.p. in Gotteslob (2013; nr. 438).

Inhoud

For Those in Captivity

In Songs for Today is het lied over Psalm 137 ondergebracht in de rubriek ‘Ballads and folksongs’. Het heeft als titel: ‘Hymn for Those in Captivity’ (lied voor degenen die in gevangenschap zitten). In de liedtoelichting op bladzijde 29 van de bundel wordt erop gewezen dat de Letse vluchtelingen tot de oudste slachtoffers van tirannie in de twintigste eeuw behoren. Letland kende slechts een korte periode van onafhankelijkheid, namelijk van 1918 tot 1940, voordat het opnieuw onder Russische heerschappij kwam.

In zijn brief van 12 januari 1987 aan de directeur van The American Dictionary of Hymnology, Mary Louise VanDyke, schreef Bash dat hij in 1940 in aanraking kwam met vluchtelingen uit Duitsland en Letland. Van de vluchtelingen uit Letland leerde hij het eerste couplet van het Letse volksliedje ‘Kas Tie Tadi, Kas Dziedaja’. Zowel in Songs for Today als in de brief aan VanDyke vertelt Bash waarom hij juist deze melodie koos voor zijn bewerking van Psalm 137: het liedje handelt namelijk over weeskinderen die men op een zonloze avond klagend hoort zingen omdat ze gebukt gaan onder de macht van hun wrede meester. Dit doet – aldus de toelichting in de liedbundel– denken aan Psalm 137 en de gevangenschap van de joden in Babel. De jonge gebruikers van het lied krijgen de suggestie om eens goed op de wereldkaart te kijken en daar te ontdekken waar christelijke en niet-christelijke vluchtelingen zijn.

De psalm en het lied

Anders dan de berijning uit het Geneefse psalter (Liedboek 137) geeft Bash een vrije weergave van Psalm 137. In couplet 1 verwoordt Bash de eerste twee psalmverzen; in couplet 2 het derde vers van deze psalm. De derde strofe parafraseert Psalm 137,4-6, terwijl het laatste couplet de verzen 7-9 van de psalm samenvatten.
Bash gaat anders om met het beruchte slot van de psalm dan Wolfgang Dachstein in zijn bewerking van deze psalm (‘An Wasserflüssen Babylons’, 1525) en Clément Marot in de Geneefse psalmberijming (‘Estans assis aus rives aquatiques’, 1539). In deze zestiende-eeuwse liederen zijn de laatste verzen van de psalm terug te vinden, waarin de dichter om wraak bidt en een gelukwens uitspreekt aan degene die uit wraak de kinderen van Babel tegen de rotsen te pletter zal slaan.
De christelijke kerk worstelt voortdurend met het gruwelijke slot van Psalm 137. In de achttiende en negentiende eeuw werd het niet zelden gezien als uiting van een onderontwikkelde godsdienstigheid, niet passend bij het nieuwtestamentische tijdperk.
De holocaust in de Tweede Wereldoorlog en – korter geleden – alle verschrikkingen in het IS-kalifaat, waar mensen, ook onschuldige kinderen, op brute wijze vermoord werden, heeft voor enig begrip gezorgd. Dat wil zeggen: men begrijpt meer dat een mens ertoe kan komen een vergeldingswens als uit Psalm 137,9 uit te spreken. Dit betekent echter nog niet dat er vrijmoedigheid is of moet zijn om de slotwoorden op de lippen te nemen. In onze tijd wordt in kloostergemeenschappen waar men het hele psalter zingt in een vast tijdsbestek, het slot van Psalm 137 meestal achterwege gelaten.
Bash heeft daarom de psalmverzen 7-9 samengevat als een roep tot God om in te grijpen en te bevrijden. In de oorspronkelijke Engelse tekst bevat de laatste strofe overigens verwijzingen naar centrale noties uit het Nieuwe Testament, namelijk het kruis en de opstanding:

Let the Cross be benediction
For those bound in tyranny;
By the pow’r of ressurrection
Loose them from captivity

Sytze de Vries heeft ervoor gekozen om dergelijke nieuwtestamentische noties niet op te nemen, en blijft daarmee dichter bij de oorspronkelijke psalmtekst.


Melodie

Zoals gebruikelijk in angelsaksische landen draagt de melodie een naam. De wijs van Liedboek 137a heeft zelfs twee namen: Kas Dziedaja, genoemd naar het Letse volksliedje, en Captivity, ontleend aan de oorspronkelijke titel van het lied. Naast de liedtekst van Bash, waarmee zij het meest bekend werd, is de melodie voor diverse andere teksten gebruikt. Bijvoorbeeld bij het paaslied ‘In the Darkness of the Morning’en ‘Lying Lips that Falsely Flatter’, beide van Adam M.L. Tice, en ‘In our households, heavenly Father’ van Marie J. Post.

De melodie bestaat uit twee lange zinnen, verdeeld over vier regels. De eerste twee regels zijn opgebouwd rond de tonica-drieklank d’-f’-a’. De eerste regel bestaat uit een eenvoudige herhaling van het motief d’-e’-f’-a’, waardoor het mineurkarakter (c.q. d-klein) benadrukt wordt. Deze eerste regel roept vooral ‘spanning’ op, die zich ontlaadt in regel 2, waar de melodie via een dalende beweging vanaf de dominant a’ tot rust komt op de grondtoon d’.
De derde regel wordt beheerst door de subdominant-drieklank g’-bes’-d” en opent met een exclamatieve octaafsprong. De spanning die in deze regel nog sterker opgeroepen wordt dan in regel 1, lost zich op in regel 4 die vrijwel identiek is aan regel 2. Het stug volgehouden ritme kort-kort-lang-lang draagt in belangrijke mate bij aan het klagende karakter van de melodie. Dit karakter is er zeer mee gediend wanneer de melodie vooral niet te vlug gezongen wordt. Een tempo van MM circa 69-72 voor de kwartnoot is aan te bevelen.

Auteur: Jan Smelik


Media

Video: Kas Tie Tadi, Kas Dziedaja door Latvian Folk Ensemble of New York