Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

442 - Op U, mijn Heiland, blijf ik hopen


O du mein Trost und süsses Hoffen

Carl Wilhelm Osterwald
Everard Egidius Gewin
Johann Wolfgang Franck
Wo hältst du dich, o Held, so lange

Tekst

Deze toelichting is overgenomen uit ‘Een Compendium van achtergrondinformatie bij de 491 gezangen uit het Liedboek voor de kerken’ (Amsterdam 1977) en wordt tijdelijk op deze site geplaatst. Deze tekst wordt vervangen als er een definitieve toelichting beschikbaar is.

Sinds dit lied in de Oude en Nieuwe Zangen van Maria van Woensel Kooy (1875-1934) verscheen werd het in ons land snel tot een van de meest geliefde adventsliederen. Het verscheen ook in de ‘Hervormde Bundel 1938’ als gezang 7. Overigens is het in zijn kerstverwachting dermate subjectief, dat we ons wel dienen af te vragen, of het als kerklied wel recht van bestaan heeft. Daar staat tegenover, dat het lied – in het origineel meer nog dan in de vertaling van Everard Egidus Gewin – een indruk van grote oprechtheid maakt: Christus, die in ieder van ons persoonlijk geboren moet worden om iets voor ons te kunnen betekenen, – het is een gedachte, die teruggaat op de middeleeuwse mystiek en die met name in het vroege piëtisme van de zeventiende eeuw herhaaldelijk in liederen en gedichten uitdrukking heeft gevonden, het scherpst geformuleerd in één van de spreukgedichten van Angelus Silesius (1624-1677) uit Der cherubinische Wandersmann: ‘Wird Christus tausendmal zu Bethlehem geboren / Und nicht in dir: du bleibst noch ewiglich verloren.’

Auteur: Ad den Besten


Melodie

De onderhavige melodie is gecomponeerd bij het lied Wo hältst du dich, du Held! so lange, dat voorkomt in de bundel Geistliche Lieder , theils auf die hohen Feste, theils auf die Passion..., theils auf unterschiedliche Vorfallungen im Christentum... geschrieben von M. Hinrich Elmenhorst... mit J.W. Francken C.M. anmutigen Melodeyen, Hamburg, gedruckt bei Georg Rebenlein (1681). De zangwijs heeft een ariakarakter en zal oorspronkelijk als sololied zijn bedoeld. Bij Franck eindigen de even regels met een gepuncteerde halve noot, gevolgd door twee kwartrusten, maar daardoor wordt de structuur van het lied geschaad. Verder vindt men nog enkele barokke versieringen aan het einde van respectievelijk de regels 2, (4), 6 en 8, zoals blijken kan uit de oorspronkelijke (in dubbele notenwaarden genoteerde) versie voor sopraan; onder verwijzing naar Efeziërs 3,17, staat er als titel boven aangegeven: Geboren bist du hier, Sei, Jesu! auch in mir.
Voor gemeentezang kunnen deze beter worden vereenvoudigd tot de grondstructuur, zoals met het oog daarop de melodie in de gezangboeken trouwens is getransponeerd.
Volgens Zahn (Die Melodien der deutschen evangelisten Kirchenlieder) hebben de anmutige melodieën van J.W. Franck – die wél onderscheiden moet worden van de dichter Johann Franck (1618-1677)! – weinig ingang gevonden in de kerkelijke gezangbundels; begrijpelijk: ze zijn er ook te moeilijk voor. Hoe en waar de verbasterde vorm van de slotregel geïntroduceerd is (zoals die in Nederland gangbaar is geworden: zie bijjvoorbeeld de bundel Oude en Nieuwe Zangen van Maria van Woensel Kooy (1911, nr. 41), en de ‘Hervormde Bundel 1938’ (gezang 7), – daarover vermeldt Zahn niets. Die latere vorm is waarschijnlijk ontstaan onder invloed van de harmonische sequenzen, die ten grondslag liggen aan de regels 5 tot en met 8; men wilde kennelijk in regel 8 een parallel trekken met regel 6, niet beseffend dat de eerste lezing van de componist, waarbij hij de hoge d” (in het notenvoorbeeld g”) als opmaat voor regel 8 gebruikte, veel origineler is. De juiste notatie is in Nederland voor het eerst te vinden in de Hondernegentien Gezangen in gebruik bij de Gereformeerde Kerken in Nederland (1962, gezang 11).

Auteur: Bernard Smilde


Media

Uitvoerenden: Cantorij Emmeloord o.l.v. Co Jongsma-Hoekstra; Dirk Donker, orgel (bron: KRO-NCRV)