Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

46 - God is een toevlucht te allen tijde


Genève 1551

Tekst

De berijmingen uit het Geneefse Psalter worden niet afzonderlijk toegelicht.

Zie voor meer informatie het overzichtsartikel Het Geneefse Psalter.


Melodie

De melodie van Psalm 46 werd gecomponeerd door Loys Bourgeois (±1510-±1560) en stond voor het eerst in de bundel Octante trois pseaumes de David uit 1551. Het was de tweede melodie die Bourgeois bij Marots berijming van Psalm 46 (‘Dès qu’adversité nous offense’) maakte. Blijkbaar was hij over de eerste wijs niet tevreden.
In 1562 verscheen de definitieve en volledige uitgave van het Geneefs psalter. Daarin werden zo’n twintig nieuwe berijmingen opgenomen die voorzien werden van een melodie die eerder bij een andere psalm gecomponeerd was. Zo werd bij de berijming die Théodore de Bèze (1519-1605) van Psalm 82 maakte, de melodie van psalm 46 geplaatst.

De melodie staat in de mixolydische modus, een toonsoort die vaak gebruikt wordt als uiting van plechtige of extatische vreugde. De eerste vier regels en de laatste regel spelen zich hoofdzakelijk af in het toongebied d’-b’ (het zogeheten hexachord naturale). Alleen de twee-na-laatste noten van de regels 1 en 3, en de tweede noot van de slotregel vallen buiten dit bereik; het betreft een bijzondere noot die in de zestiende eeuw de fa super la genoemd werd. Dat deze noot bereikt wordt via een tertssprong (c.q. a’-c”) is karakteristiek voor deze melodie.
De regels 5 en 6 zijn identiek en brengen de melodie in een hogere ligging, namelijk het toongebied a’-d” (zogenaamde hexachordum molle). Aan het einde van deze regels wordt ook de hoogste noot van de melodie bereikt.
In de voorlaatste regel daalt de melodie weer naar het toongebied van de eerste vier regels. De slotregel is aan de voorlaatste regel verwant doordat hij de dalende beweging voortzet naar de finalis (eindnoot).
Typerend voor de ritmiek van de melodie is dat alle regels openen met een halve noot gevolgd door zes of vier kwartnoten. Het ritmische patroon waarbij de regels na zes kwartnoten eindigen met twee halve noten, treffen we aan bij de regels met vrouwelijk gepaard rijm (regels 1, 2, 5 en 6); de regels die na vier kwartnoten met drie halve noten eindigen, hebben mannelijk gepaard rijm (regel 3, 4, 7, 8).

Auteur: Jan Smelik


Media

Uitvoerenden: Gesualdo Consort Amsterdam o.l.v. Harry van der Kamp (strofe 1 in het Frans).