Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

240 - Blijf bij ons, Jezus, onze Heer


Ach bleib bei uns, Herr Jesu Christ

16e eeuw

Tekst

Herkomst

Naast de namen die onder het lied vermeld staan, zou nog een andere naam genoemd kunnen worden: Philipp Melanchton (1497-1560), de Wittenbergse reformator en naaste medewerker van Martin Luther. In 1551 formuleerde hij een ‘Precatio ex Luca c. 24’ en publiceerde die in het zesde boek van zijn Epigrammatum (Wittenberg 1563):
Vertaling:
De avond nadert reeds, blijf bij ons, Christus,
laat uw licht niet uitgedoofd worden.

Dit is in feite het begin van de (vrij complexe) ontstaansgeschiedenis van het lied ‘Blijf bij ons, Jezus, onze Heer’. De eerste strofe van Liedboek 240 is namelijk een vertaling van een couplet dat gebaseerd is op Melanchtons gebed. De vroegst bekende bron voor dit couplet is het bundeltje Vier Schöne Geistliche Lieder an stadt des Gratias zu singen (Eisleben), dat tegenwoordig ‘circa 1570’ gedateerd wordt, en waarin het opgenomen is als het achtste couplet van het lied ‘Dancket dem Herren heut und allezeit’:

Ach bleib bei uns, Herr Jesu Christ,
weil es nun Abend worden ist;
dein Wort, o Herr, das ewig Licht,
lass ja bei uns auslöschen nicht.
De auteur van dit danklied na het eten is Nikolaus Herman. Deze cantor uit St.-Joachimsthal was in 1561 overleden, negen jaar voordat het bundeltje Vier Schöne Geistliche Lieder verscheen. Het lied ‘Dancket dem Herren heut und allezeit’ telt in Herman’s eigen liedbundel, Die Sontags Euangelia vnd von den fürnemsten Festen vber das gantze Jar Jn Gesenge gefasset (1560), vijf coupletten. De strofe ‘Ach bleib bei uns’ hoort niet tot deze vijf strofen. Kortom, dat Herman de auteur is van deze strofe, zoals in Nederlandse liedboeken vermeld wordt, is onwaarschijnlijk; hij had het couplet anders ongetwijfeld opgenomen in zijn liedbundel. Het gebruikte argument pro zijn auteurschap dat Herman meer liederen op basis van Latijnse teksten van Melanchton heeft gemaakt, is niet sterk. Evenmin dat er zestiende-eeuwse en zeventiende-eeuwse bronnen zijn die het lied, inclusief de strofe ‘Ach bleib bei uns’, aan Nikolaus Herman toeschrijven.
Hoe dan ook, het achtste couplet (‘Ach bleib bei uns’) verscheen in iets gewijzigde vorm als eerste couplet van een anoniem lied in de bundel Christliche Gebet und Psalmen, welche die Kinder in der Jungfrau Schulen zu Freybergk zu beten und zu singen pflegen (Freiberg 1602, nr. IX). Daarin treffen we ook de tweede strofe (‘In dieser schwern betrübten Zeit’) aan:

Ach bleib bei uns, Herr Jesu Christ
Weil Nacht und End vorhanden ist,
Dein Wort, o Herr,das helle Licht
Lass ja bei uns ausleschen nicht.

In dieser letzten betrübten Zeit
Gib uns allen Bestendigkeit,
Dass wir dein Wort und Sacrament
Rein behalten biss an unser End.

Wie dit lied schreef, is niet bekend.
De eerste twee strofen treffen we met enkele wijzigingen aan in de bundel Geistliche Psalmen, Hymnen, Lieder und Gebed (rubriek ‘Vom Wort Gottes’), waarvan in 1611 bij diverse drukkers verschillende edities verschenen. Er werden zeven strofen aan toegevoegd. Het hele lied van negen coupletten werd in het register van de bundel toegeschreven aan Nikolaus Selnecker. Deze musicus-theoloog, die destijds werkzaam was in Hildesheim, had deze strofen al eerder gepubliceerd in Der Psalter mit kurtzen Summarien und Gebetlein für die Hausveter und ihre Kinder (Leipzig 1578, 1581, uitgebreide edities van de eerste uitgave uit 1571). De coupletten 3, 4, 6-9 zijn afkomstig uit het gebed dat Selnecker na Psalm 122 opnam, het vijfde couplet (‘Ach Gott, es geht gar übel zu’), dat niet in de Nederlandse vertaling is opgenomen, was onderdeel van het gebed na Psalm 149.
Aldus ontstond het volgende lied (in gemoderniseerde spelling):

1. Ach bleib bei uns, Herr Jesu Christ,
weil es nun Abend worden ist;
dein göttlich Wort, das helle Licht,
laß ja bei uns auslöschen nicht.

2. In dieser letz’n betrübten Zeit
verleih uns, Herr Beständigkeit,
daß wir dein Wort und Sakrament
rein b’halten bis an das End!

3. Herr Jesu, hilf, dein Kirch erhalt,
wir sind arg, faul und kalt!
Gib Glück und Heil zu deinem Wort,
gib dass es schall an allem Ort!

4. Erhalt uns nun bei deinem Wort
und wehr des Teufels Trug und Mord!
Gib deiner Kirchen Gnad' und Huld,
Fried, Einigkeit, Mut und Geduld!

5.Ach Gott, es geht gar übel zu,
auf dieser Erd ist keine Ruh,
viel Sekten und gross Schwärmerei
auf einem Haufen kommt herbei.

6. Den stolzen Geistern wehre doch,
die sich mit Gwalt erhöhen hoch
und bringen stets was Neues her,
zu fälschen deiner rechte Lehr.

7. Die Sach und Ehr, Herr Jesu Christ,
nicht unser, sondern ja dein ist;
darum so steh du denen bei,
die sich auf dich verlassen frei!

8. Dein Wort ist unsers Herzens Trutz
und deiner Kirchen wahrer Schutz;
dabei erhalt uns, lieber Herr,
daß wir nicht anders suchen mehr!

9. Gib, daß wir lebn in deinem Wort
und darauf ferner fahren fort
von hinnen aus dem Jammertal,
zu dir in deinen Himmelssaal!

Omdat Selnecker nauwe relaties had met Melanchton, is het zeer goed mogelijk dat hij ook de auteur is van de eerste twee coupletten. Dit wordt ondersteund door de overeenkomst tussen enerzijds de regels 3 en 4 van couplet 2 en anderzijds het gebed dat Selnecker in Der Psalter mit kurtzen Summarien und Gebetlein für die Hausueter unnd ihre Kinder (Leipzig 1571) plaatste na Psalm 29:

Wir danken dir / O Gottes Sohn
Für dein liebs Evangelion ,
Dein Wort und heilig Sacrament,
Erhalt bei uns bis an das End.

Er zijn bovendien zeventiende-eeuwse bronnen die het lied in zijn geheel op naam van Selnecker zetten. Opmerkelijk in dit verband is dat Johann Hermann Schein in zijn Cantional, Oder Gesangbuch Augspurgischer Confession (1627) het lied ‘Dancket dem Herrn heut und allzeit’ (nr. 106) inclusief de twee strofen, op naam zet van Herman, maar de twee strofen in dezelfde bundel ook als afzonderlijk lied presenteert (nr. 207) en daarbij dan de naam van Selnecker boven het lied vermeldt. Kortom, voor het auteurschap van de eerste twee coupletten lijkt Selnecker de beste papieren te hebben.

Verspreiding

Het lied werd tot het begin van de negentiende eeuw in veel gezangbundels opgenomen. Daarbij werden verschillende melodieën gebruikt, waaronder die van Luthers ‘Erhalt uns, Herr, bei deinem Wort’ (zie Liedboek 721 ‘Houd ons bijeen, God, rond uw woord’). Tijdens de negentiende eeuw verscheen het lied in minder bundels, dikwijls ook in ingekorte versie. De eerste twee coupletten bleven vaak bekend als avondgebed. Eind negentiende en begin twintigste eeuw groeide de populariteit weer. Het lied met zijn negen coupletten werd in het Evangelischer Kirchengesangbuch (1950, nr. 207) opgenomen, waar het een plek kreeg in de rubriek ‘Die Kirche’. In het Evangelisches Gesangbuch (1993/1996), nr. 246) werden de vijfde en laatste strofe geschrapt, en werd het lied ondergebracht in de rubriek ‘Gottesdienst – Sammlung und Sendung’. In beide twintigste-eeuwse Duitse bundels vergezelde de melodie van ‘Erhalt uns, Herr, bei deinem Wort’ de liedtekst.
Dat gebeurde ook bij de eerste Nederlandse vertaling. Deze maakte Pieter Boendermaker voor het Gezangboek der Evangelisch-Lutherse Kerk (1955, nr 229). In zijn vertaling, die geplaatst werd in de rubriek ‘Morgen- en avondzangen’, ontbraken de oorspronkelijke coupletten 5 en 8.
Deze liedversie verscheen – met uitzondering van Boendermakers vijfde strofe – ook in de gereformeerde bundel Honderdnegentien gezangen (1964, gezang 71). Ten behoeve van deze bundel en het Liedboek voor kerken (1973, gezang 316) bewerkte Boendermaker zijn oorspronkelijke vertaling van het vierde couplet, dat oorspronkelijk luidde:

O Vader, houd ons bij uw Woord
bewaar ons voor des vijands moord,
deel aan uw Kerk genade mee,
geduld en eenheid, moed en vrêe.

Ook maakte hij een vertaling van de oorspronkelijke achtste strofe, het huidige zesde couplet (‘Uw woord maakt onze harten sterk’). In beide bundels verviel de vertaling van de oorspronkelijke zesde, achtste en negende strofe.
Anders dan in het lutherse gezangboek en de Honderdnegentien gezangen koos de redactie van het Liedboek voor de kerken niet voor de melodie van ‘Erhalt uns, Herr, bei deinem Wort’ (zie hieronder). De versie met zes coupletten werd ongewijzigd in het Liedboek (2013) opgenomen. Was het lied in de bundel uit 1973 nog opgenomen in de rubriek ‘Kerk’, in het Liedboek werd het geplaatst in de rubriek ‘Avond’.

Inhoud

Strofe 1 en 2

Zoals gezegd is de eerste strofe een bewerking van Melanchtons bede uit 1551. Deze bede (‘precatio’) is geïnspireerd op Lucas 24, 29, waar de Emmaüsgangers tegen Jezus zeggen: ‘Blijf bij ons, want het is bijna avond en de dag loopt ten einde.’
Vooral op basis van de eerste twee strofen is het lied dikwijls specifiek gebruikt als avondlied. Dat is uiteraard een goede mogelijkheid, maar het is zinvol op te merken dat ‘avond’ in de context van het lied ook betekent: de eindtijd. Dit wordt ondersteund doordat in strofe 2 gesproken wordt over ‘deze zware tijd’ (‘dieser schwern betrübten Zeit’) en over het bewaren van woord en sacrament ‘tot aan ’s werelds end’ (‘bis an das End’). De combinatie ‘Woord en sacrament’ verwijzen indirect naar de kerk als veilige schuilplaats waar het evangelie verkondigd en de sacramenten bediend worden.

Strofe 3 en 4

Het gebed om bewaring bij woord en sacrament heeft als achtergrond dat het behoud van de kerk volledig afhankelijk is van Gods hulp, want ‘wij zijn boos en traag en hard’. Hierboven zagen we dat de coupletten 3 tot en met 6 oorspronkelijk onderdeel vormden van een gebed dat Selnecker na Psalm 122 had geplaatst. De dichter heeft dus een relatie gelegd tussen Jeruzalem en de kerk. De zegenwens uit de derde strofe (‘geef vrucht en zegen op uw woord’ – ‘gib Glück und Heil’) kan gezien worden als verwijzing naar Psalm 122, 6: ‘Vraag om vrede voor Jeruzalem’.
Een soortgelijke relatie treffen we aan in strofe 4, dat in verband gebracht kan worden met Psalm 122, 7: ‘dat vrede heerst binnen je muren en rust in je vesting.’ Deze vrede wordt bedreigd door de duivel (‘Teufels Trug und Mord’), of zoals in de Nederlandse tekst staat: door ‘de vijand’.
Vooral in de oorspronkelijke Duitse tekst is het vierde couplet nauw verwant aan de eerste strofe van Luthers ‘Erhalt uns, Herr, bei deinem Wort’ (Liedboek 721):

Luther: ‘Erhalt uns, Herr, bei deinem Wort / und steure deiner Feinde Mord’
Selnecker: ‘Erhalt uns nur bei deinem Wort / und wehr des Teufels Trug und Mord’

Strofe 5 en 6

Couplet 5 verwoordt waarom gebeden wordt om de nabijheid van de Heer en bewaring van zijn kerk: het gaat daarbij niet om onze zaak en eer, maar om die van van God. Het slotcouplet herneemt de reformatorische notie die in couplet 4 al verwoord werd: het woord van God bewaart en beschermt ons/de kerk. Op de achtergrond kan men de woorden uit Psalm 46 (vers 2) en Luthers lied bij deze psalm (‘Ein feste Burg’, Liedboek 898) beluisteren. De twee laatste regels verwoorden het ‘sola scriptura’ van de Reformatie.


Melodie

Het lied heeft een bij lieddichters populaire strofevorm: vier regels van elk acht lettergrepen in jambe-metrum met het rijmschema A-A-B-B. Deze veelgebruikte vorm maakte het mogelijk dat het lied op meerdere melodieën gezongen werd. Een veelgebruikte melodie was, zoals reeds vermeld, die van ‘Erhalt uns, Herr, bei deinem Wort’. Deze melodie wordt tot op de dag van vandaag in Duitsland gebruikt bij ‘Ach, bleib bei uns, Herr Jesu Christ’.
In Nederland heeft de redactie van het Liedboek voor de kerken echter gekozen voor een andere melodie. In het Compendium bij dit liedboek (1977, 736) wordt gezegd dat het lied ‘zijn meest oorspronkelijke melodie [heeft] teruggekregen’. Hierop is wel wat af te dingen, want in de primaire bron voor het lied, Geistliche Psalmen, Hymnen, Lieder und Gebed uit 1611, staat als melodieaanduiding boven het lied: ‘Erhalt uns, Herr, bei deinem Wort’.

De melodie die in Nederland sinds het Liedboek voor de kerken gebruikt wordt, hoort oorspronkelijk bij Hermans lied ‘Dancket dem Herrn heut und allzeit’. De vroegst bekende bron is het Gesangbuch, Darinnen Christliche Psalmen vnd Kirchen-Lieder D. Martini Lutheri, vnd anderer frommen Christen die in 1593 te Leipzig gedrukt werd. In de heruitgave van 1597:
We vinden de melodie ook in de bundel Hymni Sacri Latini Et Germanici (Erfurt 1594) van Sethus Calvisius. Daarin staat een vierstemmige zetting (cantus, altus, tenor en bas), en anders dan men zou verwachten is de melodie hier niet de cantus-partij, maar de altus-partij.
Ten opzichte van de melodieversie uit het Liedboek verschilt deze melodie één noot met die uit 1593 en 1594: de derde noot van de eerste regel is oorspronkelijk een a1 en niet een c2. Deze versie vinden we in 1627 in Cantional, Oder Gesangbuch Augspurgischer Confession van Johann Hermann Schein.

Analyse

Van de melodie in F-groot zijn de regels 2 en 4 identiek en de regels 1 en 3 zijn aan elkaar verwant. De centrale tonen in de melodie zijn de tertstoon a’ en de grondtoon f’. Regel 1 is een omspeling van de tertstoon, wat benadrukt wordt doordat de vierde noot (a’), een gepunteerde halve noot is die voorafgegaan en gevolgd wordt door drie kwartnoten. Ook regel 3 opent met de eerste drie kwartnoten rond de tertstoon a’, gevolgd door een gepunteerde halve noot, maar nu betreft dit de grondtoon f’. Daarna vervolgt de derde regel met een herhaling van regel 1, maar dan grotendeels een terts lager, waardoor de grondtoon f’ omspeeld wordt.
Regels 2 en 4 bestaan melodisch uit het herhalen van het motief a’-g’-f’-e’, waarbij het syncopische ritme in de herhaling zorgt voor een logische afsluiting op de grondtoon f’:


Liturgische bruikbaarheid

Zoals de plaatsing in de rubriek ‘Avond’ aangeeft, kan het lied gezongen worden als avondgebed. Daarnaast kan het lied gebruikt worden in het kader van Hervormingsdag en in diensten met eschatologische thema’s.
Het spreekt voor zich dat het lied ook past in de paastijd wanneer Lucas 24 (verschijning van Christus aan de Emmaüsgangers) gelezen wordt. Conform de lutherse traditie heeft dit Bijbelgedeelte een plaats op het leesrooster voor Tweede Paasdag. Johann Sebastian Bach schreef zijn cantate ‘Bleib bei uns, denn es wird Abend werden’ (BWV 6), waarin de eerste twee coupletten van het lied in de sopraanaria verklankt zijn, dan ook voor de dienst op Tweede Paasdag 1725, waarin het genoemde hoofdstuk uit Lucas de evangelielezing was.

Auteur: Jan Smelik