Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

643 - Zing nu de Heer! Hij zag ons aan


Een eerste kennismaking

De auteurs van dit paaslied behoren tot de grote namen van het Deense kerklied: de predikant, pedagoog en dichter Nikolai Frederik Severin Grundtvig (1783-1872) en de musicus Thomas Laub (1852-1927). Lied 643 kennen wij vooral als paaslied, maar het ontstond naar aanleiding van een preek over de opwekking van de jongeling te Naïn (Lucas 7,11-17). Grundtvig heeft het evangelieverhaal allegorisch verstaan: de moeder in het verhaal is de Kerk die weent om het uitdragen van de zoon (strofe 3). Grundtvig schreef: ‘De Heer heeft in de Geest zijn gemeente ontmoet als de weduwe uit het verhaal, Hij deed de baar stil staan en zei tot onze moeder, de Kerk: Ween niet! en, door zijn Woord bij de genademiddelen op te wekken uit de doden, heeft Hij de hoop en de troost der Kerk doen opstaan, een hoop en troost die ten diepste Hij zelf is, Gods levende Woord!’ De woorden van het evangelie zijn dood, tenzij zij gehoord en ervaren worden. Door de Geest wordt de boodschap van Pasen verstaanbaar en levend. In de woorden van strofe 6 wordt dit duidelijk.

Auteur: Pieter Endedijk


Herren han har besøgt sit folk


Tekst

Deze toelichting is overgenomen uit ‘Een Compendium van achtergrondinformatie bij de 491 gezangen uit het Liedboek voor de kerken’ (Amsterdam 1977) en wordt tijdelijk op deze site geplaatst. Deze tekst wordt vervangen als er een definitieve toelichting beschikbaar is.

Op de zestiende zondag na Trinitatis 1836 preekte Nicolai Frederik Severin Grundtvig in Frederiks tyske kirke te Kopenhagen over Lucas 7,11-17, de opwekking van de jongeling van Naïn. Tegen het eind van de perikoop zegt de schare: ‘God heeft zijn volk bezocht!’ Gud har besøgt sit folk. Deze woorden vormen vrijwel letterlijk het begin van het stralende loflied dat in de week volgend op deze zondag, als neerslag van wat Grundtvig verkondigd had, ontstond. Uitgangspunt van de preek was Jezus’ woord: ‘Ween niet!’ In mensenmond een onmachtig woord. Alleen de levende Heer heeft de macht, deze woorden tot werkelijkheid te maken, maar alleen als Hij ze zélf tot ons zegt, de woorden van vergeving, opstanding en eeuwig leven. Maar wij ervaren zijn nabijheid niet meer omdat wij blind zijn voor Hem zoals Hij onder ons is in het woord van onze doop, in het gebed dat Hij ons leerde, in het woord van het avondmaal. Wij halen Grundtvig nu letterlijk aan: ‘De grond waarom de nabijheid van de Heer bij ons en onze vaderen steeds zwakker werd was, dat het vertrouwen op de genademiddelen van de Heer zelf meer en meer verloren ging en verlegd werd naar de Schrift, het lezen daarvan, onze eigen gebeden en zelf bedachte vrome oefeningen, en anderzijds dat zij, die op de genademiddelen bleven vertrouwen, meestal niet op het onzichtbare zagen, het woord dat klinkt uit ’s Heren eigen mond, maar op de lichamelijke dingen die Hij eraan verbond, maar die zonder het woord en het geloof daarin niets anders dan water, wijn en brood, en tot geen enkel nut zijn. Maar nu heeft de Heer ons de ogen geopend. Hij is ons zo nabij als het woord in onze mond en ons hart, dat werkelijk en uitdrukkelijk spreekt tot ieder van ons, zo, dat wij het ons mogen toeeigenen en het Hem vrijmoedig mogen voorhouden in het gebed (het Onze Vader! H.) dat een pand is dat Hij beloofd heeft te zullen inlossen met leven en Geest in tijd en eeuwigheid’. En dan besluit hij met een allegorisering van het evangelie: ‘De Heer heeft in de Geest zijn gemeente ontmoet als de weduwe uit het verhaal, Hij deed de baar stil staan en zei tot onze moeder, de kerk: ween niet! en, door zijn woord bij de genademiddelen op te wekken uit de doden, heeft Hij de hoop en de troost der kerk doen opstaan, een hoop en troost die ten diepste Hij zelf is, Gods levende Woord! "

Herren han har besøgt sit folk! Zo ervoer Grundtvig zijn ‘onvergelijkelijke ontdekking’ (zie de biografie over Grundtvig). Het leidde tot een stralend loflied van 9 vierregelige coupletten. Grundtvig voegde er aanvankelijk per couplet nog 6 regels aan toe met een heel ander ritme en totaal andere geest: naast de directe lofzang een wat moeizaam betogende uitleg. Daarin is de weduwe de kerk die wenend haar zoon ziet uitdragen: ‘Als een lichaam zonder geest ligt immers in doodsbanden het woord zoals het geschreven staat! Stelt men daar zijn vertrouwen op, dan kan geen mens ooit Gods Woord ervaren!’ Krasser kan het niet. Grundtvig voelde de discrepantie zelf en liet de toevoegingen al spoedig in de la van zijn lessenaar verdwijnen. Pas na zijn dood kwamen ze tevoorschijn. Maar ook in het eigenlijke lied is de allegorie duidelijk: ‘De kerk’, zegt hij, ‘zat in weduwestaat’ (een direct, plastisch beeld, dat wat verzwakt is door het woordje ‘als’ in de vertaling) en ‘weende om de eniggeborene’ (de vertaling: ‘treurende om haar Heiland’ maakt het verband met Lucas 7 onherkenbaar). Het is duidelijk: in het rationalisme was het Woord gestorven, ‘dood lag het ons op de tong’; maar rationalisme en orthodoxe verering voor het Boek met dode letters zijn nauw verwant. Dat is nu voorbij! De Heer is opgestaan door de kracht van de Geest in zijn levend woord. Het is Pasen en Pinksteren tegelijk in de Kerk van Denemarken! Tegelijk is het lied ook een echt paas- en pinksterlied. De opstanding van de Heer mag niet los gedacht van Pinksteren, de opstanding van het levende woord in de gemeente door de Geest, en zo in de presentie van de Opgestane zelf, in zijn eigen mond-woord, voor en boven alle schrifturen uit. Zo werd dit lied tot een blijde, bevrijde en bevrijdende ‘lofzang’, de titel waaronder Grundtvig zelf het in 1853 voor het eerst publiceerde.

Behoudens enkele kleinigheden, waarvan er twee al genoemd zijn, moet men zeggen, dat Muus Jacobse bij zijn herdichting van dit lied de toon van Grundtvig bijzonder goed wist te treffen. Over de moeilijkheden van Grundtvigvertaling zie het biografisch deel. De ‘bleke dode’ had misschien wat anders gekund, en de eerste regels van vers 2 en vers 9 zijn niet helemaal concordant vertaald; bij Grundtvig zijn zij letterlijk gelijk: Frelseren lå i sorten jord (de Verlosser lag in zwarte aarde), waarna dan in vers 2 volgt: ‘nachten zowel als dagen’ en in 9: ‘zit op de troon der ere!’ Dit bewuste teruggrijpen gevolgd door een tegenstelling geeft een bijzonder fraaie afronding van het lied. Maar als geheel moet men zeggen dat de bewerking door Heeroma een toonbeeld is van vertaling in geest en waarheid, en de grote waardering verdient die zij dan ook in Denemarken kreeg.

Het lied wordt in Denemarken veel gezongen, ook door hen die Grundtvigs visie niet delen. Het grote van Grundtvigs liederen is namelijk dat zij wel uit een heel speciale visie geboren werden, maar toch geen partij- of richtingsliederen zijn. Het ging Grundtvig niet om zijn visie als visie, maar om de levende Heer zelf. Intussen: wie bij het levende woord alleen aan het boek kan denken, moet dit lied liever ongezongen laten! Maar wie verstaat, dat het levende woord de Heer zelf is, en dat dat woord in zijn werkelijkheidskarakter onder ons vertegenwoordigd wordt niet alleen in schriftuurlijke verkondiging, maar in de twee-eenheid van prediking en sacrament, waar alles als het ware wordt samengevouwen en, persoonlijk gericht, ons wordt meegegeven: ‘Ik doop ú’, ‘voor ú gegeven’, die is dicht bij Grundtvigs eigenlijke intentie, dat ‘ik’ in de gemeente aangesproken word door de goede Herder zelf, die mij bij name roept. Dat is de opstanding van het levende woord onder ons, Pasen en Pinksteren tegelijk, toen en vandaag: ‘Jubel, want elke blijde dag / is ons zijn Woord tot leven!’

Herren han har besøgt sit folk is als nr. 349 opgenomen in Den Danske Salmebog van 2005; daarin staan maar liefst 253 van de 791 nummers op Grundtvigs naam. De vertaling werd in het begin van de zestiger jaren gemaakt voor de ‘bijzondere diensten’ in de Heilige Geestkapel te Groningen. Proberen we ons voor te stellen wat de Nederlandse literatuur van omstreeks 1836 aan kerkliederen opleverde (en dan vallen er namen als Da Costa , Beets , Ter Haar en Ten Kate ), dan is dat volstrekt onvergelijkbaar; dat figuren als de genoemde een derde deel van het Liedboek zouden vullen, kan men zich niet voorstellen. Als kerklieddichter was Grundtvig tegelijk een moderne kerkvader.

Auteur: G.F.W. Herngreen


Melodie

Een zeer eenvoudige doch bijzonder gave melodie, welke – zie de laatste tekstregel van couplet 1 – ook zorgeloos klinkt. Opvallend is dat de eerste helft van iedere regel hetzelfde ritmische patroon heeft; de tweede helften worden ritmisch steeds gevarieerd. Men zinge het lied vrolijk maar niet te vlug, want dan zou het spoedig een ‘niemendalletje’ kunnen worden (let op de 4/4-maat!); de 9 coupletten vragen om enige beurtzang.

Auteur: Willem Vogel