Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

662 - Heer, komt in deze tijd


Een eerste kennismaking

Lied 662 is een lied voor hemelvaartsdag, maar het is ook zeker op andere zondagen goed bruikbaar in de liturgie. De dichter, Jan Wit, heeft opgemerkt dat dit lied geen triomflied is, zoals veel hemelvaartsliederen vroeger waren. Het is een tekst in gebedstoon.
Bestudering van de tekst leert dat er vele Bijbelverwijzingen in voorkomen. In de eerste strofe herkennen we de vraag van de discipelen: ‘Heer, gaat u dan binnen afzienbare tijd het koningschap over Israël herstellen?’ (Handelingen 1,6). Dat is de eerste regel van het lied: ‘Heer, komt in deze tijd / uw heerschappij’. Deze vraag wordt verder ingevuld met andere Bijbelcitaten uit profeten (onder andere Joël 2,28 en Openbaring 21,1-4). De tweede strofe herhaalt de vraag van het begin, opnieuw wordt gesproken over ‘deze tijd’ (vergelijk Johannes 16,5-18).
De derde strofe brengt ons bij het pinksterfeest. ‘Vervullen’ is daarvan een kernwoord: de discipelen waren vervuld van de heilige Geest (Handelingen 2,4). ‘Deze tijd’ uit de vorige strofen is nu geworden tot ‘het perk van de tijd’. Een fraaie taalvondst: geen tijdperk, maar het perk van de tijd. Een tijdperk is afgesloten, maar een ‘perk van tijd’ is een ruimte om te groeien, om tot bloei te komen. De laatste zin van deze strofe brengt ons bij het slot van het Lucasevangelie, dat op hemelvaartsdag gelezen wordt (Lucas 24,50). De slotstrofe doet denken aan de zendingsopdracht, het laatste gedeelte is verbonden met de belofte uit Handelingen 1,11.

Auteur: Pieter Endedijk


Bij de Hemelvaart des Heren


Tekst

Deze toelichting bij de liedtekst is overgenomen uit ‘Een Compendium van achtergrondinformatie bij de 491 gezangen uit het Liedboek voor de kerken’ (Amsterdam 1977) en wordt tijdelijk op deze site geplaatst. Deze tekst wordt vervangen als er een definitieve toelichting beschikbaar is. De toelichting bij de melodie werd voor dit compendium nieuw geschreven.

In mijn bundel Ministeriale (Haarlem 1966, blz. 82) staat boven dit lied: ‘Bij de hemelvaart des Heren’ en dat geeft ook heel duidelijk de liturgische functie aan. Het is echter geen triomflied zoals vroeger veel hemelvaartsliederen waren. Strofe 1 en 2 sluiten aan op de vraag van de discipelen uit Handelingen 1,6. Daarbij kan strofe 2 gedacht worden als een gedachtegang die wordt opgeroepen na het antwoord van de Heer. Daarmee wordt alle triomfalisme afgewezen. In strofe 1, regel 5 stond oorspronkelijk en staat ook in Ministeriale: ‘van pure onschuld naakt’. Dit werd echter door de Hervormde Commissie van Rapport en de Gereformeerde Deputaten niet aanvaardbaar geacht. Als willig dienaar der gemeente heb ik een verandering aangebracht, al blijf ik zelf de oorspronkelijke lezing prefereren. Strofe 3 en 4 preluderen op het pinkstergebeuren en op het zwischen den Zeiten van de kerkgeschiedenis, de periode van Gods geduld als vrucht van het dienstwerk van Christus en van de solidariteit van de Zoon met alle stervelingen die op aarde Hem volgen en dus ook zijn woord spreken en zijn weg gaan. Aan het slot komt de tweede Advent aan de orde, het moment tussen tijd en eeuwigheid wanneer alle vragen van discipelen en latere volgelingen beantwoord zullen worden.
Ik heb voor dit lied een strofevorm gekozen die naar mijn weten nog niet in gezangboeken gebruikt is.

Auteur: Jan Wit


Melodie

In het Compendium bij het Liedboek voor de Kerken is bij deze melodie (gezang 233) informatie van de componist te vinden  die ik – om te beginnen – letterlijk overneem:

‘Deze melodie ontstond in 1969 toen de reeds aanvaarde tekst nog ‘vacant’ was en er een melodie gevraagd werd. Steeds hebben twee aaneengesloten regels dezelfde ritmische structuur, het geheel in de Barvorm’; een melodiestructuur dus waarin het eerste regelpaar wordt herhaald (Stollen), waarna de melodie in de tweede helft een andere kant op beweegt (Abgesang) en die aan het slot een reminiscentie laat horen aan motieven uit de Stollen. In dat opzicht is dit lied een geslaagd schoolvoorbeeld van een gezang in Barvorm.’

De structuur van de tekst – achtregelig met 6-4-6-4-6-5-6-7 lettergrepen per regel – is uniek. In de onderstaande weergave van de melodie heb ik de spatiëring aangepast om zo de ritmische logica van de wijs te onderstrepen. Elk regelpaar volgt hetzelfde ritmische patroon, zij het dat in de zesde en  achtste regel – ter wille van het toenemend aantal lettergrepen – noten zijn achter- en tussengevoegd.

In het Abgesang – de tweede helft – gaat de melodie letterlijk een andere kant op: de dalende kwint wordt een stijgende, het dalend motief C stijgend. In de slotregels worden de motieven B en C in elkaar geschoven tot één, in regel 7 en 8 sequensmatig gebruikt, motief.

Opvallend is hoe fijnzinnig Vogel omgaat met het gebruikte notenmateriaal. Binnen de beperking van het octaaf benut hij in de eerste helft van de melodie slechts vijf noten. Aan het begin van de tweede helft worden de c” en de hoogste noot d” toegevoegd en in de voorlaatste regel de nog enig ontbrekende noot e’. Ook de beperkte hoeveelheid gebruikte intervallen draagt bij aan het uitgesproken karakter van deze melodie. Naast de opvallend geponeerde kwinten worden tertsen – op één uitzondering na – alleen tussen de regels gebruikt en bestaat de melodie verder slechts uit secundeschreden. De repeterende noten smeden Stollen en Abgesang aaneen en ondersteunen de ‘slepend’ rijmende zesde en achtste regel.

De begeleidingszetting van de meester zelf is basaal van karakter en sluit idiomatisch goed aan bij de melodie. De koorzetting van ondergetekende is onderdeel van een grotere compositie, een koraalcantate met ingevoegd driestemmig motet, verschenen in Muziek & Liturgie 2003/5.

Als tip zou ik de koorleiders willen meegeven: blijf consequent in halve noten dirigeren, ook in de driedelingen tussen de oneven en de even regels. Een soepel directiegebaar houdt daar het tempo gaande en constant. Als tempo adviseer ik MM = 54, een breed tempo dat voldoende ruimte laat om adem te nemen na de even regels.

Auteur: Christiaan Winter


Media

Uitvoerenden: Ensemble Sonus Vita o.l.v. Anjo de Haan; Pieter Pilon, orgel (bron: KRO-NCRV)