Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

blz 1406 - Mijn Heer en mijn God


Mein Herr und mein Gott


Tekst

Vooraf

Dit gebed van de Zwitserse heilige Niklaus von Flüe (Bruder Klaus) bevindt zich in het Liedboek in de rubriek ‘Bidden’. De tekst is ook als graag gezongen lied bekend in het Katholisches Gesangbuch der deutschsprachigen Schweiz 1998, nr. 546. (zie en hoor: via YouTube of via liturgie.ch.) Ook protestanten in Zwitserland zingen het van harte.

Ter inleiding

Er zijn twee manieren om zelf deze tekst te overdenken alvorens je de verdere informatie tot je neemt.

1. Wie dit compacte gebed hardop leest en eventueel zelfs als eigen gebed tot God ter harte wil nemen, moet er even voor gaan zitten en de eigen associaties en gedachten bij de gebedsregels de vrije loop laten. Misschien kun je opschrijven wat je aanspreekt, en eveneens wat je stoort en wat je te denken geeft. Vraag jezelf ook waarom een zinswending je aanspreekt, stoort of te denken geeft. Het is eigenlijk al voldoende om je je op deze manier bewust te maken van je gedachten en gevoelens. Probeer het. Stop met lezen van dit artikel en lees eventueel pas verder als je bovenstaande oefening hebt gedaan.

2. Maar wellicht wil je om er in te komen liever vooraf enkele vragen overwegen:

  • Wat betekent het dat je van ‘mijn God’ spreekt? Duidt dat niet op een persoonlijke en innige band? Is dat niet te persoonlijk? Waarom niet onze God aangesproken, denkend en voelend vanuit een gemeenschap? En God tutoyeren, met jou aanspreken? Alsof je getrouwd bent of familie?
  • Je kunt blijven haken bij ‘neem alles van mij dat me afhoudt van jou’. Alles? Wie is daartoe in staat? Dat is toch een opdracht die boven je vermogen gaat? Trouwens wat houdt ‘alles’ in? Of is het woordje ‘alles’ in dit gebed misschien bedoeld als een steeds radicaler voortgaande toekomstwens, die je hier en nu alvast een heel klein beetje in een levenslange beweging van loslaten zet?
  • Mensen verlangen naar een thuis in hun leven, niet alleen naar een woning, maar ook naar beschutting, warmte en geborgenheid, lijfelijk en geestelijk. De bede heeft het over een ultiem ‘thuis’ in de verborgen werkelijkheid van de eeuwige liefde van God. Tijdens de levensreis met zijn ups en downs en onbekende toekomst, en ook voorbij het leven. Wat betekent thuis voor jou?
  • Nog één punt: ‘verlos me van mij’. Deze intrigerende zin veronderstelt dat je een ‘ik’ hebt, dat in staat is een ander zelf, een andere kant van jou die niet aan het puur goede gehecht is te isoleren en te laten verdwijnen. Alsof je een dialogisch zelf hebt. Meerdere ikken, zoiets als Paulus formuleert: ‘Wat ik verlang te doen, het goede laat ik na; wat ik wil vermijden, het kwade dat doe ik’ (Romeinen 7,19). Gaat dat gebed over die tegenstrijdigheid en levensstrijd?

Structuur

De bede beantwoordt min of meer aan een drievoudige structuur van een mentale beweging van een mens naar God, en ook meer specifiek van een mystieke weg.

De eerste bede betreft de reiniging, de uitzuivering van wat een mens afhoudt van Gods bedoelingen met mens en wereld (purificatio, reiniging). Deze stap duidt op omkeer, bekering.

De tweede regel kan wijzen op het geschenk van een betrekking tot God, tot een Bijbelgedeelte. De bede hoopt op deelname aan een (blijvend) leerproces dat verheldert wat het thuisbrengen inhoudt (illuminatio, verlichting, licht zien).

De derde strofe wenst vanuit een bidder gezien overgave, een vereniging met God door een gelovige, hopende en liefdevolle bidder (unio, eenheid, ook wel perfectio, volmaaktheid, genaamd). ‘Niet ik, maar Gij, mijn God’.
Deze uiteindelijke volledigheid als volmaakte wederkerigheid van de bidder met God en God met de bidder kan in de deelname aan de maaltijd van de Heer (avondmaal) voor even voorvoeld worden of – nog intenser en mystieker – zelfs als volmaakt thuis ervaren worden.

Nicolaus von Flüe (1417-1487)

Hoewel het ‘alles nemen’ uit de tekst van het Liedboek ook machteloosheid en irritatie kan wekken voor een argeloze lezer, kan het in een welhaast voor de meeste mensen onbereikbare persoonlijke invulling verduidelijkt worden door een levensschets te geven van Nicolaus.

De geboorteplek van Nicolaus von Fluë (in het vervolg met zijn Zwitserse naam: Niklaus von Flüe of ook Bruder Klaus genoemd) bevindt zich in een boerderij op de hoogte Flüeli (Sachseln, in de buurt van Sarns, Zwitserland). Zijn leven begint in 1417. Hij sterft op 21 maart 1487 in Ranft als kluizenaar, niet ver van zijn huis. Hij trouwt als hij 29 is met Dorothee Wyss, die dan ongeveer vijftien jaar oud is. Ze krijgen vijf dochters en vijf zonen. Een aanzienlijke boerderij betekent voor haar het besturen van het huis en voor hem het boerenbedrijf uitbouwen. Ze leven in een tijd waarin men in de Alpen op veeteelt en kaasmaken is overgegaan en er spanningen zijn over gemeenschappelijke weidegrond en afgeschermd privébezit. Ook bestaan er spanningen tussen de stedelijke kantons en de meer landelijke kantons en er is verzet tegen de dreigende, vreemde overheersing door Bourgondiërs en Habsburgers.

Vanaf 1431 beschikt Niklaus over actief en passief stemrecht in zaken aangaande de kerkgemeenschap en de landsregering van het kanton Obwald. Zo op zijn veertigste geldt hij als een vertrouwenspersoon en behoort hij als rechter, raadsheer en aanvoerder ‘Rottmeister’ van een militair vaandel van ongeveer tien landsknechten tot de bestuurlijke, rechterlijke en in mindere mate de militaire leiding van zijn kanton. De kandidatuur om het ambt van ‘Landeshauptmann’ te bekleden slaat hij af, een functie die twee van zijn zonen wel op zich zullen nemen.

In 1465 legt hij al zijn politieke ambten neer. Deze vrome mens voelt zich geroepen tot diep contact met de absolute waarheid, heeft last van vertwijfelingen, depressies, en slapeloosheid. Hij verlaat in oktober 1467 met instemming (ook juridisch) van vrouw en kinderen huis en hof om boetvaardig op pelgrimstocht te gaan. De pelgrimage pakt al in november van dat jaar anders uit door een heftige existentiële crisis en visioenen. In Liestal maakt hij rechtsomkeert en vestigt zich, aanvankelijk onopgemerkt door de familie, al spoedig in de Ranftschlucht. Hij leeft daar twintig jaar als kluizenaar, in de buurt van het huis dat hij had verlaten. God als pure goedheid is kennelijk vlakbij huis te vinden.

Het is nauwelijks te beseffen wat deze ommekeer voor zijn vrouw en kinderen betekent. Misschien hebben ook zij ten diepste niet begrepen wat hem in zijn grote vertwijfeling bewoog. En hebben ze hem niettemin zijn vertrek gegund. Eenzaam is hij niet in zijn levensstrijd: zo staat onder andere de pastoor van Kerns hem als biechtvader bij. Als hij na zijn nalatenschap geregeld te hebben zijn familie verlaat, is het jongste kind zestien weken oud. Het is alsof hij in zijn crisis aan de ene kant compromisloos handelt en aan de andere kant in een raadselachtige stap creatief een omgang met de onrusten van zijn hart heeft gevonden. Zijn levensweg moet zo lopen, hij is daarin beslist: weg van thuis, alleen zijn in het zoeken naar een situatie waarin het verlangen naar Gods pure waarheid als dragende kern en grond van zijn bestaan wordt vervuld. Vreemd? Pathologisch te verklaren? Een pelgrimerende koopman uit Halle maakt in 1474 gewag van zijn bezoek aan Broeder Klaus en treft in hem een aangenaam, belangstellend, normaal iemand.

Voor Broeder Klaus wordt een kapel gebouwd en ingewijd en een priester bedient de mis. Hij woont er in een eenvoudige behuizing, waar velen hem komen bezoeken om hem vanwege de roep dat hij at noch dronk als wonder te aanschouwen, maar er komen vooral talloze bezoekers van heinde en verre om raad te vragen, zoals dat bij de meeste kluizenaars het geval is. Het wonderlijke verhaal gaat dat hij tot zijn dood niet at en dronk en enkel gevoed werd door de dagelijkse eucharistie: toereikend zou het eten van de hostie zijn en het drinken van de wijn. Het laat op zijn minst metaforisch zien hoe ver de vraag kan strekken om ‘alles te nemen dat afhoudt van God’. Onder dat ‘alles’ vallen niet alleen materiële zaken als bezit of zelfs eten, maar ook frustraties, teleurstellingen, boosheden, angsten, of dwanggedachten, en strevingen tot mateloos perfectionisme in doen en denken.

Kennelijk is dit leven op de grens voor hem de beste manier om van en in Gods vrede te verwijlen. Hij behoudt zijn leven in overgave aan God door veel te kunnen verliezen (Matteüs 10,39). Broeder Klaus: een leek, een wijze visionair, vredestichter en een deemoedig asceet, die toont wat vasten, wat afzien inhoudt.

In 1669 wordt hij vanwege zijn regionale betekenis zaligverklaard en vanwege zijn betekenis voor de hele mensheid verklaart de paus hem in 1947 heilig. Voor Zwitsers is hij de heilige bij uitstek of ze nu katholiek zijn of protestant. Hij adviseerde eens in een kwestie rond de verhouding tussen de stedelijke kantons en landelijke kantons. Een spanning die juridisch zou kunnen worden opgelost. Maar ook de onheilspellende kans op een militair conflict lag na bijna een jaar tevergeefs onderhandelen in het verschiet. In december 1481 geeft hij ’s nachts aan een toegesnelde onderhandelaar een geheim advies. Het komt erop neer dat hij een diplomatieke oplossing voorstelt waarin het gezonde verstand overheerst. Het leidt tot een werkbaar verdrag, het Stanser Verkommnis. Hij heeft eens gezegd dat de gang naar de rechter de verliezende partij meestal geen rust geeft.
Zo staat hij bekend als vredestichter en is hij voor de protestanten met hun bezwaren tegen heiligverklaring en een katholieke claim op Broeder Klaus in ethisch opzicht evenzeer een heilige, zoals bijvoorbeeld protestantse theologen als Walter Nigg en Karl Barth stelden.

Broeder Klaus is ook de patroon van de katholieke landbouwvereniging in Zwitserland en Duitsland. Her en der zijn er kerken en kapellen aan hem gewijd, zoals de ‘Bruder-Klaus-Kapelle in Mechernich-Wachendorf’ (Eifel, Duitsland), die een boer op zijn land onder architectuur heeft laten oprichten (www.feldkapelle.de).

Over de tekst van het gebed

Dat hij analfabeet was, doet geen afbreuk aan zijn wijze raad en invloed. Hij heeft gezichten en visioenen en laat brieven schrijven. Anderen hebben opgetekend wat hij vertelde, ook het beroemde gebed dat in een oud handschrift aldus luidt:

Bruder Claussen gewonliches gebeth

O myn got unde myn herre nym
mich mir und gyb mich gancz zcu eygen dyr

O myn got und myn herre nym von myr
alles das mich hyndert gegen dyr

O myn got unde myn herre gyb myr
alles das mich furdert zcu dyr. Amen

In tegenstelling tot de vertaling van Andries Govaart in het Liedboek staat in deze versie het ‘nym mich mir’ in de eerste strofe. Het fungeert als het hoofddoel dat bereikt kan worden als God alles wat het doel hindert heeft genomen en alles wat tot het doel leidt heeft gegeven. Het gebed in deze vorm spreekt elementair van nemen en geven. De versie op de officiële website www.bruderklaus.com en ook die in het Zwitserse Katholisches Gesangbuch heeft evenals de tekst in het Liedboek de volgorde in een mystiek bewegen: eerst verandering, dan verheldering en vervolgens vervulling.
De zinswending ‘nymm mich mir’ is in een lange versie van Johann Heermann’s gezang: Herr Jesus Christe, mein getreuer Hirte te vinden in het zevende couplet, dat overigens niet in de verkorte versie van het Duitse Evangelisches Gesangbuch (1993, nr. 217) is opgenomen: ‘nimm mich mir, gib mich dir zu eigen. / Du bist der Weinstock, ich dein Rebe, / nimm mich in dich, dass ich lebe’. Lied en couplet zijn met het avondmaal verbonden. Voor Broeder Klaus was deelname aan de dagelijkse eucharistie in zijn kapel een teken van zijn eenheid met de levende God.

In een versie van de gebedstekst, geciteerd in de Catechismus van de Katholieke Kerk, is het radicale ‘alles’, dat zonder einde lijkt, vertaald door een gematigder ‘wat’: O Heer, neem weg van mij wat mij afwendt van U. O Heer, geef ook mij wat mij richt op U. O Heer, onttrek mijzelf aan mij en hecht mij aan U. (Catechismus van de Katholieke Kerk, Kampen/Brussel 2008, 67)

Mystiek

Het innerlijk leven en de visioenen van Niklaus von Flüe zijn tot op zekere hoogte te reconstrueren uit wat hij andere mensen vertelde. In zijn binnenste verschijnen beelden, die als visionaire ervaringen te duiden zijn. Zo ziet hij eens in een somber beeld de imposante Pilatusberg, aan het Vierwoudstedenmeer bij Luzern wegzinken. Daarachter duikt de waarheid op, en alle mensen wenden zich af van de waarheid. Als dromen iets over de dromer zeggen, dan behoort hij zelf tot hen die zich afwenden van Gods waarheid.

Hij stelt zich God als dynamisch voor. Eens vraagt hij aan een bezoeker: ‘Zie je deze figuur? Zo is het goddelijk wezen. Het middelpunt is de ongedeelde God’. Dit beeld van een wiel is waarschijnlijk door Broeder Klaus gemaakt. Hij, de analfabeet, noemt het een boek, waaruit hij leert.
De goddelijke macht breekt uit de binnenste cirkel, uit Gods geheimenis, en gaat hemel en wereld omvatten (de drie pijlen naar de buitenste cirkel gericht). Gods dynamische liefde keert ook weer terug (de andere drie pijlen). Het beeld lijkt te verwijzen naar een gedachte in het Bijbelboek Handelingen: God bedoelt dat we Hem zoeken en al tastend vinden. God is niet ver weg. ‘In hem leven wij, bewegen wij en zijn wij. Zoals enkele van uw dichters hebben gezegd: ‘Uit hem komen wij ook voort’’, aldus Paulus in zijn gesprek op de Areopagus in Athene (Handelingen 17,28).

God is een ‘Einig Wesen’ volgens Broeder Klaus, om zo te zeggen als drie spaken in het wiel: als zorgzame en rechtvaardige Vader, aandachtige en genadige Zoon en reinigende en communicatieve Geest in en rondom ons is Hij met alle overmacht aan Liefde in ons mensen als ook in het universum volkomen aanwezig. In deze opvatting wordt God niet beschouwd als een in zichzelf rustende werkelijkheid en oorzaak, maar als een onvoorstelbare dynamiek, een creatieve kracht, overvloeiend van waarheid, liefde en leven.

Deze dynamiek van God heeft Broeder Klaus gezocht en ervaren. De stille plek waar hij twintig jaar verbleef, droeg daaraan bij. Ingekeerd, met een spiritualiteit van ascese en gelatenheid, terend op de eucharistie, en niet wereldvreemd, los van het zoeken naar vrede voor wie hem om raad vroegen. Al is kluizenaar worden niet ieders roeping, contact zoeken, krijgen en houden met de Levende is dat wel.

Mijn Heer en mijn God

De aanhef ‘Mijn Heer en mijn God’ (in de oude versie: o myn got unde myn herre) is ontleend aan het Johannesevangelie. Het uitspreken van deze bede vereenzelvigt de bidder met de twijfelende Tomas, die uit verlangen naar absolute waarheid Jezus’ wonden wil en mag aanraken. Tomas zegt dan op Jezus’ uitnodiging tot geloof: ‘Mijn Heer en mijn God’. Waarop Jezus tegen hem zegt: ‘Omdat je me gezien hebt, geloof je. Gelukkig zij die niet zien en toch geloven’ (Johannes 20,28-29). Deze omslag van vertwijfeling naar een volstrekt betrouwbaar geloof en naar een innige band met Jezus is kenmerkend voor mystici in het algemeen en voor Broeder Klaus in het bijzonder. Het is een weg die steeds opnieuw begaan moet worden in gebed en in de eucharistie.

Verband

De tekst bevindt zich in het Liedboek in een verband van aanbiddingsliederen. Wie de teksten van liederen en deze tekst met elkaar in gesprek brengt kan verrassende verbanden ontwaren. Niklaus von Flüe staat bekend als vredestichter, mogelijk in betrokkenheid op Jezus als vredevorst, als ‘prince of peace’ (Liedboek 883). ‘Gelukkig de vredestichters, want zij zullen kinderen van God genoemd worden’ (Matteüs 5,9).
God/Jezus/Geest wordt in Liedboek 882 ‘heilig’ genoemd ‘met kracht en macht, machtig zonder grens’ (strofe 2), en wordt als ‘het leven zelf en als leven grenzeloos’ aangeduid (strofe 4). Inderdaad, Jezus overschrijdt grenzen tussen mensen, tussen goede en kwade. Passend lijkt het daarbij dat aan Broeder Klaus een gezegde over grenzen wordt toegeschreven: ‘Maak het hek niet te lang’. Dat God/Jezus/Geest in onze zwakheid woont (strofe 2), heeft hij vast in zijn ontredderingen ervaren. Wat de macht betreft, spreekt Broeder Klaus in termen van (over)macht over God, maar dan niet als iemand die alles wat gebeurt teweegbrengt, maar als een macht van Liefde die alles doordringen wil en uit is op voleinding.
De uitbundigheid van Liedboek 883 en 884 lijkt vreemd aan een kluizenaar. Misschien bezong hij op eigen manier innerlijk de grootse dynamiek van Gods pure goedheid, in de hoop dat mensen God zien als diepste bewogenheid met hen.

Auteur: Evert Jonker

Literatuur

Roland Gröbli, Einführung in Leben und Wirken von Niklaus von Flüe und Einführung in das Gedenkjahr 2017, Sachseln 2017. Te downloaden: www.bruderklaus.ch. Op deze prachtige website is een uitgebreide literatuurlijst te vinden, onder meer van de oudste biografie uit 1501, een bronnenboek, boeken over de vrouw van Niklaus, Dorothee von Flüe-Wyss, een boek over Broeder Klaus en de Reformierten en ook een standaardwerk van Gröbli zelf met als verkorte titel ‘Einig Wesen’.