Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

130b - De Heer is steeds barmhartig


Uit afgronden roep ik U, Heer

Antwoordpsalm

Tekst

De tekst is Psalm 130,1-4.7-8 uit de psalmvertaling van Ida Gerhardt en Marie van der Zeyde.


Melodie

Hans Besselink (1931-2012) schreef deze antwoordpsalm in 1976 in opdracht van de Nederlandse St.-Gregoriusvereniging ten behoeve van Cantatorium (Can. 201 en 202), een serie antwoordpsalmen voor de liturgie. Belangrijkste melodische element is een op natuurlijke declamatie berustende verhouding woord-toon.      

Vorm

Liedboek 130b is een antwoordpsalm met twee refreinen voor solo-voorzang, gemeente en orgel. Volgens de partituur (Cantatorium 201) wordt het refrein eerst door de cantor/cantrix voorgezongen, waarna het koor dit als een zelfstandig vierstemmig motet herhaalt. Vervolgens zingt de gemeente het refrein, waarbij het koor begeleidt met een nieuw zelfstandig vierstemmig motet.
Daarnaast is er een meer eenvoudige zetting voor cantor/cantrix, driestemmig koor, gemeente en orgel (Cantatorium 202). Hierbij wordt het refrein na de meerstemmige herhaling niet meer voor de derde maal door allen gezongen. De partituur vermeldt ook de mogelijkheid het refrein eenstemmig uit te voeren, waarbij het dus enkel door eenstemmig koor of cantor/cantrix wordt voorgezongen met daarna herhaling door de gemeenschap. Daarbij komt dus eventueel geen koor van pas. Deze wat kortere vorm werd vanwege de praktische bruikbaarheid ook door Liedboek gekozen. Het geluidsvoorbeeld op deze site is de zetting van Cantatorium 201.

Bijzondere woord-toonverhouding

Deze antwoordpsalm is een voorbeeld van drie manieren waarop de inhoud van een tekst muzikaal gestalte kan krijgen, afhankelijk van de uitvoerenden, namelijk door solo-voorzang (de cantor), het koor/de gemeenschap of de begeleiding. In deze psalm spreken tekst, melodie en samenklank elk een eigen muzikale taal. In de refreinen is de verhouding woord-toon afstandelijk, neutraal-algemeen, objectief en bij meerstemmige uitvoering die van een klassiek motet. De toonzetting van ‘want vergeving is er bij U’ aan het einde van het tweede refrein is ietwat problematisch. Een en ander zal het gevolg zijn van de melodie van ‘zijn genade onbeperkt’ uit het eerste refrein, waaraan het werd aangepast.
De tekstverklanking in de partij van de solo (cantor) is een totaal andere. Deze is sterk declamatorisch. Zie bijvoorbeeld in voorzangvers 1: ‘Uit afgronden…’, het herhaalde ‘Heer’ en ‘hoe ik schrei om erbarmen’. Tekst en melodie zijn nauw met elkaar verbonden in een roep vanuit de diepte om vergeving. Daarbij is deze ‘schrei om erbarmen’ (strofe 1) echt die van een solist, een eenling, amper goed te zingen door meerderen, zelfs al zijn het er eventueel maar twee. Het is bij uitstek spreken in muziek:
We zien een en ander terug in de samenklanken van meerstemmig koor en orgelbegeleiding, die aan de kernmomenten van de tekst op hun manier gestalte geven. Zie bijvoorbeeld hoe ‘O, mocht uw oor het verstaan’ door het begeleidende d-mineur een smekend karakter krijgt. Dankzij het dominantseptiemakkoord (de toon dis) onder ‘verstaan’ gaat het smeken over in een zekere berusting, in een vertrouwen dat de Heer het smeken inderdaad zal verstaan. In de daaropvolgende maat wordt de ‘schrei om erbarmen’ mede verklankt via opvallend veel chromatiek.

Uitvoering

Vermeld werd al dat de voorzang van de verzen enkel als solozang van cantor bedoeld is. De originele partituur vermeldt een aantal uitvoeringsmogelijkheden. Bij eventuele deelname van het meerstemmige koor wordt het refrein eerst voorgezongen door de cantor of het koor en vervolgens als vrij zelfstandig vierstemmig motet herhaald door het koor, waarbij de melodie van het zojuist voorgezongen refrein enkel deels in de sopraan te horen is. Ten slotte wordt het refrein door volk en koor herhaald, waarbij het koor een nieuw tegenmotet laat horen. Hierin is de melodie van het refrein amper verwerkt. Deze driedelige uitvoeringswijze is te horen in het geluidsvoorbeeld op deze website voorafgaand aan de verzen en na de laatste strofe. Tussen de strofen wordt het refrein eenstemmig gezongen door allen.
Een meer eenvoudige uitvoeringswijze laat eerst de cantor het refrein voorzingen, waarna allen het herhalen als vijfde stem van het meerstemmige koor. Het valt op dat de refreinmelodie nu verder niet verwerkt is in de koorstemmen. De meest eenvoudige manier om het refrein van Liedboek 130b te zingen is weglating van alle meerstemmigheid en/of zelfs het koor. Koor of cantor zingen eerst het refrein voor, waarna de gemeenschap het herhaalt. Tussen de verzen door zingt enkel de gemeente het refrein. Liedboek heeft door alleen te spreken van ‘voorzang’ de keuze uit de verschillende mogelijkheden overgelaten aan de plaatselijke mogelijkheden.  

Auteur: Anton Vernooij


Media

Uitvoerenden: Amersfoorts Vocaal Ensemble o.l.v. Gert Bremer; Jos Wilderbeek, cantor; Frans Haagen, orgel