New every morning is the love | |||
Tune: MELCOMBE |
Tekst
Ontstaan en verspreiding
John Keble (1792-1866) publiceerde zijn lied ‘New every morning is the love’ in The Christian Year (1827). Met de zeven strofen die het lied nu telt, is het altijd nog een inkorting van Keble’s oorspronkelijke tekst van maar liefst zestien strofen. Ook in latere Engelse hymnals wordt het lied ingekort tot vijf of zeven strofen.
In Nederland werd het lied van Keble en Webbe geïntroduceerd via de ‘Hervormde bundel van 1938’, gezang 277, in de vertaling van Jan Jacob Thomson. Deze vertaling bestond uit vijf strofen. Vier daarvan (de huidige 1, 2, 6 en 7) zijn door Willem Barnard overgenomen en conform een andere Engelse traditie aangevuld tot het huidige lied van zeven strofen.
In die vorm kreeg het voor het eerst een plaats in het Liedboek voor de kerken (1973, gezang 380), daarna in het Liedboek (2013), Weerklank (2016, gezang 522) en In wind en vuur (2023, nr. 278).
In het Liedboek voor de kerken (1973) was naast deze vertaling van Thomson/Barnard ook die van Bernard Smilde opgenomen (gezang 381). De liedboekredactie heeft uitgebreid gediscussieerd welke van de twee zou worden overgenomen in het Liedboek. Uiteindelijk viel de keuze op de tekst van Thomson/Barnard, omdat die veel raakpunten heeft met ons jachtige dagelijkse leven (strofen 6 en 7) en dat is uniek in morgenliederen: ‘De kalme gang, de kleine taak, / zijn ruim genoeg voor Godes zaak’ (strofe 6, regel 1-2).
Origineel en vertalingen
Van de oorspronkelijke veertien strofen werden in Hymns Ancient & Modern (edities 1861, 1950, 1983 en 2013) vijf strofen overgenomen: 6, 7, 8, 14 en 16. Deze vijf vormden het uitgangpunt voor de vertaling van Jan Jacob Thomson (‘Hervormde Bundel 1938’, gezang 277). Willem Barnard volgde de strofeselectie volgens The English Hymnal (1906): naast de vijf eerdergenoemde strofen vertaalde hij ook de coupletten 9 en 13 van Keble. Strofe 8 kreeg een nieuwe vertaling.
John Keble |
Jan Jacob Thomson |
J.J. Thomson/Willem Barnard |
6 New every morning is the love |
1 Ontwaak, o mensch, de dag breekt aan, |
1 Ontwaak, o mens, de dag breekt aan, |
7 New mercies, each returning day, |
2 Rondom wie bidden dag aan dag |
2 Rondom wie bidden dag aan dag |
8 If on our daily course our mind |
3 Als onze geest nauwlettend wikt, |
3 Al wat geliefd is en vertrouwd, |
9 Old friends, old scenes will lovelier be, |
4 Wie van zich afziet naar God toe, |
|
13 We need not bid, for cloistered cell, |
5 Houd dan de hemel in het oog, |
|
14 The trivial round, the common task, |
4 De kalme gang, de kleine taak, |
6 De kalme gang, de kleine taak, |
16 Only, O Lord, in Thy dear love |
5 Maak in uw liefde ons, Heer, bereid |
7 Maak in uw liefde ons, Heer, bereid |
Bij publicatie van het lied in 1827 gaf Keble het lied de titel ‘Morning’. Hij schreef het bij een geliefde passage uit de Klaagliederen van Jeremia en noteerde onder de titel: ‘His compassions fail not. They are new every morning. Lament. iii. 22, 23’ (‘Zijn ontferming kent geen grenzen. Elke morgen schenkt Hij nieuwe weldaden’).
Inhoud
Het lied begint plechtig: ‘Ontwaak, o mens, de dag breekt aan’. Dat komt doordat hier gewoon de tekst uit de oude ‘Hervormde bundel van 1938’ geciteerd wordt.
Met de regel ‘Al wat geliefd is en vertrouwd’ (strofe 3, regel 1) begint dus de tekst van Barnard. Die regel is meteen een mooie verwijzing naar het lied zoals het bijna anderhalve eeuw in kerk en huis gezongen is. Er ligt een glans over, zingen we nu.
Glans en heerlijkheid
Voor zover er sprake is van licht, geeft het lied dit pas prijs in het middelste deel, in de strofen die Barnard heeft vertaald (strofen 3, 4 en 5). Daar openbaart zich het geheim, en blijkt het te gaan om ‘Gods licht’ (strofe 3), ‘schijnsel van de hemel’ (strofe 4), en ‘een bovenaardse glans’ (strofe 5).
Glans, heerlijkheid (strofe 3), schijnsel, licht (strofe 4) en nog eens glans (strofe 5): het morgengloren is middaglicht geworden. Met het woord heerlijkheid van strofe 3 (regel 3) zijn we eigenlijk in de hemel beland; het verwijst naar de luister en de glorie van God. Dat hemelse schijnsel ‘gaat / over de dag van vroeg tot laat’ (strofe 4, regel 3-4). Het staat over de dag heen. Ook bij Keble ligt er goddelijke zonneglans over het dagelijks leven, hier bij Barnard krijgt het dagelijkse zonlicht trekken van een liturgie waarin de hemel opengaat.
Tegelijk benadrukt hij, met Keble, de aardse kant, zelfs met een omgekeerd sursum corda: ‘maar hef uw hart niet al te hoog; / op aarde hier, op aarde thans / ziet gij een bovenaardse glans’ (strofe 5, regel 2-4). Hier en nu gebeurt het.
Nieuw
Het Engelse origineel legt nadruk op wat nieuw is: ‘new mercies’, ‘new thoughts’, ‘new hopes’ (strofe 7), ‘new treasures’ (strofe 8). Thomson doet dat ook in de tweede strofe: ‘een nieuw geloof, een nieuwe hoop, / een nieuwe kracht’ (regel 3-4). Barnard echter benadrukt ook het oude en vertrouwde – Keble’s ‘old friends, old scenes’ (strofe 9) – en Gods geduld (strofe 3, regel 4), de houdbaarheid op de lange duur: ‘van vroeg tot laat’ (strofe 4, regel 4) en de ‘bovenaardse glans’ over ons hier en nu (strofe 5, regel 4).
Wat bij Thomson ‘nieuwe kracht’ (strofe 2, regel 4) heet, wordt bij Barnard in strofe 4 uitgebreid tot uithoudingsvermogen: ‘Wie van zich afziet naar God toe, / loopt in het licht en wordt niet moe’ (regel 1-2). Dat roept associaties op met Jesaja 40,31: ‘Wie hoopt op de Heer krijgt nieuwe kracht; (…) hij loopt maar wordt niet moe, hij rent maar raakt niet uitgeput’. Denk ook aan de wonderen in de woestijn: een tocht van veertig jaar zonder slijtage of blaren (Deuteronomium 29,4; Nehemia 9,21).
Deze tekst is tot stand gekomen op basis van bijdragen van Klaas Touwen en Gerda van de Haar aan In wind en vuur: alle liederen (toegelicht) van Willem Barnard | Guillaume van der Graft (Skandalon, Middelburg 2023, deel III, 968-969) met een aanvulling van Pieter Endedijk.
Melodie
De melodie MELCOMBE is de meest bekende van Samuel Webbe sr. (1740-1816). Oorspronkelijk schreef hij de melodie met becijferde bas bij het Latijnse gezang ‘O salutaris Hostia’, bestemd voor de rooms-katholieke liturgie en gepubliceerd in An Essay on the Church Plain Chant (1782).
De naam MELCOMBE is ontleend aan Melcome Regis, een streek in het zuiden van het graafschap Dorset. De eerste protestantse liedbundel waarin deze melodie is opgenomen is Sacred Harmony (Londen 1791). Daarin wordt de melodienaam MELCOMBE ook gebruikt. Nu is de melodie vooral bekend in combinatie met de tekst van John Keble (1792-1866).
De melodie verloopt vrijwel geheel in kwartnoten, eenmaal onderbroken door een gepunteerd ritme aan het einde van de derde regel. Kenmerkend zijn de voornamelijk dalende secundeschreden, regelmatig afgewisseld met een opwaartse sprong om die dalende lijn weer voort te kunnen zetten, zoals de sext in regel 1 en de kwart in regel 2. De dalende secundeschreden worden in de derde regel onderbroken door een stijgende reeks. De tweede melodieregel eindigt op de dominant, maar de derde regel gaat meteen weer verder in de toonsoort van het begin.
Auteur: Pieter Endedijk
Media
Uitvoerenden: Goylants Kamerkoor o.l.v. Cor Brandenburg; Eric Jan Joosse, orgel (strofen 1, 4, 5, 6, 7) (bron: KRO-NCRV)