Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

295 - Wees hier aanwezig, woord ons gegeven


Drempelgebed

Tekst

Ontstaan en verspreiding

Dit gezongen gebed verscheen voor het eerst in een uitgave met de gelijknamige titel (Hilversum 1981) met zeventien liturgische gezangen en liederen van Huub Oosterhuis en Tom Löwenthal. De ‘titelsong’ van deze uitgave (er verscheen ook een LP) kreeg daarna veel bekendheid, vooral in rooms-katholieke kringen. De eerste opname in een liedbundel is de losbladige uitgave Liturgische gezangen II (1985, nr. 12). Daarna volgden Petrus en Paulusbundel (1987, nr. 343), de tweede editie van Gezangen voor Liturgie (1996, nr. 647) en Verzameld Liedboek (2005, blz. 500). Met de opname in Tussentijds (2005, nr. 13) kreeg het ook buiten de Rooms-Katholieke Kerk bekendheid. Daarna volgden nog de tweede editie van de Vlaamse bundel Zingt Jubilate (2006, nr. 25c) en Zangen van zoeken en zien (2015, nr. 313).

Inhoud

De tekst begint met een openingsvers van twee regels dat het karakter van een oproep heeft. Dan volgt het refrein: ‘Wek uw macht en kom ons bevrijden’. Vervolgens zijn er drie strofen van drie of vier regels, steeds besloten met het refrein. Het openingsvers met refrein klinkt vervolgens als afsluiting.

In het openingsvers wordt niet in directe zin tot God gebeden. Het ‘woord ons gegeven’ wordt aangesproken en gevraagd om aanwezig te zijn. Dat ‘woord ons gegeven’ kan natuurlijk de Schrift zijn, maar men kan ook goed denken aan Jezus Christus, die immers het mensgeworden woord is, zoals het in de proloog van het Johannesevangelie staat. Het gebruik van de hoofdletter bij ‘U’ in de tweede regel en de inhoud van de strofen (zoals bijvoorbeeld regel 1 in strofe 1: ‘God in ons midden’) bevestigt de laatste gedachte. De tweede regel voegt aan de vraag om aanwezigheid van dat woord toe dat ik mij daarvoor openstel, mag ‘horen met hart en ziel’. Opvallend is dat deze regel in de eerste persoon enkelvoud is gesteld, terwijl de tekst van het refrein en de strofen in de eerste persoon meervoud staan.

De woorden van de refreinregel zijn ontleend aan Psalm 80,3 uit de vertaling Vijftig psalmen. Voor meer informatie over deze vertaling, zie Liedboek 72a.
De tekst van het refrein refereert ook aan de oude excita-gebeden: de Latijnse collecta- of zondagsgebeden in de weken van advent en de zondag die daaraan voorafgaat en met dat woord beginnen: ‘wek op!’, er wordt smekend en gebiedend gebeden. ‘Wek op uw macht, o God, en kom naar ons toe…’, zo klinkt het begin van het zondagsgebed voor de eerste adventszondag in de vertaling van Wim van der Zee (zie Dienstboek I, blz. 13).

Ook andere zinnen uit Psalm 80 zijn in dit gebed herkenbaar. De eerste woorden van het openingsvers zijn gelijk aan 80,4a (‘Wees hier aanwezig’), in het tweede deel van de eerste zin van strofe 1 is ‘God in ons midden’ een variant op ‘licht in ons midden’ (80,4b). Daarna wordt ‘God in ons midden’ in betekenis gelijk aan ‘toekomst van vrede’. Met beden uit het Onze Vader, maar dan in omgekeerde volgrode, vergelijk Matteüs 6,10 (regel 3: ‘Uw wil geschiede, uw koninkrijk kome’) wordt dit toekomstverlangen onderstreept en versterkt. De laatste regel heeft een fraaie opbouw. De betekenis van de woorden worden steeds intenser waarmee wordt uitgedrukt dat de mens meer en meer van God afhankelijk is. Eerst met het woord ‘zien’, dan ‘gedogen’ en tot slot ‘niet laten vallen’: ‘Zie ons, gedoog ons, laat ons niet vallen’.

In de tweede strofe wordt de vrees uitgesproken dat dat de schepping een ‘anti-schepping’ wordt: ‘dat wij niet leven, gevangen in leegte’ verwijst naar de aarde vóór de schepping (‘woest en ledig’; Genesis 1,2). De tweede regel versterkt deze angst om in leegte te vervallen met woorden die doen denken aan Genesis 3,19: ‘stof ben je, tot stof keer je terug’. In de laatste regel van deze strofe wordt gebeden om herschepping met de woorden van Psalm 104,30.

De derde strofe geeft aan dat wij het woord niet alleen moeten horen, maar het ook volbrengen. Dat volbrengen is ‘onze vrede’ (regel 3). Hier resoneert Matteüs 7,21-27. Dat wordt ook uitgedrukt in de woorden ‘dat wij U leven’ (regel 1), een prachtige vinding van Huub Oosterhuis. In een variant gebruikt hij die woorden Liedboek 403b: ‘die wordt geleefd’. Met de woorden ‘alles voor allen’ (regel 2) lijkt de dichter te zinspelen op 1 Korintiërs 15,28 en plaatst zo zijn tekst in een eschatologisch perspectief.


Melodie

Tom Löwenthal maakte op basis van deze tekst een compositie voor vierstemmig koor, solostemmen en orgel (eventueel piano). In een eigen bewerking met trompetten, strijkers en slagwerk, groeide het uit tot een waar symfonisch werk (beluister de opname op deze website).
Na het voorspel, waarin de organist één keer het refrein speelt, begeleidt deze de zang in de vorm van de vierstemmige akkoorden, waarbij het zeer aan te bevelen is de toonherhalingen te vervangen door liggende stemmen.
Het moment van de inzet van het refrein vraagt alle aandacht: die inzet is in de syncope op de eerste tel van de 4/2-maat, waar een krachtige impuls van moet uitgaan (rode pijl). In de begeleiding wordt de inzet verder voorbereid (ook met een syncope): de melodische lijn van de bovenstem van de begeleiding gaat – mits ritmisch juist uitgevoerd – vanzelf over in de inzet van het refrein (blauwe pijl):
In de oorspronkelijke opzet wordt het refrein steeds tweemaal gezongen (koor/allen). De liedboekredactie vond dat toch te veel van het goede. Dit liturgisch gezang zou dan te breedsprakig worden. Maar men kan natuurlijk ter plaatse een eigen keuze maken.

De melodie van de eerste strofe is voorgeschreven voor drie mannensolisten, de tweede strofe voor drie vrouwensolisten en de derde strofe voor alle solisten samen. Het aantal solisten zal natuurlijk in verhouding moeten staan tot het totale aantal koorzangers, ook een kleiner aantal solisten is denkbaar.
De praktijk leert dat de grootste moeilijkheid de vierstemmige koorbegeleiding van de solisten is. Doordat deze bestaat uit akkoordherhalingen die pianissimo worden gezongen is de kans op detonatie erg groot. Een goede ademsteun is hier noodzakelijk. Ook een juiste uitvoering van de complementaire ritmes tussen koor en solisten zal veel aandacht vragen.

In de begeleidingsuitgave staat na de laatste strofe alleen ‘refrein’, in de kooruitgave ‘Da Capo al Fine’. Beide zijn niet juist, het moet ‘Dal Segno al Fine’ zijn: de muziek wordt niet vanaf het begin herhaald, maar na de derde strofe alleen het vierstemmig ‘Wees hier aanwezig’ en het refrein. (In latere drukken is dit gecorrigeerd.)


Liturgische bruikbaarheid

Door de omvang van de tekst en de opzet van de compositie (het geheel duurt vier minuten!) is het veel meer dan een drempelgebed. Het is niet alleen een gebed om Gods aanwezigheid en de verwoording van het menselijk tekort als verootmoediging (strofe 2, regel 1-2). De tekst bevat ook een epiclese, de aanroeping van de Geest, en een gebed om openheid om te horen, beide altijd onderdelen van het collectagebed: ‘Zend uw Geest…’ (strofe 2, regel 3), ‘Dat wij U horen…’ (strofe 3, regel 1). Zo is dit liturgisch gezang een complete openingsritus van de dienst. Niet altijd behoeven alle onderdelen (zoals Kyrie en Gloria) een plaats te hebben. Zeker als de dienst veel verschillende onderdelen heeft, kan na deze openingszang direct de eerste lezing klinken.

Auteur: Pieter Endedijk


Media

Uitvoerenden: koor van de Amsterdamse Studentenekklesia en/of koor voor Nieuwe religieuze muziek