Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

357 - Heer, een nieuwgeboren kind



Tekst

Ontstaan en verspreiding

Willem Vogel spoorde Jaap Zijlstra aan ook eens een dooplied te schrijven. De dichter aarzelde om aan deze oproep gehoor te geven omdat hij vond dat er al zoveel mooie doopliederen bestonden. Wat zou hij daaraan toe kunnen voegen? Maar de – volgens Jaap Zijlstra – vindingrijke en onvergetelijke Willem Vogel bracht hem op een idee. Schrijf een intochtslied, zei hij, dat gezongen wordt als de dopeling wordt binnengedragen. Een ‘blijde incomste’. En zo is de pen van de dichter op dreef gebracht en werd dit lied geboren.

Jaap Zijlstra publiceerde zijn liederen in Van harte brengen wij U lof (Kampen 1997).
Dit dooplied vond met de melodie van Willem Vogel al een plaats in de uitgave Jij leve lang (Baarn 1996), een boekje met doopteksten en -liederen, voornamelijk met teksten van Peer Verhoeven. Het lied werd daarna opgenomen in Tussentijds (2005, nr. 97). Daarbij werd met instemming van Jaap één regel gewijzigd. De redactie van Tussentijds had moeite met de oorspronkelijke vijfde regel van strofe 2: ‘gretig kopje onder gaan’. Gaan wij wel zo gretig kopje onder? Het werd ‘steeds weer kopje onder gaan’.
Bij opname in het Liedboek is de oorspronkelijke derde strofe niet opgenomen. De liedboekredactie vond deze te uitleggerig, te catechetisch. Bovendien verandert hier de taalrichting en ligt de nadruk op het talige, niet op het teken. De dichter kon zich het ongemak voorstellen en ging akkoord door dit couplet te laten schieten.
Voor wie zich daar zelf een oordeel over wil vormen, volgt hier de tekst van de weggelaten strofe.

Kind, dit is een huis van taal,
woorden mogen wij hier leren,
teksten waar je op kunt teren,
kind, hier kom je op verhaal,
kinderen zijn wij allemaal.

In mijn ogen een terechte beslissing: hoe aardig het woordspel met ‘taal’, ‘teksten’ en ‘verhaal’ ook is, dit couplet, en vooral de derde regel over het teren op teksten, doorbreekt absoluut het feestelijke karakter van de overige coupletten.

Vorm

Het lied is opgebouwd uit drie vijfregelige coupletten. De regels 1, 4 en 5 bestaan uit drie trocheeën gevolgd door een halve versvoet vanwege het mannelijk rijm. De regels 2 en 3 bestaan uit vier trocheeën; het eindrijm is hier vrouwelijk. Het complete rijmschema van het lied is: A-b-b-C-C, A-d-d-E-E, F-g-g-F-F. Bij de twee A’s (de klankovereenkomst aan het eind van de beginregels van strofe 1 en 2) is sprake van klinkerrijm.

Inhoud

Strofe 1

Het eerste couplet begint met de aanroep ‘Heer’: er wordt voor Gods aangezicht een pas geboren kind binnengebracht. Bijzonder is het woord ‘verwonderd’ (regel 2), waarin het woord ‘wonder’ meeklinkt, dat in couplet 3 terugkeert, waar het over het wonder van het leven gaat. We kunnen ons er niet genoeg over verwonderen! Zoals eerder vermeld gaat het om de intocht van de pasgeborene in de kerk. Er is alle reden tot vrolijkheid, muziek en gezang. Het woord ‘tocht’ in regel 3 staat natuurlijk voor meer dan alleen de intocht in een kerkgebouw met een gemeente, het staat ook voor de levensreis waar het pas geboren kind aan begonnen is. Daarom eindigt dit couplet ook zo treffend met: ‘welkom kind, je leven lang.’

Strofe 2

De intocht van de dopeling eindigt in couplet 2 bij de doopvont. In dit couplet gaat het om de bronnen waarbij letterlijk en figuurlijk stilgestaan wordt. Nadrukkelijk wordt hier de meervoudsvorm ‘bronnen’ gebruikt: bron is de doopvont, bron is Jezus zelf, het levend water, zoals hij dat ook wil zijn voor de Samaritaanse vrouw, aan wie hij bij de Jakobsbron water vraagt om zijn dorst te lessen (Johannes 4), bron is ook zijn ‘woord’, waarin je steeds weer kopje onder mag gaan om een leven lang steeds opnieuw gedoopt te worden. Een mooi beeld, dat inderdaad het oorspronkelijke derde couplet (zie boven) overbodig maakt.

Strofe 3

In het derde couplet wordt zoals gezegd uitgesproken, ‘uitgezongen’ kan ik beter zeggen, dat het leven een wonder is. Daarnaast benadrukt dit couplet dat het bij deze intocht ook om een thuiskomst gaat: bij U kind aan huis (regel 5). Daarmee is de cirkel van drie coupletten rond: de tocht is net begonnen (strofe 1), maar het kind is ook al thuisgekomen.

Auteur: René van Loenen


Melodie

Net als de melodieën van de ‘Zijlstra-Vogelliederen’, Liedboek 688 en 852 werd de wijs van ‘Heer, een nieuwgeboren kind’ geschreven halverwege de jaren negentig van de twintigste eeuw. Vanaf de eerste publicatie in 1996 (Jij leve lang, Baarn 1996, blz. 16) ging de tekst steeds vergezeld van de melodie van Willem Vogel. Via Jaap Zijlstra’s ‘eigen’ bundel Van harte brengen wij U lof (Kampen 1997, blz. 26) en Tussentijds (2005) kwam het in het Liedboek terecht.

Het lied heeft een vrijwel uniek metrum; de vijfregelige strofen bestaan uit respectievelijk 7, 8, 8, 7 en 7 lettergrepen. Het enig andere voorbeeld dat ik in het Nederlandse taalgebied kon vinden betreft een lied van … Jaap Zijlstra en Willem Vogel (‘Gij die aangeroepen wordt’; Tussentijds 127), een lied dat naast de makers en het metrum ook de periode van ontstaan gemeen heeft.

 

Vogel opent de melodie met een citaat van zichzelf, namelijk uit het enkele jaren eerder geschreven lied ‘Als een ster in lichte luister’ (Liedboek 501). De kwartsprong (a) staat garant voor een volkse, naïeve toon die past bij het kinderlijke onderwerp van het lied. Na de stijgende tertssprongen in de eerste twee regels, bestaat de melodie – ook tussen de regels – slechts uit secundeschreden en repeterende noten, op één uitzondering na: de kwartsprong in de vierde regel. In dit opvallende interval wordt de melodie hernomen voor het laatste, rijmende regelpaar.

De regels 2 en 3 rijmen zowel tekstueel als melodisch. Het gepuncteerde openingsmotief (b) – opvallend voor een componist die vaak slechts kwartnoten en halve noten in zijn melodieën verwerkt – verleent een licht en vrolijk accent aan de wijs. Het glooiende motief c wordt in de derde regel een kwart lager hernomen om – hoe klassiek – af te sluiten op spanningsvolle dominanttoon d’.

De vierde regel verwijst – als gezegd – naar de eerste zonder die met al te veel nadruk te citeren. In de slotregel schuift Vogel de motieven b en c in elkaar, als een conclusie waarin de verschillende argumenten verenigd worden.

De originele meerstemmige zetting is te vinden in de koorbundel bij het Liedboek, waar Vogel de naïeve toon doorzet in uiterst overzichtelijke harmonieën. De begeleidingszetting is van ondergetekende. Het lied vraagt om een onbekommerd tempo van rond de 66 halve noten per minuut.

Auteur: Christiaan Winter


Media

Koor en Jongerengroep Open Kerk Helvoirt o.l.v. Peer Verhoeven; Sjaak Bloem, orgel