Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

631 - Tussen waken, tussen dromen


Een eerste kennismaking

Het paasevangelie volgens Matteüs (28,1-10) vertelt dat vrouwen als eersten bij het lege graf komen. Dit lied van Hanna Lam (1928-1988) verhaalt dat gebeuren: de vrouwen als eerste getuigen van de opstanding. Zij horen het bericht van de engel (strofe 1). Het lied verstaat Pasen als het begin van nieuw leven: vrouwen, ‘zij die zich als eersten buigen / over leven in haar schoot’, zijn de kroongetuigen van dit bevrijdende begin. Dit nieuwe leven is voor hen een voorgoed begonnen bevrijding (strofe 2). Juist vrouwen, die in de traditie ‘weggeschoven’ werden en ‘ongehoord’ waren, mogen vanuit dat ‘sprakeloze verleden’ als eersten ‘een nieuwe tuin betreden’ (strofe 3): dat wordt beschreven met woorden van een nieuwe lente (couplet 4).
Dit lied verscheen voor het eerst in de uitgave Eva’s Lied (1984) met een melodie van Barbara Zwaal (*1940). De liedboekredactie koos voor de sierlijke melodie van Heinrich Albert (1604-1651) die hij schreef bij zijn morgenlied ‘Gott des Himmels und der Erden’. Voor een vertaling van dat lied, zie Liedboek 210.

Auteur: Pieter Endedijk


Klein paaslied

Gott des Himmels und der Erden

Tekst

Ontstaan

Dit paaslied vanuit vrouwelijk perspectief ontstond in de jaren tachtig van de twintigste eeuw. In 1984 verscheen de bundel Eva’s lied, met daarin liederen die eerder gepubliceerd waren in de gelijknamige rubriek in Vrouw en Woord, het informatiebulletin van de Sectie De Vrouw in Kerk en Samenleving van de Raad van Kerken in Nederland. De bundel bevatte zeven liederen van Hanna Lam, stuk voor stuk met een melodie van Barbara Zwaal. ‘Tussen waken, tussen dromen’ is er een van.

Inhoud

Pasen vanuit het perspectief van vrouwen: het startpunt ligt bij de vrouwen die ‘in het vroege morgenlicht’ het bericht horen dat ‘Jezus leeft en bij ons is’ (strofe 1; zie Matteüs 28,1-10; Marcus 16,1-8; Lucas 24,1-12;), Maar ‘Pasen vanuit het perspectief van vrouwen’ gaat verder dan dit. De kernaspecten van Pasen – nieuw leven, bevrijding, opstaan – worden vanuit dit oogpunt belicht en verwoord. Ze worden gekoppeld aan de positie die vrouwen eeuwenlang toebedeeld kregen. Om te beginnen: vrouwen zijn de eersten die zich buigen over nieuw leven: zij dragen het in zich. Ook nu zijn zij de eersten: kroongetuigen van nieuw leven uit de dood (strofe 2). Als tweede: vrouwen zijn niet alleen dragers van nieuw leven, ze weten ook alles van geknecht zijn. Zij zijn doodgezwegen, sprakeloos gemaakt, aan de kant gezet, naar hen werd niet geluisterd. In de ontmoeting met de Opgestane zijn ze bevrijd uit die positie, ook zij mogen nu opstaan (strofe 2 en 3). Als derde: die bevrijding, deze opstanding, opent voor hen een nieuwe begin. Het woordenpaar ‘nieuwe tuin’ roept het begin van Genesis op. Daar werd de tuin tot verboden gebied verklaard, de poort ging dicht met cherubs als bewakers. Nu, in de graftuin, is er een geopende poort, een nieuwe tuin kan worden betreden. Je kunt hier - juist vanuit het vrouwelijk perspectief – een lijn ontdekken die van vrouw naar vrouw leidt: van Eva en de verboden vrucht naar de vrouwen nu. Zij zijn nu voorgoed bevrijd; de sluier kan worden weggedaan. Welke sluier? De hoofd- of gezichtsbedekking van de vrouw? De sluier waar Paulus het over heeft in 2 Korintiërs 3,7-16? In beide gevallen gaat het over onthullen wat voorheen niet gezien mocht of kon worden! Ook in dat opzicht: bevrijding. Als vierde: de lijn van nieuw leven en bevrijding wordt doorgetrokken naar de hele natuur (een kleine stap na het beeld van de tuin). Zoals in de lente alles in bloei schiet en kleur krijgt, zo wordt alles nieuw gemaakt. Inclusief vrouwen, die immers alles weten van nieuw leven (strofe 4).

Tekstkenmerken

Kenmerkend voor Hanna Lam is het gebruik maken van bestaande uitdrukkingen, maar dan net even anders. Zo opent ze dit lied met de uitdrukking ‘tussen waken, tussen dromen’. Je kunt de woorden letterlijk nemen; dan wijzen ze op een doorwaakte nacht met zo nu en dan toch even slaap, maar dan wel slaap die gepaard gaat met angst- of hoopdromen – niet zo gek na een traumatische gebeurtenis. Je kunt ze ook meer figuurlijk nemen, als typering van de gemoedstoestand van het moment. Ook kun je denken aan de schemering, de overgang van donker naar licht. Ook woorden als ‘sprakeloos’ en ‘ongehoord’ (strofe 3, regel 1 en 2) en ‘opstaan’ (strofe 3, regel 6) zeggen meer dan de letterlijke betekenis. Vrouwen werden niet gehoord, ze werden geacht te zwijgen en als ze wel iets zeiden, werd er niet geluisterd. Hun spreken was ook ongehoord in de zin van niet comme il faut. ‘Opstaan’ refereert aan de opstanding, maar ook aan tot daden komen, zelfs opstaan tegen, gaan staan voor. Dit woordgebruik waarbij letterlijk en figuurlijk door elkaar lopen creëert een diepere betekenislaag.
Het lied bestaat uit vier strofen. De strofe is zesregelig: 8-7-8-7-7-7. Hanna Lam gebruikte het rijmschema a-B-a-B-C-C en als versvoet de trochee. Het lied, Klein paaslied, heeft overigens een tweelingzusje: Klein kerstlied. Beide liederen, de eerste nr. 23 in Eva’s Lied deel 1, de tweede nr. 21, hebben precies dezelfde tekststructuur.


Melodie

Het lied gaat in het Liedboek samen met een melodie van Heinrich Albert (1604-1651). De melodie van Barbara Zwaal, in Eva’s lied I en later ook in Zingend Geloven 3 (1987, nr. 17), heeft het niet gehaald. Voor Tussentijds (2005, nr. 166) werd gekozen voor een melodie van Toon Hagen (geschreven voor ‘Werd jij ooit bij ons geboren’, Zingend Geloven 6, nr. 4). De redactie van Zingt Jubilate (2006, nr. 140) combineerde de tekst met een melodie van Mark Joly. Voor het Liedboek is gekozen voor een melodie van Heinrich Albert; in de Toelichtingen in Tussentijds werd al op deze mogelijkheid gewezen (‘Ook goed te zingen op de melodie ‘Gott des Himmels und der Erden’ van Heinrich Albert’). De combinatie met deze melodie brengt met zich mee dat ‘Tussen waken, tussen dromen’ nu voor het eerst gepaard gaat met een Bar-vom. Deze structuur met Aufgesang en Abgesang legt nadruk op de twee laatste regels. Verder wordt elke tweede regel nu afgesloten op de grondtoon (de drie andere melodieën doen dat pas in de slotregel). De tekst loopt echter in de meeste gevallen door (alleen regel 4 in strofe 2 en 4 eindigt met een punt). Dit betekent niet dat deze melodie de tekst geweld aan doet, wel vraagt het om bewust en vanuit de tekst te zingen. Deze melodie leidt ertoe dat de inzet van de twee laatste regels extra spannend is en dat geeft de tekst hier het karakter van de ‘conclusie’ van het couplet. Dat is een pluspunt.

Voor een toelichting bij de melodie, zie Liedboek 210.


Liturgische bruikbaarheid

Het gebruik van het lied is duidelijk: Pasen. Enerzijds weerspiegelt de tekst duidelijk de context waarin het ontstond, namelijk de doorwerking van de tweede feministisch golf in kerken, liturgie en kerklied. Tegelijk overstijgt dit lied die context. Het perspectief wordt vergroot: de betekenis van Pasen gaat altijd verder dan het eigen, cultureel bepaalde denkraam.

Auteur: Anje de Heer


Media

Video: Liedboek 631 door zangers Dorpskerk Eelde; Vincent van Laar, orgel