Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

815 - Het eerste licht raakt Jakob aan


Een eerste kennismaking

René van Loenen volgt in dit lied het verhaal over Jakobs droom in Betel, Genesis 28,10-22. Hij legt daarbij twee accenten. Allereerst het uitroepen van de naam van de Eeuwige (28,13), in de liedtekst acht maal terugkerend met de woorden ‘Ik ben’. De strofen 1 en 2 gaan over de betekenis van deze naam. Daarnaast is er de plaats van handeling: ‘Op deze plaats is de Heer aanwezig, (…) dit moet de poort van de hemel zijn!’ (28,16-17). Hierover gaan de strofen 3 en 4. De dichter schreef in een toelichting: ‘Meestal is schrijven zwoegen, nu niet. (…) Ik schreef de tekst van dit lied als in een windvlaag van creativiteit (gebeurde dat maar vaker!).’
Janine Mehrtens (dochter van de bekende kerkmusicus Frits Mehrtens) heeft geen melodie geschreven in het klankidioom van het klassieke kerklied. De toevallige verhogingen en verlagingen zijn opvallend. Dynamische afwisseling is noodzakelijk. De uitroep ‘Ik ben’ klinkt als een klaroenstoot: twee maal een hoge c”! Het tempo moet niet te hoog liggen; de melodie is geschreven in een 4/4-maat!

Auteur: Pieter Endedijk



Tekst

Ontstaan en verspreiding

Het lied ‘Het eerste licht raakt Jakob aan’ werd voor het eerst gepubliceerd in Zingend Geloven 5 (1995, nr. 5). In 1993 had René van Loenen voor dit lied de ‘Prijs van de Leuvense Kerkmuziekdagen’ gekregen.
In de bundel Zangen van zoeken en zien (2015, nr. 607) werd het lied opgenomen met een melodie van Theo Goedhart. De dichter verklaarde dat hij het lied schreef in een ‘windvlaag van creativiteit’ (mail aan de compendiumredactie 24 maart 2015).

Vorm

Het lied bestaat uit vier strofen van zes regels, geschreven in een jambe v-. Direct in het oog springen de tweede en zesde regel met een in iedere strofe herhaald ‘Ik ben’.
Het rijmschema is A-B-A-C-C-B. Het eindrijm is staand rijm, maar niet altijd volledig rijm.
Daarnaast treffen we op verschillende plaatsen binnenrijm aan. In strofe 1 de klinker ‘aa’: raakt-aan-gaan-maar-waar-naam en de klinker ‘ee’: eerste-geen-meer-één; in strofe 2 de klinker ‘aa’ en driemaal ‘aalt’: naam-afdaalt-taalt-voorgaat-achterhaalt; daarnaast de klinker ‘oo’: droom-woord-voorgaat; in strofe 3 de klinker ‘ee’: geweest-geest-steen-weerklinkt.
Het woord ‘naam’ wordt drie keer herhaald, het woord ‘plaats’ twee keer. 

Inhoud

De tekst is gemaakt naar aanleiding van het verhaal over de droom van Jakob in Genesis 28,10-22. De aartsvader Jakob gaat op weg naar de familie van zijn moeder. Hij legt zich te rusten met zijn hoofd op een steen. In een droom wordt een ladder uit de hemel gelaten en Jakob ziet engelen omhoogklimmen en afdalen. Hij ziet ook de Eeuwige bij hem staan, die zich bekend maakt als de God van Abraham en Isaak. Deze belooft hem het land, zoals indertijd ook aan Abraham, en Jakob zal nakomelingen krijgen zoveel als er stof op de aarde is. God belooft hem te begeleiden en te beschermen op zijn weg. Toen Jakob wakker werd, besefte hij dat de plaats waarop hij had geslapen heilig was, ontzagwekkend, de poort naar de hemel. Jakob zette de steen waarop hij zijn hoofd had gelegd rechtop en wijdde hem door er olie overheen te gieten. Deze steen zal het huis van God worden (de betekenis van de naam Betel).

De dichter verklaarde dat hij deze gebeurtenis herkende als een mystieke ervaring (mail 24 maart 2015 aan de compendiumredactie). Met name werd hij gegrepen door de uitroep dat Jakob dit als een ‘ontzagwekkende plaats’ zag. De dichter besefte dat zo’n plaats overal kan zijn. ‘Onverwacht, zonder dat je ernaar op zoek bent, ervaar je zijn aanwezigheid: IK BEN. Hij is, dat is veel meer dan dat Hij bestaat. Heel soms overkomt je zo’n ervaring.’
Kernwoorden in het lied zijn de ‘naam’ en de ‘plaats’. Frappant is dat de Godsnaam ‘Ik ben’ achtmaal wordt herhaald: het getal acht suggereert in de Bijbel de volmaakte volledigheid van God de Schepper.  De twee woorden ‘Ik ben’ resoneren als acht zuilen door de tekst heen.

In de eerste strofe wordt Jakob aangeraakt door het eerste licht, zoals de opstanding in de morgen. Het licht wordt geïdentificeerd als de Godsnaam ‘Ik ben’. Jakob heeft nog een lange reis voor de boeg, maar hij weet dat hij in zijn eenzaamheid steeds vergezeld zal worden door de God, in wie de naam betekenis krijgt. Het eerste licht wordt in de betreffende passage in hoofdstuk 28 niet genoemd; het gaat daar juist om het ondergaan van de zon. Het ‘eerste licht’ lijkt vooruit te wijzen naar een andere mystieke ervaring, bij de terugkeer naar het land van belofte: het gevecht met een vreemde man, door Jakob geïdentificeerd als God (Genesis 32,23-33). In 32,32 staat dan vermeld dat Jakob de zon zag opkomen.  

De tweede strofe gaat nog door op de Godsnaam. God daalt af in de nacht en wacht in de droom op Jakob. God zelf verklaart dat Hij het woord is. Dat doet denken aan de proloog van het Johannesevangelie: ‘Het Woord was bij God en het Woord was God’ (Johannes 1,1). Het woord ‘taalt’ naar Jakob: dat betekent dat God omziet naar hem. Hij gaat hem vóór op zijn weg. Maar Hij haalt hem ook in, mocht hij verdwalen, zoals de herder zoekt naar een afgedwaald schaap. Of mogen we het woord ‘achterhaalt’ ook verstaan als de ontmaskering van de leugen van Jakob (al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt haar wel)? Jakob had immers het eerstgeboorterecht van zijn broer Esau op listige wijze gestolen.

De derde strofe markeert de heilige plaats; de scheppingskracht van God is hier nog voelbaar, hier ademt de Geest van God. De dode steen komt tot leven; de Godsnaam weerklinkt er als de kracht waardoor mensen als nieuwgeboren opstaan.

De vierde strofe brengt de zingende gemeenschap bij zichzelf. God wordt aangeroepen als het ‘geheim’ dat niet in woorden te vatten is, het is onuitsprekelijk. De gemeenschap vraagt God hier, op de plaats waar ze samen is gekomen om te vieren, tegenwoordig te zijn, want de plaats waar Hij ons opwacht, roept ontzag op voor zijn grootheid (vergelijk Genesis 28,17). Dat is het geheim dat kracht geeft aan de mens die God toezingt.

Liturgische bruikbaarheid

Het lied bevat meerdere facetten die al naar gelang de context van de viering waarin het wordt gezongen benadrukt kunnen worden. Het Liedboek heeft het lied geplaatst in de rubriek ‘Levensreis’. Het ‘op weg gaan’ is de thematiek waarmee het lied in de eerste strofe inzet. In een viering waarin het gegeven van reizen of pelgrimeren wordt uitgewerkt past dit lied uitstekend.
Daarnaast speelt in dit lied de thematiek van de ‘plaats’. Het verhaal van Jakob wordt aangehaald in de gregoriaanse gezangen van de rooms-katholieke mis bij de kerkwijding (‘Locus iste’: deze plaats is door God gemaakt, een onuitsprekelijk geheim). Het lied kan dus ook worden gezongen als het gaat over de plaats waar de gemeenschap samenkomt.
Om deze reden is het een goede keuze voor een openingslied, met name ook vanwege de bede in de vierde strofe, maar niet noodzakelijkerwijs.
Vanzelfsprekend is het lied bij uitstek geschikt voor een viering waarin Genesis 28,10-22 wordt gelezen. Dat gebeurt in het Gemeenschappelijk Leesrooster op de tweede zondag van Pasen in het C-jaar.

Auteur: Jeroen de Wit 


Melodie

Deze toelichting bij de melodie is overgenomen uit ‘Commentaar bij Zingend Geloven 5’ en wordt tijdelijk op deze site geplaatst. Deze tekst wordt vervangen als er een definitieve toelichting beschikbaar is. De toelichting bij de tekst is nieuw geschreven voro deze website. 

Janine Mehrtens gaf deze tekst een opvallende melodie mee, met een geheel eigen idioom.
De melodie bestaat uit vier frasen, waarvan de eerste twee duidelijke muzikale verwantschap vertonen. Ook de derde en vierde regel bedienen zich van ongeveer dezelfde melodische opbouw. Tussen deze eerste en tweede frasen klinkt een plotselinge uitroep ‘Ik ben’. Deze uitroep wordt op dezelfde manier aan het eind herhaald.
Het lied vraagt om veel dynamisch contrast. De uitroep ‘Ik ben’ moet vanzelfsprekend duidelijk tot klinken komen: forte dus! Opvallend zijn de gealtereerde tonen in de melodie, tweemaal een verhoogde f’  (fis’), en de verlaagde b’ (bes’). Het zijn deze noten die zorgen voor een gevoel van vervreemding, van een droom.
Janine Mehrtens schrijft als aanwijzing voor het tempo van dit lied voor: moderato maestoso.


Media

Uitvoerenden: Collegium Vocale Zaandam o.l.v. Cor Brandenburg; Jan Hage, orgel (bron: KRO-NCRV)