Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

1016 - Kom, laat ons opgaan naar de berg


Een eerste kennismaking

Dit lied is gebaseerd op Jesaja 2,2-5, een tekst met een sterk toekomstperspectief. In de liedtekst van René van Loenen (*1950) wordt de aankondiging (Jesaja 2,2) niet opgenomen, meteen wordt het accent gelegd op ons die meewerken aan die toekomst: ‘Kom, laat ons opgaan naar de berg…’ De berg is het beeld van de aanwezigheid van God, de plaats waar God zich openbaart. Hij zet ons op het spoor van de vrede (couplet 2): de oorlogswapenen worden werktuigen om voedsel voort te brengen (couplet 1).
Het refrein bestaat uit slechts twee, bijna identieke woorden: ‘Sjaloom, Jeruzalem’.
De melodie van Willem Vogel is typerend voor zijn stijl: toegankelijk, als volksmuziek. In de liedboekredactie werd zelfs gezegd: ‘Vogel op zijn Vogelst!’ De melodie werd in 1996 geschreven, enkele dagen na het overlijden van de priester en pacifist Kees Koning.

Auteur: Pieter Endedijk


Lied van de vrede


Tekst

Een toelichting bij de tekst volgt nog.


Melodie

Het ‘Lied van de vrede’ verscheen voor het eerst in de Muziekbladen bij het tijdschrift Continuo (Praktijkschrift voor liturgie en liturgische muziek) in mei 2004. Het lied dateert echter al uit 1996. Willem Vogel schrijft erover in de toelichting bij de dubbel-cd Geef stem aan de Eeuwige (1998): ‘Op 22 juli 1996 overleed Kees Koning, oud-aalmoezenier, missionaris, profeet van gerechtigheid en vrede. Hij was de drijvende kracht achter de Nederlandse Ploegscharen beweging, zo genoemd naar de woorden uit Jesaja 2,4. Regelmatig belandde hij in de cel vanwege zijn zeer daadkrachtige acties tegen de (kern)wapenindustrie en het militaire bedrijf. Enkele dagen na zijn overlijden vond ik bij toeval (?) de tekst van René van Loenen in mijn archief en maakte er terstond de hier gehoorde melodie bij. De eerste uitvoering werd gegeven door de koorgroep OAZE (Occasioneel Achterhoeks Zang Ensemble) o.l.v. Wim Ruessink voor de KRO-radio op 30 augustus 1996’. Opmerkelijk is dat dit lied niet werd opgenomen in Zingend Geloven 6 of 8, maar wel in het Liedboek terechtkwam.

De tekststructuur is klassiek te noemen: het metrum heet common metre met respectievelijk 8, 6, 8 en 6 lettergrepen per regel. Het refrein knoopt daar nog een gelijkend regelpaar aan vast. Des te opvallender is het dat Vogel de eerste en derde regel van het couplet ritmisch verschillend behandelt. Het zware maatdeel waarop dit lied begint, laat onontkoombaar het licht vallen op de eerste lettergreep, waardoor Vogel de tekst inhoudelijk enigszins naar zijn hand gezet heeft. De nadruk op ‘Kom’ in de eerste strofe en ‘Wij’ (en ‘onze’) in de tweede en vierde maken het lied meer actief en activistisch. Een eerbetoon aan Kees Koning?

Het is verleidelijk te zoeken naar overeenkomsten met het andere lied over dezelfde tekst, Liedboek 447 (‘Het zal zijn in het laatste der tijden’), het lied met die indringende en meeslepende melodie van Frits Mehrtens. De overeenkomende zesregelige structuur, waarin het eerste regelpaar – vrijwel – herhaald wordt, valt op. Ook de overeenkomst in de ‘bergvorm’ van de eerste regelparen lijkt me evident. Muzikaal vermoed ik daarnaast een directe verwijzing naar Mehrtens’ lied. De ‘smidse’ uit de derde strofe van Liedboek 447 bracht Mehrtens op de keuze van het martellato (gehamerde) ritme. Vogel doet in Liedboek 1016 iets soortgelijks in de derde regel (‘een ploegschaar maak je van je zwaard’). Hier is het niet moeilijk om in de vier repeterende achtste noten het geluid van de hamer van de smid te herkennen.

In de coupletmelodie citeert Vogel uitbundig uit eigen werk. De refreinmelodie uit – de ongeveer tien jaar eerder geschreven – Psalm 122 (zie Liedboek 122a) was meer dan een inspiratiebron. Ongetwijfeld hebben de tekstuele overeenkomsten Vogel doen grijpen naar dit melodisch gegeven. De coupletmelodie is glooiend van aard: geen Alpenlandschap met steile pieken en dalen, maar het meer heuvelachtige terrein in Israël. De kwartsprong aan het begin is de wake up call, het muzikaal appel in dit lied, waarna geleidelijk de berg wordt bestegen. De eerste vier regels vormen een afgeronde melodie-eenheid, compleet met halfslot aan het einde van regel 2. Deze vier regels hebben zonder contrapunt echter muzikaal te weinig te bieden. Dit contrapunt volgt in het na elk couplet herhaalde refrein. Met het driedelige ritme wordt in een uitnodigende rondedans de vrede van Jeruzalem bezongen (vergelijk met het refrein van Liedboek 395). De sprongen uit de coupletmelodie verdwijnen in het refrein om plaats te maken voor een gematigder melodisch verloop. De kleine melismen op ‘sjaloom’ geven het woord een onbevangen, vrolijke en ‘oosterse’ touch.

De originele begeleidingszetting van Willem Vogel werd overgenomen. De koorzetting is een ‘postuum samenwerkingsproject’ tussen de componist en ondergetekende: de driestemmige zetting en de descant bij het refrein zijn van mijn hand, de begeleiding van het refrein is van Willem Vogel. Met de maataanduiding (6/4, 4/4) en de maatstrepen is iets vreemds aan de hand. Ten eerste wijst de aard van melodie en begeleidingszetting op een beweging in halve noten (op de geluidsopname kiest Vogel voor het tempo MM=54) en niet in kwarten, zoals de maataanduidingen suggereren. Daarnaast wordt voorbijgegaan aan de 3/2-maten in het couplet. Ten slotte doen de maatstrepen in het refrein bepaald geen recht aan de ritmische structuur ervan. Wat de diepere gedachten van de componist hierachter waren, is mij onduidelijk. Dat doet er ook niet toe. Wat blijft is een vrolijke visionaire achteruitgang van het Liedboek.

Auteur: Christiaan Winter


Media

Uitvoerenden: Cantate Deo Ouderkerk aan den Amstel, Amstellandse Cantorij Aalsmeer en Kleine Cantorij Hilversum o.l.v. Willem Vogel; Eric Jan Joosse, orgel (in deze opname heeft het lied 5 strofen, na de derde strofe is een strofe te horen die niet in het Liedboek staat)