Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

243 - O Heer mijn God, ook deze nacht


Glory to thee, my God, this night

Ravenscroft's Psalter 1621
Tune: TALLIS' CANON

Tekst

Ontstaan en verspreiding

Thomas Ken (1637-1711) schreef drie ‘Hymns for Morning, Evening and Midnight’. Deze werden gepubliceerd als appendix bij A Manual of Prayers for the Use of the Scholars of Winchester College (1695), maar waren al eerder in pamfletvorm verspreid. Exacte datum en plaats van ontstaan zijn dus niet bekend. Een herziene versie verscheen in 1709. Het morgenlied van Thomas Ken is in het Liedboek als nr. 214 te vinden.
De vertaling van het lied door Willem Barnard moet ontstaan zijn in de tijd van de ontwikkeling van het Liedboek voor de kerken dat in 1973 verscheen. Het lied wordt allereerst gepubliceerd in twee voorlopers van dit liedboek: de 102 Gezangen (1964, nr. 64), de proefbundel in de Nederlandse Hervormde Kerk, en in Filippus liederenboek (z.j. [1969], nr. 72), een bundeltje uitgegeven door het Gereformeerd Traktaatgenootschap ‘Filippus’ in overleg met deputaten voor evangelisatie en het Landelijk Centrum voor Gereformeerd Jeugdwerk. Het Filippus liederenboek was binnen de Gereformeerde Kerken geen officiële proefbundel, maar men kon zo wel kennismaken met veel nieuwe en (opnieuw) vertaalde liederen die later in het Liedboek voor de kerken verschenen. Daarin was Barnards vertaling gezang 387. Vervolgens werd het lied gepubliceerd in het Oud-Katholiek Gezangboek (1990, nr. 773 met twee toegevoegde strofen), het Liedboek (2013), Weerklank (2016, gezang 521) en In wind en vuur (2023, nr. 272). De strofen 1, 2, 4, 5 en 7 verschenen ook in twee internationale bundels in combinatie met de Engelse tekst en een Franse vertaling: Unisono (1997, nr. 130) en Colours of Grace (2006, nr. 151).    

Inhoud

‘Twaalf strofen telt de oorspronkelijke versie van het avondlied van Thomas Ken, maar niet meer dan zeven (…) of zes (…) worden er geregeld gezongen. Het Nederlandse lied is een in zes coupletten vervatte vertaling van Kens eerste vijf strofen, met de lofprijzing daaraan toegevoegd’ (Compendium, k. 861-862).
Dit vertalen is ook: het ego in elk geval gedeeltelijk aan de kant zetten, bij de grondtekst blijven. En dat heeft Barnard gedaan. Als we zijn tekst leggen naast het origineel uit 1692, ‘Glory to thee, my God, this night’, dan zien we dat de strekking hetzelfde is:

Thomas Ken

Willem Barnard

1 GLORY to Thee my God, this night,
For all the Blessings of the Light ;
Keep me, O keep me, King of Kings,
Under Thy own Almighty Wings.

2 Forgive me Lord, for Thy dear Son,
The ill that I this day have done,
That with the World, my self, and Thee,
I, e'r I sleep, at peace may be.

3 Teach me to live, that I may dread
The Grave as little as my Bed;
Teach me to die, that so I may
Triumphing rise at the last day.

4 O may my Soul on Thee repose,
And with sweet sleep mine Eye-lids close ;
Sleep that may me more vig’rous make,
To serve my God when I awake.

5 When in the night I sleepless lie,
My Soul with Heavenly Thoughts supply,
Let no ill Dreams disturb my Rest,
No powers of darkness me molest.






12 Praise God from whom all Blessings flow,
Praise Him all Creatures here below,
Praise Him above y’ Angelick Host,
Praise Father, Son, and Holy Ghost.

1 O Heer mijn God, ook deze nacht
zij lof en eer U toegebracht
omdat Gij dag en duister schept
en ons het licht gegeven hebt.

2 Om Christus’ wil doe mij niet aan
het kwaad dat ik U heb gedaan,
veeleer vergeef mij, Heer, en geef
dat ik voortaan in vrede leef.

3 Neem mij de last van doodsangst af,
dat ik te ruste ga in ’t graf.
Leer mij te sterven dat ik mag
vrolijk verrijzen op uw dag.

4 Is deze arbeidsdag voorbij,
dat mij de slaap een balsem zij.
Dan zal ik zijn in ’t nieuwe licht
als een die graag zijn dienst verricht.

5 Wanneer mij slapeloosheid kwelt,
geef dat uw Geest mij vergezelt.
Laat mij niet raken in de macht
der boze geesten van de nacht.

6 De dromen gaan hun eigen weg,
neem Gij het duister dreigen weg.
Verjaag de wolven van uw schaap,
want ik ben weerloos als ik slaap.

7 Loof God de Heer die eeuwig leeft,
alles uit niets geschapen heeft,
die ons tot aan zijn dag behoedt
en onze ogen open doet!

Een lied voor het slapen gaan

Een avondlied in de traditie van de completen, een slaaplied, dat haar eigen eisen aan de taal mag stellen; in kleine, gepaard rijmende zinnetjes (A-A-B-B) wordt wie dit zingt haast ritmisch in slaap gewiegd, met woorden van vergeving, vertrouwen en hoop. Een intieme tekst, van iemand die de slaap zoekt.
Barnard benadrukt (Compendium, k. 861-862) dat het bij dit avondlied gaat om een vertaling. Meer dan de oorspronkelijke auteur Thomas Ken verwerkt hij echter Bijbelse motieven.

Vooruitzien naar het nieuwe licht…

Fraai gebruikt hij het Bijbelse beeld van de wolven die de schapen bedreigen (Johannes 10,12) in de strofe over de dromen (strofe 6, regel 3). Klinkt ook Jesaja 11,6 mee, waar de wolf zich te ruste legt naast het lam?
In dit lied is het messiaanse rijk nog niet aangebroken, maar er wordt uitgebreid naar verwezen: ‘dat ik voortaan in vrede leef’ (strofe 2, regel 4), ‘dat ik mag / vrolijk verrijzen op uw dag’ (strofe 3, regel 3-4), ‘Dan zal ik zijn in ’t nieuwe licht’ (strofe 4, regel 3), ‘die ons tot aan zijn dag behoedt’ (strofe 7, regel 3), het lied is er vol van.
Waar Ken de wens uitspreekt met zoete slaap de ogen te kunnen sluiten, rept Barnard in zijn laatste strofe van God de Heer, die ‘onze ogen opendoet’ (regel 4), met een uitroepteken. In de evangeliën zijn het veelal blinden die de ogen worden geopend (bijvoorbeeld in het slot van Johannes 9), maar ook de wandelaars die in de avond naar Emmaüs lopen (Lucas 24,31). Zo beweegt dit avondlied zich van de schepping van dag en duister (Genesis 1,4-5) naar verrijzenis en voltooiing.

… en terugzien op de dag

Meer nog dan een avondlied, te zingen als de zon is ondergegaan, is de vertaling van dit op oudchristelijk gedachtegoed geschreven lied een samenvatting van de completen, het laatste getijdengebed dat in de nacht, vlak voor het slapen gaan gezongen wordt.
Natuurlijk zijn alle nachten potentieel bedreigend. En dat is niet alleen de ervaring van de middeleeuwse mens. Maar toch is het verrassend dat Barnard meteen inzet met ‘ook deze nacht’ (strofe 1, regel 1).
In de completen wordt als het ware een terugblik op de ‘arbeidsdag’ ter overweging gegeven (vergelijk hier strofe 4). Maar wie de benedictijnse spreuk ‘ora et labora’ als dagelijks actuele ervaring kent, zal daar niet van schrikken. Naast het werk onderzoekt de gelovige tijdens de completen ook de – bewust of onbewust – begane zonden van die dag, ‘het kwaad dat ik U heb gedaan’ (strofe 2, regel 2).
Ook de angst voor de dood, een wezenlijk besef in elke nacht, wordt benoemd (strofe 3, regel 1). Barnard verbindt deze direct (om haar te bezweren?) aan de vrolijke opstanding van elk mens in Christus, een gedachte die Luther niet vreemd zou zijn (regel 3-4).

De ‘slapeloosheid’ en de ‘boze geesten van de nacht’ (strofe 5, regel 1 en 4), de ‘dromen’ die ‘hun eigen weg’ (strofe 6, regel 1) gaan en de ‘wolven’ (regel 3) zijn bijna allemaal letterlijke citaten uit de vroegmiddeleeuwse hymne van de completen ‘Te lucis ante terminum’, waarvan de tekst in de vertaling van Jan Willem Schulte Nordholt luidt:

U, voor het licht ten eind zal gaan,
U, roepen wij, o Schepper, aan,
dat Gij in uw barmhartigheid
voor ons een gids en wachter zijt.

Dat Gij de dromen van ons houdt,
de angst die ons des nachts benauwt,
de vijand in ons van ons drijft,
opdat ons lichaam zuiver blijft.

Zie, trouwe Vader, op ons neer
door Jezus Christus onze Heer,
die met U heerst in majesteit
en met de Geest in eeuwigheid.

(bron: J. van Biezen en J.W. Schulte Nordholt, Hymnen, Tournai 1967, 47)

Wakker liggen

Het is de bekentenis van een mens die de slaap vreest, omdat met het donker de dromen komen, of het denken aan de dood, of het wakker liggen.
En tegelijk kiert tussen de regels van de vertaling Barnards eigen ervaring met wakker liggen door, het wakker liggen waarover Barnard zo subliem schreef in Stille omgang, als er al ruim duizend pagina’s van dat boek voorbij zijn: ‘Ik was weer eens te Male, in de abdij, (…) het donker rondom in die nacht een dwangbuis. Ik voelde me benauwd, in de engte gedreven. De klembeet van de angst. (…) Muggengezoem had mij getreiterd… Ik staarde in het vijandige donker, het donker dat nu vijandig was geworden. Geen samenhang te zien. Geen zinsverband in te zien. Er is geen zin, dacht ik ineens’ (Willem Barnard, Stille omgang: notities in het dagelijks verkeer met de Schriften, Brasschaat 1992, 1093-1094).
Aan het eind van de vertaling, aan het einde van het wakker liggen dus, gaan hem de ogen open: ‘die … onze ogen opendoet’ (strofe 7) – opvallend, voor een slaaplied. En dat detail komt niet uit het origineel, maar van Barnard.

God loven

In de slotstrofe koppelt Barnard een bijna dogmatische uitspraak over de Heer – een theologoumenon over de kwaliteit van God die ‘alles uit niets geschapen heeft’ (regel 2) – aan hoe God ‘ons tot aan zijn dag behoedt’ (regel 3). Dat is een eschatologische en hoopvolle notie, immers elke nieuwe dag kan die dag zijn. De humor zit in de slotregel. Hoe verheven en machtig God ook is, Hij is het die ‘onze ogen opendoet’ (regel 4), zodat wij dus alles in het ware licht zien. Daarom loven we Hem, ‘ook deze nacht’ (zie strofe 1, regel 1).

Deze tekst is tot stand gekomen op basis van bijdragen van Beate Rose, Menno van der Beek en Nico Vlaming aan In wind en vuur: alle liederen (toegelicht) van Willem Barnard | Guillaume van der Graft (Skandalon, Middelburg 2023, deel III, 951-952).


Melodie

Thomas Tallis (±1505-1585) behoort tot de grootste componisten die Engeland heeft voortgebracht, en wordt gezien als vader van de anglicaanse kerkmuziek. Omdat hij zowel in dienst was van rooms-katholieke als van anglicaanse vorsten schreef hij zijn vocale werk zowel bij Latijnse als Engelse teksten.
Onder de laatste groep behoren de hymn tunes die hij schreef voor en gepubliceerd werden in Whole Psalter Translated into English Metre, ook bekend als Archbishop Parker's Psalter (1567). Acht van deze tunes zijn geschreven in de klassieke modi (‘kerktoonsoorten’), de negende is gemaakt bij een vertaling van ‘Veni Creator Spiritus’.
De achtste van de negen tunes, in de hypo-mixolydische modus, is geplaatst bij een metrische vorm van Psalm 67, ‘God Grant with Grace’, hier in een gemoderniseerde notatie weergegeven:
De negen tunes zijn vierstemmige zettingen met de melodie in de tenor. Bij ‘God Grant with Grace’ is er sprake van een canon tussen tenor en sopraan.
Thomas Ravenscroft (±1588-1635) nam de muziek over in zijn Whole Book of Psalmes (Londen 1621), maar liet daarbij de herhalingen in de muziek weg, zodat er een vierregelig lied ontstond. De muziek van Tallis is geplaatst bij ‘A Psalme before Morning Prayer’. In de uitgave zijn de stemmen apart genoteerd:

De combinatie met de tekst ‘Glory to thee, my God, this night’ van Thomas Ken (1637-1711) is voor het eerst te vinden in The Harmonious Companion (1732).
De melodie is bekend geworden met de naam TALLIS’ CANON of alleen CANON, maar ook andere namen worden gebruikt. De melodie is als vierstemmige canon te zingen waarbij na elke maat een stem kan inzetten. In de begeleidingsuitgave bij het Liedboek is een begeleidingsschema bij de canon opgenomen.

Auteur: Pieter Endedijk

Bron:

The Whole Booke of Psalmes: With The Humnes Evangelicall, and Songs Spiritual. [...] (1621). Beschikbaar: http://www.pbm.com/~lindahl/ravenscroft/psalter/ (geraadpleegd 18-03-2019).