Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

350 - Het water van de grote vloed


Van de doop

Willem Barnard
Wittenberg 1533
Komm, Gott Schöpfer, Heiliger Geist

Tekst

Deze toelichting bij de liedtekst is overgenomen uit ‘Een Compendium van achtergrondinformatie bij de 491 gezangen uit het Liedboek voor de kerken’ (Amsterdam 1977) en wordt tijdelijk op deze site geplaatst. Deze tekst wordt vervangen als er een definitieve toelichting beschikbaar is.

Als ‘Rozendaals dooplied’ is dit gezang de wereld ingegaan. Het was in de kleine dorpskerk van dat Gelderse plaatsje, tegenover de ‘bedriegertjes’, dat deze strofen voor het eerst werden gezongen, op de wijs van het Veni Creator, ‘Kom Schepper Geest’ (Liedboek 670). Een dooplied dat de doop bezingt bijna op de manier van een leerdicht, een gezongen formulier. Maar dan lerend, onderwijzend op de manier zoals de Tora leert en onderwijst: in gelijkenis en beeldspraak, vertellende. Het is haast een ‘gezongen stripverhaal’, dit lied. Achtereenvolgens worden ze vermeld, de zondvloed, de Rode Zee, de Jordaan. Zo worden ze ook in dat aloude doopgebed vermeld dat Martin Luther (1483-1546) ons heeft overgeleverd en dat verminkt in het gereformeerde formulier gekomen is. Noach staat daar en Mozes en Jona, (zijn naam betekent ‘duif’ en hij verzinnebeeldt het geroepen volk), Naäman is er bij gekomen (hij symboliseert de anderen, de gojiem , want ‘alle volken zijn in tel / bij U, o God van Israël!’).

Wie worden door de diepten heen gedragen op het droge? ‘Alle volken’ of ‘het volk’ waar ‘heel uw kerk aanbiddend mee’ eenstemmig is in de lofzang? Of zelfs de aarde en niet minder dan de hele aarde met haar talloze kinderen? Want de bijbelse gelijkenislijn loopt van de enkeling die voorgaat, door de Jordaan Kanaän in, tot aan de schepping zelf die uit de vloed aan het licht geheven wordt en door het tumult van de geschiedenis heen gered. Die geredde schepping, dat toekomstland, de nieuwe aarde, – ‘als kinderen gaan wij zingend voort’ daarheen op weg. Kinderen zijn het, die het verstaan. De kinderen verstaan ook best de beeldentaal van zo’n gezang, mits ze, zoals bijbels betaamt, bij verhalen, gelijkenissen, Gods eigen literatuur, worden grootgebracht en niet bij bleke abstracties. Als ze de verhalen kennen, herkennen ze de namen en zingen dapper mee. Zoals ook in De Tale Kanaäns (Amsterdam/Hilversum 1963, blz. 47) aangegeven is, moet het lied eigenlijk gezongen worden in de paasnacht, omdat ‘de dienst van de heilige doop toediening van het opstandingsheil, toepassing van het paasgeheim in onze levensdagen is’..

Het oord van herkomst is in dit lied nog herkenbaar door de woordspeling in de laatste regel (die hoop ik niemand storen zal), waar namelijk de nieuwe aarde vergeleken wordt met ‘een dal van rozen’!

Auteur: Willem Barnard


Melodie

‘Niet voor niets heb ik de tekst aangepast aan de melodie van het Veni creator Spiritus, zoals dat in de vereenvoudigde vorm pleegt te worden gezongen in de kerken van de Reformatie’ – zo licht Barnard in zijn Verzamelde Liederen (blz. 417) toe. Uit die zin zou kunnen worden opgemaakt dat er een eerdere versie van de tekst was. De oudste publicatie van het lied (De adem van het jaar – paaskring, 1962, blz. 176, waar het lied een ‘recente tekst wordt genoemd’), is gelijk aan andere bronnen. Zou Barnard misschien bedoelen: ‘Niet voor niets heb ik de tekst gepast op de melodie van Veni creator Spiritus…’? Want dit is zeker een zinvol contrafact: de melodie van het klassieke pinksterlied draagt de tekst over ‘de duif die nederdaalt’ (strofe 2).

Voor een toelichting bij de melodie, die dus heel opzettelijk als leenmelodie gebruikt is bij Liedboek 350, zie bij Liedboek 670.

Auteur: Pieter Endedijk


Media

Uitvoerenden: Goylants Kamerkoor o.l.v. Cor Brandenburg; Richard Vos, orgel (bron: KRO-NCRV)

Video: Liedboek 350 door zangers Dorpskerk Eelde; Vincent van Laar, orgel (strofen 1, 3, 6)