Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

463 - Licht in onze ogen, redder uit de nacht


Tune: GLENFINLAS

Tekst

Oorsprong en verspreiding

Sytze de Vries schreef dit lied rond 1985 voor de liturgie van de adventstijd. Advent is van oudsher een tijd van stilte, inkeer en boetedoening. Er is een verdiept besef van de nood van de wereld. Het Gloria is verstomd, het Kyrie klinkt des te sterker. In deze weken staat de liturgie in het teken van het wachten op de komst van de grote Koning. Hij zal zijn koninkrijk van gerechtigheid en vrede komen brengen. Het lied werd (onder meer) opgenomen in Zingend Geloven 4 (1991, nr. 1), Tussentijds (2005, nr. 125), Zingt Jubilate (editie 2006, nr. 127) en Zangen van zoeken en zien (2015, nr. 336).

Opbouw

Zowel door het rijmschema (a-B-a-B, slepend en staand rijm) als de melodie ligt het lied gemakkelijk in het gehoor en kan snel worden meegezongen.
Het lied begint met een vraag aan God, die aangesproken wordt als Licht (‘geldt uw mededogen nog…?’) en eindigt met een drievoudig gebed om ontferming: Kyrie eleison! (strofen 6, 7, 8). In de tussenliggende strofen wordt met een enkel woord verwezen naar thema’s uit de klassieke lezingen van de vier adventszondagen: troost (strofe 2), bescherming (strofe 3), roze dageraad (strofe 4) en gerechtigheid en vrede (strofe 5). Het is een ‘aangroeilied’ dat door het herhaalde aanroepen het karakter van een litanie heeft. Op het vraagteken aan het eind van de eerste strofe volgen zeven uitroeptekens, afgesloten met de dringende oproep: kom spoedig! Het Maranatha-motief kleurt de hele periode tot aan de kerstnacht.

Inhoud

Couplet 1

Licht in onze ogen
redder uit de nacht…

God wordt aangeroepen alsLicht’. Met dit eerste woord komen we meteen in de sfeer van advent. Als één symbool verwijst naar advent en de kersttijd, dan is het wel het licht van God dat het opneemt tegen het duister. Op de achtergrond klinkt Jesaja 9,1: ‘Het volk dat in duisternis ronddoolt ziet een schitterend licht’, als aankondiging van de geboorte van de Zoon van David (vergelijk Matteüs 4,16). Denk ook aan Johannes 1,1-5: ‘In den beginne was het Woord… In het Woord was leven en het leven was het licht voor de mensen.’ Johannes herneemt het scheppingsverhaal van Genesis 1 om duidelijk te maken wie Jezus is. God, de Levende, Schepper van hemel en aarde, heeft het licht tevoorschijn geroepen en de nacht een grens gesteld. In eenheid met de Vader is Jezus ‘het licht der wereld’ (Johannes 8,12).
Met de toevoeging ‘in onze ogen’ voegt de dichter zich bij de gemeente die God om hulp aanroept. De naam Jeshua betekent: de Heer zal verlossing, redding brengen. Hij is de ‘redder uit de nacht’. Op deze dubbele aanroep volgt de vraag waar het in dit hele lied om draait: ‘geldt uw mededogen nog wie u verwacht?’

Couplet 2

Als der mensen trooster
roepen wij U aan...

Ook het tweede couplet begint met het aanroepen van God. Dit correspondeert met de Excita-gebeden (‘Wek op…’) van de eerste twee zondagen van de advent (A-B-C-jaar):

Eerste zondag                                               
Wek op uw macht, o God,
kom naar ons toe,
red ons uit de gevaren
die wij zelf ontketend hebben
en houd om ons heen
uw beschermende handen.                                  

Tweede zondag
Wek op onze harten, God,
zodat wij wakker worden
en opgewekt klaar staan
om uw Zoon te ontvangen
en samen met Hem
U van harte te dienen.

(Dienstboek, een proeve, I, blz. 13, 17)

De aanroep ‘der mensen trooster’ brengt ons in de sfeer van Jesaja 40,1-11: ‘Troost, troost mijn volk, zegt jullie God’ – de profetenlezing van de eerste zondag van advent in het Evangelisch-Luthers Dienstboek. In het oecumenische leesrooster staat deze lezing op de tweede zondag van het B-jaar. De motieven van de eerste en de tweede zondag grijpen in elkaar. Het mededogen waar een beroep op wordt gedaan, krijgt een zeer existentiële invulling: ‘noem de namelozen / met een nieuwe naam!’
Wie nameloos is, is vogelvrij. Zonder gekende en ‘geboekstaafde’ naam is een mens ‘niemand’. Straffeloos kan hij of zij worden verjaagd, uitgezet, misbruikt…, nergens echt thuis. Deze notie, die diep verankerd is in de Bijbelse geschriften, geldt tot op de dag van vandaag. Van de miljoenen vluchtelingen die in onze wereld rondzwerven is het lot van de ‘ongedocumenteerden’ het zwaarst. ‘Noem hen met een nieuwe naam’… betekent: maak hen tot mensen met bestaansrecht. Maak nieuwe mensen van hen, met een naam en een identiteit die geworteld is in de leven gevende relatie met U, die het licht der wereld is, trooster der mensen.

Over de betekenis van de naamgeving in de Bijbel is veel geschreven. Een naam kenmerkt de persoon naar zijn of haar rol of opdracht in het leven. Het krijgen of aannemen van een nieuwe naam markeert een cruciale wending naar een ander leven, naar een toekomst die zich opent, of juist sluit. Het overkomt Abram, die voortaan Abraham zal heten (Genesis 17,5) en Jakob, die Israël wordt (Genesis 32,28). Naomi wil dat de vrouwen van Betlehem haar Mara (Bittere) noemen (Ruth 1,20). Johannes de Doper (God is genadig) moet zo heten omdat hij de wegbereider van Jezus is. Op de weg naar Damascus wordt Saulus Paulus (Handelingen 13,1-31). Zie ook Openbaring 2,17.

Couplet 3

Herder, wil behoeden
wie in ’t duister valt
keer hun lot ten goede
licht dat stralen zal!

Opnieuw wordt God aangeroepen in de directe rede, nu als herder – een titel die onmiddellijk verbonden is met het koningschap van God en de hele Davidcyclus. We vinden het herdersbeeld onder meer in Psalm 80, de introïtuspsalm van de tweede zondag van advent:

Hoor ons, herder van Israël,
die Jozef leidt als een kudde.
U troont op de cherubs, verschijn in luister
aan Efraïm, Benjamin en Manasse.
Laat uw kracht ontwaken,
kom, en red ons.
God, keer ons lot ten goede,
toon uw lichtend gelaat en wij zijn gered.
(Psalm 80,2-4)

De eerdergenoemde passage Jesaja 40,1-11, begint met ‘Troost, troost, mijn volk…’ en eindigt met het beeld van God die als een herder zijn kudde weidt: ‘zijn arm brengt de lammeren bijeen, hij koestert ze, en zorgzaam leidt hij de ooien’ (Jesaja 40,11). Het lot van het volk in ballingschap wordt ten goede gekeerd. De bekendste teksten over het herdersbeeld van God zijn Psalm 23, Ezechiël 34 en natuurlijk Johannes 10,1-18.
Begint het eerste couplet met ‘Licht in onze ogen’, het derde sluit af met ‘licht dat stralen zal!’ Met deze inclusie eindigt het eerste deel van de adventslitanie.

Couplet 4

Bloesem in de winter,
roze dageraad…

Op de derde zondag van advent is de liturgische kleur roze. Dit is de kleur van de dageraad, kleur van de ‘roze fris ontloken’ (Liedboek 473). Het is zondag Gaudete (‘Verheugt u!’). De roze bloesem in de winter is een voorbode:

… wees ons teken dat de
zon verschijnen gaat!

Achter deze bede klinkt de overtuiging (meer dan hoop alleen!) dat de nacht ten einde loopt. De dag zal komen, én de grote zomer. Op deze zondag klinken heilsprofetieën die bevrijding aankondigen (Jesaja 35,1-10, Jesaja 65,17-25; Sefanja 3,14-20).

Couplet 5

Regen uw gerechtigheid…

De vierde zondag heet Rorate coeli (‘Dauwt hemel’), zo genoemd naar de onberijmde antifoon die is ontleend aan Jesaja 45,8:

Hemel, laat gerechtigheid neerregenen,
laat haar neerstromen uit de wolken,
en laat de aarde zich openen.

Bij deze antifoon sluit het vijfde couplet aan. In deze roep om gerechtigheid en vrede resoneert ook Psalm 85, die nauw verbonden is met de adventstijd (in het bijzonder de verzen 10-12).

Coupletten 6, 7 en 8

Kyrie eleison…,
Christe eleison…,
Kyrie eleison…

Elk van de hierboven besproken coupletten mondt uit in een drieledig kyriegebed, zoals we dat uit de liturgische traditie kennen. De grote vragen en thema’s van de adventstijd worden gecondenseerd naar voren gebracht:

Couplet 6:
... dat Gij u erbarmt
onze kille koude
met uw licht verwarmt!
Het is ‘onze kille koude‘ (de alliteratie maakt de koude nog killer), die correspondeert met ‘Licht in onze ogen’.

Couplet 7:
... nog is niet verstomd
ons verlangend roepen...
Hier klinkt een echo van het roepen van het tweede couplet. Dit lied gaat over ons en onze wereld nu. Wie zo zingt, kan niet langer wegkijken van de nood van de wereld.

Couplet 8:
Breng ons naar de morgen
wacht niet langer meer!
– zo eindigt dit lied met het Maranatha-motief.

Liturgisch gebruik

‘Licht in onze ogen’ werd geschreven voor de adventstijd en ik zou het alleen in deze tijd, eventueel inclusief de kerstnacht willen gebruiken. Omdat het een lang lied is, worden vaak maar enkele coupletten gezongen. Dit was niet de bedoeling van de auteur. Bij een ‘aangroeilied’ wordt elke week een volgend couplet toegevoegd. Op de eerste zondag worden de coupletten 1, 2, 6, 7 en 8 gezongen. Op de tweede zondag komt couplet 3 erbij, enzovoort. Mocht dit echt te lang worden, dan kan men ervoor kiezen na couplet 1 alleen het couplet van de betreffende zondag te zingen, gevolgd door 6, 7 en 8.

Creatieve verwerking

Het lied leent zich goed voor een middag meditatief schilderen met een groep.

beeld: Agathe de Bruin (schildergroep Protestantse Gemeente Zeist-West)

Auteur: Corja Bekius


Melodie

Sytze de Vries leerde de melodie GLENFINLAS van Kenneth George Finlay kennen door het lied ‘Samen op de aarde’ van Willem Barnard (zie Liedboek 993). Zie daar voor een toelichting.


Media

Uitvoerenden: Haags Kerkmuziek Ensemble o.l.v. Hans Jansen; Jan Hage, orgel (bron: KRO-NCRV)