Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

468 - Prijs de Heer die herders prijzen


Een eerste kennismaking

Quem pastores laudavere is een geliefd en alom gezongen oud kerstlied. Het maakt zozeer deel uit van de volksdevotie van de kersttijd, dat het daaruit ook na de reformatie niet weg te denken was, zij het dat de tekst van dit klassieke herderslied later in een minder pastoraal idyllische jas werd gestoken. In de loop van de zestiende en zeventiende eeuw werd het in Duitsland uitgegeven in diverse zangbundels voor zowel rooms-katholieke als protestantse kerken. Waarschijnlijk al in de veertiende eeuw werd een variant bekend, waarin Quem pastores laudavere werd gecombineerd met Nunc angelorum gloria, zie Liedboek 472. Het lied was in de Duitse landen dermate populair dat het Quempas (zie de eerste twee woorden van de eerste regel) synoniem werd aan een kerstlied.


Quem pastores laudavere

ca.800
14e eeuw

Tekst

Jan Willem Schulte Nordholt vermeldt in zijn commentaar bij dit lied in Een Compendium bij het Liedboek voor de kerken (k. 386) dat de tekst oorspronkelijk moet stammen uit de Karolingische tijd (negende eeuw), wat volgens hem niet zeker is, omdat door de vrij strakke tekstvorm met haar volkomen rijm een ontstaan in ‘veel later’ tijd waarschijnlijker is. Hij baseert zich op een studie uit 1928 (Zoozmann 1928, blz. 700). Bovendien merkt hij op dat een en ander vooral via vertalingen in het Duits tot ons is gekomen. Volgens een notitie in de geannoteerde uitgave van het anglicaanse Hymns ancient and modern kwam het lied voor in een manuscript uit de veertiende eeuw (editie 1909, nr. 224). Een andere bron geeft aan dat de Latijnse tekst in combinatie met de onderhavige melodie door Richard R. Terry werd gevonden in het zogeheten Hohenfurth Manuscript, geschreven in 1410, en zou de tekstschrijver een monnik van Hohenfurth zijn (bron: klik hier). De bekende dichter van geestelijke liederen Paul Gerhardt (1607-1676) heeft het Quempas-lied bewerkt tot Komm und lasst uns Christus ehren, dat in Duitstalige gebieden nog steeds gezongen wordt. Zie bijvoorbeeld Evangelisches Gesangbuch (1993, nr. 39). Volgens het New Oxford Book of Carols (Oxford 1998) bestond het lied oorspronkelijk uit drie strofes: 1. Quem pastores laudavere, 2. Ad quem magi ambulabant, en 3. Christo Regi, Deo nato. Ze hebben achtereenvolgens betrekking op de herders, de wijzen uit het Oosten, met als afsluiting een doxologie. Op zeker moment werd tussen de tweede strofe en de doxologie een vierde strofe Exsultemus cum Maria tussengevoegd (bron Latijnse tekst: klik hier).

letterlijke vertaling A.V.:
1




Quem pastores laudavere,
quibus angeli dixere,
absit vobis iam timere,
natus est rex gloriae.

Hem prezen de herders,
aan wie de engelen zeiden
niet te vrezen,
de koning van de glorie is geboren.

2




Ad quem magi ambulabant,
aurum, thus, myrrham portabant,
immolabant haec sincere
nato regi gloriae.

Tot wie de wijzen kwamen,
goud, wierook en myrrhe aanboden,
dit oprecht offerden
aan de geboren koning van glorie.

3




Exultemus cum Maria
in cœlesti hierarchia
natum promat voce pia
laus honor et gloria.

Verheugen wij ons met Maria,
te midden van de hemelingen.
Laten we met vrome stem de geborene prijzen
(met) lof, eerbetoon en glorie.

4



Christo regi, Deo nato,
per Mariam nobis dato,
merito resonet vere
laus, honor et gloria.                            
Aan Christus de koning, de geboren God,
welke ons door Maria is gegeven,
weerklinke waarlijk
lof, eerbetoon en glorie.

Wie deze oorspronkelijke tekst vergelijkt met de vertaling door Jan Willem Schulte Nordholt ontdekt enkele opvallende verschillen. Het klassieke voorreformatorische herderslied blijkt van hem een minder pastoraal idyllische inhoud gekregen te hebben, die aansluit bij (gebaseerd op?) zestiende-eeuwse Duitse tekstvarianten. De samensteller van de zangbundel waarin het lied voor het eerst is verschenen (zie hierna) vermeldt in het voorwoord van de tweede druk (1559) gekozen te hebben voor viel alte gewönliche Melodien, so den alten bekant, vnd doch von wegen etlicher Abgöttischen Texten sind abgethan. In zijn al genoemd commentaar bij dit lied betreurt Schulte Nordholt de opname ervan in het Liedboek voor de kerken. Wellicht omdat de zestiende-eeuwse tekstversie naar zijn mening teveel afbreuk deed aan het oorspronkelijke lied.

Het is de moeite waard zijn tekst te plaatsen naast die van het al aangehaalde Liedboek 472 (‘Hoor de herders, hoe ze Hem loven’). De eerste vier regels van de strofes van 472 zijn telkens een vertaling door Willem Barnard van de achtereenvolgende strofes van ons lied 468. Het zal dan opvallen dat Barnard dicht bij de originele tekst is gebleven. Hij is sterker uitgegaan van de voorreformatorische tekst. Merk bijvoorbeeld op dat bij hem het exultemus cum Maria (strofe 3) bewaard is gebleven. Ook de engelen spelen (weer) een prominente rol, en in de tweede strofe komen de koningen weer aandragen met aurum, thus et myrrham.


Melodie

Het lied werd voor het eerst gepubliceerd door Valentin Triller in het door hem verzorgde eerste Lutherse liedboek van Silesië: Ein schlesich Singebüchlein aus göttlicher Schrifft, von den fürnemsten Festen des Jares, und sonst von andern Gesengen und Psalmen, gestelt auff viel alte gewönliche Melodien, so zum teil zum teil Deutsch, mit Geistlichen oder auch Weltlichen texten gesungen seind… (Breslau, 1555). Triller was dominee, tekstschrijver en componist. Hij zal dan ook niet de componist zijn van de melodie. Hetzelfde geldt voor de tekst. Volgens Johannes Zahn bevat het Schlesiches Singebüchlein zestien voorreformatorische Duitse geestelijke liederen, die door Triller veelal in reformatorische zin bewerkt zijn. Hij zou van slechts vijf liederen zowel de tekst als de melodie geschreven hebben (Zahn 1894, blz. 615-618). Bij Nederlandse protestanten is deze melodie bekend geworden via de Kerstzangbundel (Rotterdam 1916, nr. 11) en de Zangbundel voor Huisgezin en Samenkomst (Rotterdam 1933, 13e druk, nr. 712), beide van Joh. de Heer, en via de ‘Hervormde Bundel 1938’, gezang 22. In de 119 gezangen (1962) was de melodie met de vertaling van Schulte Nordholt opgenomen (gezang 17). Is de melodie tegelijk met de tekst ontstaan? Haar op het eerste gehoor/gezicht middeleeuwse karakter lijkt bedrieglijk. De omvang is in principe nog die van een hexachord met uitweiding naar de bovenkwint en onderkwart van de ‘gronddtoon’ f’ (ionisch plagaal, de vroegere tiende modus), maar in deze gedaante in het geheel niet (meer) gregorianiserend. Bovendien is zij al goeddeels gebaseerd op de klassieke modaliteit (F majeur ) met zijn op de drieklank gebaseerde harmonische basis.

In de praktijk heeft de zingende gemeente de melodie vaak aangepast aan een veranderde smaak. Met name werd het verende ritme gehandhaafd en kreeg de voorlaatste noot van de eerste drie regels een dubbele waarde en werd die van de laatste noot telkens gehalveerd. Zie bijvoorbeeld de meerstemmige bewerkingen door Michael Praetorius (1571-1621: klik hier) en John Rutter (*1945; beluister: klik hier). In Hymns ancient and modern (editie 1909, nr. 224) zien we niet enkel dit gelijk blijvende ritme, ook is de laatste noot van de derde regel daar geen f’, maar een a’.


Liturgische bruikbaarheid

Is dit lied in de loop van de eeuwen blijvend gezongen omdat het te zeer onderdeel was geworden van de sound, eigen aan de kersttijd? Hierbij zal, zoals dat zeker gaat bij geliefde kerstliederen, de melodie een grotere rol hebben gespeeld dan de tekst.
Het gebruik van dit kerstlied moet pluriform geweest zijn. Buiten de liturgie zal het vooral thuis gezongen zijn of op straat. Met name in de Duitse landen was het Quempas singen traditie: studenten van de Latijnse school gingen al kerstliederen zingend langs de huizen met de bedoeling een aalmoes te krijgen (A Dictionary…, 1879, blz. 761). Het werd ook in de liturgie gezongen, vooral op kerstavond tijdens de Christmette, onder de vespers of ook wel op een geschikt moment tijdens de hoogmis op eerste kerstdag. Vier solisten of kleine koorgroepen stelden zich daarvoor op in de vier hoeken van de kerk en zongen dan om de beurt een van de vier regels van elke strofe (Der Quempas geht um, zie https://de.wikipedia.org).

Auteur: Anton Vernooij

Bronnen:

Hymns ancient and modern – Historical Edition. London 1909.
A Dictionary of Music and Musicians. Vol.1, London 1879.
www.thelatinlibrary.com
www.hymnsandcarolsofchristmas.com
https://de.wikipedia.org/wiki/Quempas
Johannes Zahn: ‘Triller, Valentin’, in : Allgemeine Deutsche Biographie, Band 38. Leipzig 1894, blz. 615–618.
R. Zoozmann, Laudate Dominum. München 1928.