Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

648 - Zing halleluja, hemel en aarde, zing


Een eerste kennismaking

Hoe ontstaat een lied? Een dichter schrijft een tekst en vervolgens vindt een componist er de passende noten bij. Maar bij dit lied is het andersom gegaan. Componist Willem Vogel (1920-2010) belde eens dichter André Troost op met de mededeling dat hij nog een aardig melodietje van hemzelf op zolder had gevonden en of Troost er geen tekst bij kon schrijven. Zo is ‘Zing halleluja, hemel en aarde, zing’ ontstaan. Het is een loflied geworden voor de paastijd, de weken van Pasen tot Pinksteren: ‘wekenlang feest’ (strofe 2). Het is ook een lied naar Pinksteren toe: het Wekenfeest is in de joodse traditie een oogstfeest. Het oogstmotief is duidelijk zichtbaar in de strofen 2 en 3.
De melodie is niet moeilijk. Majestueus zet deze in en golft in vier regels van de laagste noot naar de hoogste noot in de derde regel en weer terug.

Auteur: Pieter Endedijk



Tekst

Ontstaan en verspreiding

Componist Willem Vogel belde eens dichter André Troost op met de mededeling dat hij nog een aardig melodietje van hemzelf op zolder had gevonden en of Troost er geen tekst bij kon schrijven. Troost schreef er dit lied bij, ergens in de jaren negentig van de twintigste eeuw, in zijn ‘Amsterdamse jaren’.
Het lied verscheen eerder in Adem van boven (2000, nr. 15) en in Voorzichtig licht (2008, nr. 54). Op verzoek van de liedboekredactie werd vanwege de zingbaarheid in strofe 2, regel 2 een kleine wijziging toegepast: ‘dor hout’ in plaats van ‘dood hout’.

Thematiek

Het lied is een uitbundig loflied voor ‘de Ene, de Eeuwige’, passend in de weken van Pasen tot Pinksteren, het is ‘wekenlang feest’(strofe 2). Deze aanduiding verwijst niet alleen naar de paastijd, de weken na Pasen, maar herinnert ook aan het pinksterfeest: het joodse Wekenfeest. Dit is een oogstfeest, en dat is vooral in de tweede en derde strofe terug te vinden, waar het geloof als een vrucht van de Geest geplukt kan worden. Ook de volken worden hierbij betrokken in strofe 3, opnieuw een pinkstermotief.

Maar het is meer dan een pinksterlied. De feestmotieven lopen wat door elkaar heen. Er zijn ‘paaswoorden’: ‘de Levende’ (strofe 1), de ‘open hof’ (strofe 2), woorden die verwijzen naar de opstanding van Christus. Ook zijn er verwijzingen naar Hemelvaart: ‘verheven is Hij’ (strofe 1), ‘langs lucht en wolken’ (strofe 3). Het is bovendien een echt lentelied geworden: met de zon en de bloesem uit de tweede strofe.

De oproep om te zingen (Cantate!) doet denken aan de psalmen, maar er zijn ook verwijzingen naar andere teksten. ‘Drink’ en ‘eet’ zijn op zichzelf avondmaalswoorden, maar herinneren hier ook aan teksten als Jesaja 25,6-12 en Jesaja 55 en de ‘vrucht’ van de boom uit Genesis 3 en sterker nog: de levensboom uit Openbaring 22, die elke maand vrucht geeft.

Bij het ‘wij oogsten lof’ denkt de dichter blijkens zijn eigen toelichting in Adem van boven aan Matteüs 25,21, waar de betrouwbare dienaar geprezen wordt en zodoende ‘lof oogst’. Hierna mag hij het feestmaal van zijn heer binnengaan. Dit zou de overgang naar couplet 3 kunnen verklaren, waar het ook over een dergelijk feestmaal gaat.
De ‘zon die met gloed geneest’ doet denken aan Liedboek 908:5 waar de zon ook genezende kracht heeft.

Vorm

In de eerste en derde strofe worden de hemel en de aarde opgeroepen tot een lofzang op de Ene, de Eeuwige, de Levende.. In de tweede strofe wordt de Levende door de gemeente toegezongen. Hij is de heldere bron; geen bron van water, maar een bron van licht: aan Hem ontspringt het licht en de liefde (strofe 1).

In de derde strofe worden de volken uitgenodigd om te drinken en eten van de vrucht van de oogst en om in te stemmen met het loflied van hemel en aarde. Opvallend is het binnenrijm: ‘verheven’ – ‘Levende’ (strofe 1), ‘bron’ – ‘zon’ (strofe 2) en alliteraties als ‘Ene’ – ‘Eeuwige’, ‘licht’ – ‘liefde’ (strofe 1), ‘gloed’ – ‘geneest’, ‘hout’ – ‘hof’ (strofe 2).

Liturgische bruikbaarheid

Het lied is geschikt voor de paastijd, maar kan ook na Pinksteren, in het begin van de zomer goed gezongen worden, in het bijzonder als het avondmaal wordt gevierd.

Auteur: Kees Baggerman


Melodie

Deze melodie van Willem Vogel is via een ongebruikelijke weg in het Liedboek terechtgekomen. Meestal zijn de Amsterdamse Katernen of de bundels Zingend Geloven de lagere trap van zaligheid geweest voor Vogels melodieën in het Liedboek. De melodie van lied 648 stond echter eerst tweemaal in een bundel met liederen van André Troost: Adem van boven (2000, nr. 15) en Voorzichtig licht (2008, nr. 54). Bijzonder is dat van dit lied al een geluidsopname op cd werd gemaakt (Geef stem aan de Eeuwige, 1998) voordat het überhaupt in druk verscheen.

Een gelukkig toeval wil dat juist bij dit lied Willem Vogel een paar persoonlijke aantekeningen liet noteren in het boekje bij de cd. Zodoende komen we op eenvoudige wijze én uit de eerste hand meer te weten over het ontstaan van lied 648: ‘Van dit lied waren de noten er eerder dan de tekst – ik vond de melodie tussen mijn papieren, waarschijnlijk als een restant van een lied, waarvan de tekst was afgewezen. Om de melodie niet verloren te laten gaan, vroeg ik André Troost om een tekst. Het is een feestelijk lied geworden dat zich in de Paastijd goed laat zingen. (...)’  Tekst en melodie zijn samengevoegd tussen begin 1995 en medio 1998.

Waar normaliter de link wordt gelegd tussen de tekst en de muzikale vertaling daarvan in de melodie, moet hier de omgekeerde weg bewandeld worden. Sluit de tekst goed aan bij de reeds bestaande melodie? (Zie ook Liedboek 266) Naar mijn mening wel, maar hier laat ik graag het woord aan degene die de tekst van dit lied bespreekt. Het is overigens wel jammer dat niet meer bekend is wat dan de originele tekst bij deze melodie geweest is…

De melodie is vrijwel uniek in metrum: vier regels van respectievelijk elf en driemaal negen lettergrepen en dan ook nog eens in een onregelmatige afwisseling van trocheeën en dactyli. Opvallenderwijs heeft André Troost nog een tekst met hetzelfde metrum op zijn naam staan (zie: Voorzichtig licht, nr. 88).

Dan nu de melodie van Vogel. Allereerst heeft de componist zichzelf enkele beperkingen opgelegd: één maatsoort (3/4), geen laddervreemde noten, tonaal, melodie binnen de omvang van het octaaf en het exclusief gebruik van halve en kwartnoten – de beroemde ‘kilo’s en ponden’ van Willem Vogel. In de grote vorm valt op dat de tweede regel de omkering is van de eerste, met weglating van de tweede maat van regel 1. De derde regel bestaat uit een herhaald motief, waarvan het tweede een brug vormt naar de slotregel. Daar wordt het motief uit de derde regel nogmaals herhaald, zij het een terts lager. De slotwending is een geschakelde versie van de voorlaatste maten van de tweede én de eerste regel.

De melodische opbouw is klassiek en sterk: de eerste regel eindigt een terts boven de grondtoon, de tweede (halverwege de melodie) op dominanttoon a’. De tweede helft van de melodie zet hoog in om in de laatste regel weer met een zachte landing op de grondtoon uit te komen. Bovendien geeft Vogel de melodie spanning door een intensiverende werking van de intervallen uit te laten gaan. De eerste twee regels bestaan slechts uit secundeschreden, met uitzondering van de terts in de traditionele openingswending (‘O, when the saints’, zie ook Liedboek 611). Dan een dalende terts in regel 3, direct gevolgd door een stijgende kwart en ten slotte de dalende kwart in de slotregel.

De componist maakte gebruik van korte melodische bouwstenen, die samenvallen met de lengte van een maat. In onderstaande figuur zijn ze aangegeven:

Dit is misschien wel het grote wonder van de melodieën van Willem Vogel: de bouwkundige constructie is doorgaans goed en secuur doordacht, maar je hoort en zingt een volslagen vanzelfsprekende wijs. Ze is als een mooi huis waarvan de vernuftige constructie zich pas prijsgeeft tijdens het grondig bouwkundig onderzoek.

Bij dit lied was aanvankelijk geen koorzetting en ook de begeleidingszetting was bij de samenstelling van het begeleidingsboek niet meer te vinden. Bij de samenstelling van de begeleidingsuitgave bij hert Liedboek is er niet aan gedacht de duidelijk op bovengenoemde cd hoorbare orgelzetting – die ongetwijfeld van de hand van de meester is – op te schrijven. Koor- en begeleidingszetting zijn van mijn hand. Voor het tempo ben ik te rade gegaan bij de opname onder leiding van de componist. Een brede wiekslag per maat geeft de beweging van de melodie aan: ongeveer 42 maten per minuut, oftewel 126 kwartnoten.

Auteur: Christiaan Winter


Media

Uitvoerenden: Cantate Deo Ouderkerk aan den Amstel, Amstellandse Cantorij  en Kleine Cantorij Hilversum o.l.v. Willem Vogel; Eric Jan Joosse, orgel