Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

blz 1487 - Alles in ons verzet zich


Voor iemand die (te) jong gaat sterven


Tekst

Wat mensen, in het bijzonder ouders, kunnen meemaken als hun kind te jong gaat sterven, wordt in de toelichting van dit gebed verwoord.
Na een inleiding (1) wordt een uitvaart van een kind (2) beschreven, het verzet en verdriet benoemd (3 en 4) en het verlangen naar ‘de engel van troost’ geduid (5).

1. Inleiding

Op bladzijde 1487 staan twee gebeden van Klaas Holwerda voor iemand die (te) jong gaat sterven. Het eerste is bedoeld om gebeden te worden door de zieke. De toelichting op dat gebed geeft ook naasten inzicht in wat het voor iemand kan inhouden aan de grens van zijn of haar leven gekomen te zijn. Het tweede gebed is bedoeld voor wie de zieke het meest naast staan. In deze toelichting wordt hun positie expliciet besproken, en de zieke kan – zo mogelijk – daarin iets herkennen voor de situatie waarin naasten zijn komen te verkeren. Trouwens, de liederen in de buurt van dit gebed geven je ook taal voor je gevoelens en gedachten (Liedboek 956 en 957; zie ook het gebed van Roel Bosch op pagina 1488).

2. Uitvaart van een kind

Ik ben in een grote hal aanwezig bij de uitvaart van een kind van tien. De lange strijd om herstel heeft niet mogen baten. Wat hebben haar ouders veel liefde en zorg gegeven. Hoe hebben ze gehoopt en hoe hebben ze het volgehouden bij alle tegenslagen. Ongekend, de kracht die ze uit zichzelf haalden. Niet te beschrijven, het verdriet dat ze doormaakten. De troost die ze niet vonden, en ook weer wel, samen even in de keuken of in nachtelijke uren op de afdeling in gesprek met een verpleegster, of door andere ouders die dezelfde strijd om het leven van hun kind doormaakten.

Ze moesten hoop op herstel houden toen ze te horen kregen dat, wilde er nog kans van overleven zijn, hun dochter een arm zou moeten missen. Zou het helpen? Zelf vond ze het – heel bewust – goed. Ze legde zich erbij neer en bleef levenslustig.
O, wat vroeg deze uitputtingsslag veel van de familie, van de ouders, van haar broer en zusje. Verschillende gevoelens komen dan bij de meest nabije naasten boven: vragen, woede, verslagenheid, liefde, veel liefde, een kus, een geintje, een liedje, tranen, spanning, een spelletje doen, even een hand op haar hoofd, staren uit het raam van het ziekenhuis. Afscheid wuiven: ‘morgen komen we terug’.
Zo vergezellen ze haar in het ziekenhuis tijdens haar leven.

En nu is er toch de uitvaart. Een grote hal vol mensen, haar hele klas is aanwezig. Er zijn talloze knuffels, lichtjes, tekeningen, vlinders. Er komen opnieuw veel tranen. Ouders van de kinderen van haar afdeling, die nog in het kinderziekenhuis liggen voor mogelijk herstel, zijn er ook.
Stil verdriet in alle vezels van je lijf. Ook heilige verontwaardiging om dit ontwrichtend leed. Een brok in de keel. Weerzien van bekenden.

We dragen haar liefdevol uit, in een lange, langzame stoet op weg naar het kerkhof. Wat vreselijk en indringend allemaal. Iedereen denkt dat de dood bij haar veel te vroeg gekomen is.

We kunnen ons alleen maar inbeelden wie ze zou worden: zij, ’kind van ongekende kansen’ (Liedboek 956:3).
Op elk bezoek bij haar oma kijkt ze me op een foto stralend aan, elke keer weer, al heel wat jaren.

3. Verzet

Zeker als je ouder bent van een kind begrijp je nu wel dat de bede begint met verzet tegen de dood die dichterbij komt. Dat wil je niet, een kind heeft nog zoveel voor zich, zoveel tegoed in het leven. En jij wilt erbij zijn, getuige zijn van haar verdere ontwikkeling en volwassenwording. Wat had ze een levenslust toen ze nog gezond was, en ook gedurende haar ziekte. Dat gaat allemaal niet door, hoezeer jullie als ouders voor haar hebben gezorgd en je voor haar leven hebben ingespannen tot het niet meer kon. Het is zo vreselijk verkeerd dat een kind eerder dan haar ouders overlijdt. Dat het zo kan gaan in een mensenleven – dat kun je niet vatten, wil je niet begrijpen. Wie wilde zoiets en vond dat het tijd werd? Zo is je klacht over dit hartverscheurende onheil. Wie wilde dat haar weg nu al doodliep?

4. Je roept het uit en huilt

De vraag is: roep je dit de ruimte in? Gaat het er vooral om dat je je onbehagen geuit wilt hebben? Je wilt het wel uitschreeuwen. Je vindt dit levenseinde dat te gebeuren staat ten hemel schreiend. God moet het horen. Je prangende vraag schudt aan de ltegenwoordigheid van hemelse goedheid, aan liefde en gerechtigheid, die je wilt vertrouwen. Je kunt je absoluut niet voorstellen dat iemand dit wilde, dus wil je het ook niet met God rijmen of met Jezus, die kinderen juist zegent.
Deze vraag moet hoe dan ook worden uitgesproken, ook tegen de Eeuwige, die zich noemt: ‘Ik zal er zijn’. Wellicht hopen jullie: we roepen onze klacht niet in een leegte, nee,  we leggen het aan God, aan eeuwige goedheid en liefde voor.

Daarom noem je ook de naam van haar of hem. Er is er maar één zoals hij of zij. De naam symboliseert identiteit en brengt te binnen wie ze of hij was en kon worden. Die naam roept meteen een stemgeluid op, een manier van bewegen, een blik, een oogopslag, een wil, en je herinnert je meteen een kenmerkend voorval.

5. Engel van troost

Je uit een klacht, en wenst een engel van troost. ‘Onthoud hem/haar niet de engel van de troost’, zeg je. Wat bedoel je? Een engel van troost voor jullie zelf? Bedoel je dat je je lieve kind, dat je gaat loslaten, niet ook nog wil belasten met een besef van jullie bijkans ontroostbare verslagenheid? Zij of hij gaat jullie ook loslaten, onbelast door jullie sores.
Of denken jullie vooral aan een engel van troost, die op de momenten dat zij naar haar dood toeleeft, zoent, opbeurt, een verhaal leest, een knuffel geeft, liefdevol verzorgt? Er komen vast troost-engelen langs: een paar klasgenoten met tekeningen en wenskaarten. Ze zingen ook een lied.

De dood is onafwendbaar, een duister geheimenis. Of niet? Je vertrouwt je kind niet aan een duistere leegte toe, maar aan de verborgen ruimte van liefde. Dat vertrouwen verwoord je hoopvol in de bede dat de God van liefde en zegen je kind opwacht. ‘In uw licht’, dat verlang je. Het zij zo.

Auteur: Evert Jonker