Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

768 - De hemel van hier


Der Himmel, der ist


Tekst

Ontstaan en verspreiding

Op 27 augustus 1950 besloot Gustav Heinemann (1899-1976) tijdens de tweede Deutsche Kirchentag in Essen zijn slotrede met de zin ‘Lasst uns der Welt antworten, wenn sie uns furchtsam machen will: Eure Herren gehen – unser Herr aber kommt’. Heinemann was de toenmalige president van de synode van de Evangelische Kirche Deutschland.
Met ‘eure Herren’ bedoelde Heinemann de wereldheersers van die tijd. Heinemann die tijdens de Tweede Wereldoorlog lid was van de antinazistische Bekennende Kirche, zou later president van de Bondsrepubliek Duitsland worden (1969-1974).
De Zwitserse theoloog en dichter Kurt Marti (1921-2017) schreef naar aanleiding van de uitspraak van Heinemann het gedicht das reich der himmel, verschenen in 1963 in zijn dichtbundel gedichte am rand. Marti noteert boven zijn gedicht de uitspraak van Heinemann, maar past die enigszins aan. Het gedicht bestaat uit twee strofen:

das reich der himmel

gustav heinemann:
die herren der welt kommen und gehen –
unser herr kommt

der himmel der ist
ist nicht
der himmel der kommt
wenn
himmel und erde
vergehen

der himmel der kommt
ist
das kommen des herrn
wenn
die herren der erde
gegangen

De gedichten van Kurt Marti zijn ‘op de rand van het evangelie ontstaan’ (citaat van Marti, in Stefan 2002, blz. 89). In zijn literaire en theologische werken gaat Marti in dialoog met cultuur, politiek en kerk. Dit gedicht en het lied dat daaruit zou ontstaan, is een voorbeeld van die dialoog. De gedichten van Marti worden taalkundig gekenmerkt door zeer korte regels van soms maar een of twee woorden en het ontbreken van rijm, hoofdletters en leestekens.

Op verzoek werkte Marti in 1970 het gedicht van twee strofen om tot een lied van vijf strofen. Aanleiding tot dit verzoek was het tekort aan hedendaagse liederen over het koninkrijk van God in het toen in gebruik zijnde Reformierten Kirchengesangbuch der deutschsprachigen Schweiz (1952). Het lied kreeg vervolgens een plaats in de twee Zwitserse gezangboeken die nagenoeg gelijktijdig en in oecumenisch overleg ontstonden, het Evangelisch-reformiertes Gesangbuch (1998, nr. 867) en het Katholisches Gesangbuch (1998, nr. 507). Ook in het latere Zwitserse Christkatholisches Gebet- und Gesangbuch (2004, nr. 926) werd het opgenomen. In deze drie liedbundels wordt de tekst gezongen op een melodie van Rolf Schweizer (1936-2016). Ook in het Duitse Evangelisches Gesangbuch (1993, nr. 153) kreeg het lied een plaats, maar met een melodie van Winfried Heurich (*1940).

Via internationale contacten werden twee Nederlandse vertalingen gemaakt. De vertaling van Sytze de Vries die we nu in het Liedboek aantreffen, stond eerder in Zingend Geloven 8 (2004, nr. 4) en in zijn verzamelde liederen Jij, mijn adem (2009, nr. 207). Ook Koenraad Ouwens maakte een vertaling, die te vinden is in de tweede editie van het Oud-Katholiek Gezangboek (2006, nr. 978).

Vorm

De eerste twee strofen van de Duitse tekst van Marti zijn een bewerking van zijn gedicht das reich der himmel. De strofen 3, 4 en 5 zijn een uitbreiding.

gedicht (1963)

liedtekst (1970)

der himmel der ist
ist nicht
der himmel der kommt
wenn
himmel und erde
vergehen

1 Der Himmel, der ist,
ist nicht der Himmel, der kommt,

wenn einst Himmel und Erde vergehen.


der himmel der kommt
ist
das kommen des herrn
wenn
die herren der erde
gegangen

2 Der Himmel, der kommt,
das ist der kommende Herr,


wenn die Herren der Erde gegangen.


 

3 Der Himmel, der kommt,
das ist die Welt ohne Leid,
wo Gewalttat und Elend besiegt sind.

 

4 Der Himmel, der kommt,
das ist die fröhliche stadt
und der Gott mit dem Antlitz des Menschen.

 

5 Der Himmel, der kommt,
grüßt schon die Erde, die ist,
wenn die Liebe das Leben verändert.

Vanwege de zingbaarheid en de gebruikelijke vorm van een strofisch lied heeft Marti zijn gedicht getransformeerd van strofen van vijf regels naar strofen van drie regels. Ook schrijft hij hoofdletters en punten waar dat nodig is. Het rijm ontbreekt. Wel krijgen de strofen een gelijke metrische vorm.
Elke strofe bestaat uit één zin. Zo is een kort lied ontstaan van vijf tekstregels.
Jürgen Henkys wijst op chiasme in de tekst, te vinden als de hoekstrofen worden vergeleken. Dit is ook in de Nederlandse tekst bewaard (Henkys 2004, blz. 84):

(1)

De hemel van hier

<>

(5)

begroet de aarde van hier

(5)

De hemel van ooit

<>

(1)

is niet de hemel van ooit

Inhoud

Strofen 1 en 2

In zijn lied speelt de dichter met de twee betekenissen van het woord ‘hemel’. In het Duits en in het Nederlands zijn deze twee betekenissen alleen in de context te onderscheiden, in het Engels zijn daar wel twee woorden voor: sky en heaven. Sky is de voor ons zichtbare hemel; heaven is de komende, maar nog verborgen wereld waar wij om bidden in het Onze Vader: ‘Onze Vader in de hemel… / laat uw koninkrijk komen / en uw wil gedaan worden / op aarde zoals in de hemel’ (Matteüs 6,9-10). In de Engelse bijbelvertaling staat hier het woord heaven: ‘Our Father which art in heaven…’ In de eerste regels van zijn gedicht en zijn lied wordt deze tegenstelling benoemd:

Der Himmel, der ist,
ist nicht der Himmel, der kommt.

Ook in de vertaling is deze tegenstelling weergegeven:

De hemel van hier
is niet de hemel van ooit                

Kurt Marti schreef zelf over zijn lied: ‘Das jetzt vorliegende Lied möchte somit das Bewusstsein dafür wach halten, das Jesu Verkündigung vom Himmelreich oder Reich der Himmel nicht so sehr einen jenseitigen Ort als vielmehr die kommende (wenn man so will, endzeitliche) Herrschaft Gottes auf der Erde ansagt. Eine Ansage, die unter anderem auch soziale und (im nicht-parteilichen Sinn!) politische Perspektiven eröffnet. Veilleicht darf man sagen: Das Lied ist eine Kurzpredigt zum Thema ‘Reich Gottes’’ (citaat in Stefan 2002, 92).

In de vertaling is het kernwoord van dit lied, ‘kommen’, losgelaten. Er wordt niet gesproken van de komende hemel, maar over de hemel van ooit. Daarmee is het een begrip van tijd geworden, dat wat nog ver van ons afstaat, terwijl in het woord ‘kommen’ een beweging zit naar ons toe. Hierin wordt duidelijk dat niet alleen de dubbele betekenis van het woord ‘hemel’ in dit lied bepalend is, ook dat de hemel die komt (heaven) de komende Heer is. In de oorspronkelijke tekst wordt daarom twee keer kommen gebruikt:

Der Himmel, der kommt,
das ist der kommende Herr,

De strofen 1 en 2 roepen een tegenstelling op: de hemel als sky, dat is onze zichtbare wereld, is niet de hemel die komt, de hemel van ooit, heaven (strofe 1). Die hemel van ooit is de komende Heer. In het Nederlands staat er ‘dat is de Heer als Hij komt, / als de heersers der aarde gegaan zijn’. Het tweemaal gebruiken van het voegwoord ‘als’ is subtiel. In de tweede regel (‘… als Hij komt’) is ‘als’ een voegwoord van tijd. In de derde regel is ‘als’ een voegwoord van voorwaarde. Pas als de heersers van de aarde gegaan zijn, kan de komende hemel aanbreken.

Strofen 3, 4 en 5

In de uitbreiding van het gedicht tot vijf liedstrofen houdt de dichter steeds de eerste regel van elke strofe gelijk aan die van strofe 2: ‘De hemel van ooit’ (‘Der Himmel, der kommt’), maar nu wordt een verbinding gelegd met Openbaring 21.

In strofe 3 wordt ‘de hemel van ooit’ getekend met het beeld uit Openbaring 21,4: ‘Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen. Er zal geen dood meer zijn, geen rouw, geen jammerklacht, geen pijn…’
Kunnen de woorden van strofe 3 nog in voorwaardelijke zin gelezen worden, strofe 4 is zuiver beschrijvend. De hemel die komt is de stad waarover gesproken wordt in Openbaring 21,2 en 21,10, de stad waar God woont bij mensen (21,3). In dit hoofdstuk wordt niet gesproken over een vrolijke stad. De dichter kan dat ontleend hebben aan Psalm 46,5: ‘Een rivier, wijd vertakt, verblijdt de stad van God, / de heilige woning van de Allerhoogste.’ Maar Jeruzalem als ‘vrolijke stad’ klinkt ook vanaf de middeleeuwen in liederen. Zie bijvoorbeeld Urbs Syon Aurea (Liedboek 746) en Jerusalem, du hochgebaute Stadt (Liedboek 750). Ook is Openbaring 21,2 een vreugdevol beeld van de stad: de bruid die zich mooi heeft gemaakt voor haar man.

In de Nederlandse vertaling van deze strofe is, in tegenstelling tot het Duitse origineel, dan wel een directe verwijzing naar Openbaring 21,3 te vinden, de fraaie metafoor die in het Duits wordt gebruikt, verdwijnt daardoor: ‘und der Gott mit dem Antlitz des Menschen’ (vergelijk Openbaring 22,4). In zijn boek Zärtlichkeit und Schmerz (Frankfurt am Main 1984, blz. 128) citeert Kurt Marti de Nicaraguaanse priester en dichter Ernesto Cardenal (citaat in Stefan 1997, blz. 117):

‘Eine Stadt ohne Klassen
die freie Stadt
wo Gott alle ist
Er, Gott-mit-uns (Emmanuel)
die Stadt, in der wir die Menschlichkeit Gottes erfahren.’

Tegelijk is de hier bezongen vrolijke stad een contrast met het negatieve beeld van de stad waarover in Genesis wordt gesproken: Kaïn als eerste stedenbouwer (Genesis 4,17), Babel (11,4), Sodom en Gomorra (18,20). Maar ook is die vrolijke stad een contrast met het beeld van onze steden, die gedomineerd worden door vervreemding, eenzaamheid, criminaliteit, chaos en vervuiling. Vergelijk de tekst van dit lied met ‘Stil is de straat’ (Liedboek 1003).

Het chiasme in de liedtekst geeft de gehele tekst een spanningsopbouw die in de laatste strofe tot een hoogtepunt komt. Hier wordt de hemel die komt niet als iets ver weg in de tijd getekend, maar in onze huidige tijd mogelijk gemaakt, ‘wanneer liefde het leven verandert’. Hier wordt over een menselijke handeling gesproken: groeten. Zo wordt de hemel die komt een zaak van menselijk handelen. Thust spreekt over een ‘präsentische Eschatologie’ (Thust 2012, blz. 274).

Het is opvallend hoeveel de dichter weet te zeggen in zo weinig woorden. De drieregelige strofen zonder rijm kennen veel herhaling van woorden, maar steeds maakt een volgende strofe een accentverschuiving. Zo ontstaat in de tekst een spanningsopbouw. Het lied toon een hechte poëtische eenheid.


Melodie

De componist Rolf Schweizer heeft in Duitsland naam gemaakt door zijn kerkmuzikale werk voor kinderen en jongeren. In zijn melodieën zijn de invloeden van de jazz bespeurbaar, waarbij het ritme van de taal bepalend is voor het melodieritme. Deze kenmerken komen we ook tegen in de melodie van dit lied. De tekstaccenten brengen de componist tot het gebruik van onregelmatige maatsoorten: 3/4-, 5/4- en 7/4-maat.

Hoewel de melodie in g-aeolisch is genoteerd, wordt nergens de tonaliteit bevestigd. De strofen van drie tekstregels worden gezongen op een wijs met twee melodieregels: de eerste twee regels zijn een melodische eenheid, beginnend op d’ en eindigend op des” (!). Deze melodiehelft wordt gekenmerkt door stijgende kwarten (d’-g’; f’-bes’ en as’-des”). De drie gestapelde kwarten doen sterk denken aan de eerste regel van de melodie van ‘Het volk dat wandelt in het duister’ (Liedboek 448), maar daar zijn de herhalende kwartsprongen binnen de tonaliteit. In de melodie van Schweizer blijft het interval tussen de drie motieven gelijk: een grote secunde. Zo doorbreekt de derde kwartsprong (as’-des”) de tonaliteit. In die kwartenreeks is een drietoonsmotief uitgangspunt, waarbij de derde toon de schakel is: d’-g’-f’ – f’-bes’-as’as’-des”-c”. Binnen deze opbouw zijn de toonsafstanden steeds gelijk. Op de hoogste noot van de melodie (des”) staat ook het tekstuele hoogtepunt: ‘hemel van ooit’; ‘de Heer als Hij komt’; ‘de tranen gedroogd’; ‘de vrolijke stad’; ‘de aarde van hier’.

Tegenover de stijgende richting in de eerste melodiehelft staat een dalende in de tweede (de derde regel van de strofe). De melodielijn van deze regel bestaat uit hele toonsafstanden (c”-bes’-as’), cirkelend rond bes’. De f’ in de voorlaatste maat maakt een afsluiting op de grondtoon g’ mogelijk.


Liturgische bruikbaarheid

In het Liedboek is het lied ondergebracht in de rubriek ‘Voleinding’ als onderdeel van ‘De getijden van het jaar’. In de voleindingszondagen, dat zijn de zondagen na Allerheiligen en vóór advent, ligt in de liturgie van de kerk het accent op ‘de komende Heer’, zijn tweede advent.
Het is interessant om te zien in welke rubriek het lied in andere bundels is geplaatst. In het Evangelisches Gesangbuch staat het lied ook in de rubriek ‘Ende des Kirchenjahres’.
In het Zwitserse Evangelisches-reformiertes Gesangbuch, met een gelijksoortige indeling als het Liedboek, is het lied niet in de rubriek van kerkelijk jaar geplaatst, maar in ‘Gottesdienst in der Welt – Hoffnung auf das Reich Gottes’. In het Katholisches Gesangbuch van Zwitserland heet deze rubriek: ‘Als Christen leben in dieser Welt’. Daarbij is het lied ondergebracht in de subrubriek ‘Kirche am Ort und in weltweiter Gemeinschaft’. Het Christkatholisches Gebet- und Gesangbuch plaatst het lied evenmin in de rubriek van het kerkelijk jaar, maar in ‘Leben aus dem Glauben’, en wel in de subrubriek ‘Hoffen auf die Vollendung’. Over voleinding spreken en zingen hoeft niet beperkt te blijven tot de zondagen vlak vóór advent. Het lied zou zeker niet misstaan in de rubriek ‘Leven’ of ‘Samen leven’ in het Liedboek.

Auteur: Pieter Endedijk

Literatuur

Jürgen Henkys, ‘Die Stadt, der Himmel und die Erde’. Arbeitsstelle Gottesdienst, 18 (2004) nr. 3, 83-85.
Christa Reich, Evangelium: klingendes Wort. Zur theologische Bedeutung des Singens. Stuttgart 1997, 212-217.
Hans-Jürg Stefan, ‘Der Himmel, der ist, ist nicht der Himmel, der kommt’. In: Christian Möller (red), Ich singe Dit mit Herz und Mund. Stuttgart 1997, 113-124.
Hans-Jürg Stefan, ‘Zugänge zum Lied eröffnen. Gesichtspunkte der Liedvermittlung’. In Wege zum Lied – Arbeitshilfen zum Katholischen, Reformierten und Christkatholischen Gesangbuch der Schweiz. Basel/Zürich 1999, 45-47.
Hans-Jürg Stefan, ‘Der Himmel, der ist, ist nicht der Himmel, der kommt’. In Gerhard Hahn en Jürgen Henkys (red): Liederkunde zum Evangelischen Gesangbuch Heft 4. Göttingen 2002, 89-96.
Karl Christian Thust, Die Lieder des Evangelischen Gesangbuchs, Band I. Kassel etc. 2012, 273-275.
https://nl.wikipedia.org/wiki/Gustav_Heinemann


Media

Uitvoerenden: Sweelinckcantorij o.l.v. Christiaan Winter; Matthias Havinga, orgel (bron: KRO-NCRV)