Zoek een persoon

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} personen getoond

Geen personen gevonden

Isaac Watts


geboren: 17 juli 1674 te Southampton
overleden: 25 november 1748 te Stoke Newington (Londen)

Bijdragen in het Liedboek

90a O God, die droeg ons voorgeslacht (t)
578 O kostbaar kruis, o wonder Gods (t)
753 Er is een land van louter licht (t)
798 Heer, geef mij vleugels dat ik reis (t)
871 Jezus zal heersen waar de zon (t)

Leven

Isaac Watts werd als oudste van negen kinderen geboren in Southampton. Zijn moeder stamde af van de Hugenoten, zijn vader was een van de leiders in de Above Bar Congregational Church, een non-conformistisch kerkgenootschap dat zich niet aan de in 1662 door de Law of Conformity voorgeschreven anglicaanse liturgie hield. Isaac Watts senior verbleef daarom regelmatig in de gevangenis. In deze tijden van onderdrukking van hen die non-conformistische wegen wilden gaan (de zogenaamde dissenters) schreven veel puriteinse schrijvers hun werken. John Bunyans The Pilgrim’s Progress is daarvan wel het bekendste voorbeeld. Als jong kind toonde Watts al talent voor het schrijven van poëzie. Zo schreef hij als zevenjarige een acrostichon (de beginletters van de regels vormen zijn naam), waaruit zowel zijn talent blijkt als de calvinistische theologie die in zijn leven zo’n belangrijke rol speelde:

I am a vile, polluted lump of earth,
So I’ve continued ever since my birth;
Although Jehovah grace doth daily give me,
As sure this monster, Satan, will deceive me,
Come therefore, Lord, from Satan’s claws relieve me.

Wash me in Thy blood, O Christ,
And grace divine impart,
Then search and try the corners of my heart,
That I in all things may be fit to do
Service to Thee, and sing Thy praises too.

Toen hij vier was, leerde hij Latijn, Grieks toen hij negen was, Frans op zijn tiende en Hebreeuws op zijn dertiende. Zijn schoolmeester – de anglicaanse geestelijke John Pinhorne – stimuleerde hem in het schrijven van gedichten. In deze tijd kwam er een einde aan de vervolgingen van non-conformisten door de Glorious Revolution van 1688, waarbij Willem III van Oranje samen met zijn vrouw Mary Stuart II de troon besteeg. De non-conformisten mochten daarna echter nog geen publieke functies bekleden en ook niet studeren in Oxford en Cambridge. Overtuigd non-conformist als hij was weigerde Watts een aanbod van enkele vrienden om in een van deze plaatsen te gaan studeren en zo later gewijd te worden in de anglicaanse kerk. In 1690 vertrok hij daarom naar een dissenting academy in Stoke Newington, toen een dorp net buiten Londen. Onder de invloed van de Verlichting – het was de tijd van Newton en Locke – heerste er een studieklimaat dat minder bepaald werd door de traditie dan voorheen. Zelf denken, geleid door de rede, was het nieuwe devies. Maar wat betekende deze vrijheid van denken voor het geloof als het gevolg was dat traditionele geloofswaarheden niet meer vanzelfsprekend als waar werden aanvaard? De spanning tussen het gebruik van de rede enerzijds en de onderwerping aan de Schrift anderzijds was een belangrijk thema in Watts tijd, en hijzelf heeft er zijn hele leven een weg in proberen te vinden. Hij accepteerde de nieuwe ontwikkelingen en was geïnteresseerd in de resultaten van wetenschap en filosofie. Ook stond hij open voor het deïsme, de opvatting dat men God kan leren kennen door de natuur te bestuderen. In een van zijn hymns (Ancient & Modern, nr. 179) schrijft hij:

Nature with open volume stands
to spread her Maker’s praise abroad,
and ev’ry labour of his hands
shows something worthy of a God.

Waar de rede dus een nuttig instrument is, volstaat hij toch niet om te leiden tot werkelijke kennis van God: ‘Yet a clear light is also necessary, without which our eye cannot see the object, nor our reason find out the true religion’. De openbaring van God is alleen door Christus en zijn dood aan het kruis te kennen. Het zojuist geciteerde couplet wordt later in de hymn dan ook gevolgd door:

But in the grace that rescued man
his brightest form of glory shines;
here, on the cross, ‘tis fairest drawn
in precious blood and crimson lines.

Na zijn studietijd, waarin hij een breed curriculum volgde, keerde Watts voor enige tijd weer terug naar huis en begon met het schrijven van hymns. Bij zijn vader had hij zich beklaagd over de slechte kwaliteit van de psalmen en andere liederen die in de kerk gezongen werden. Deze spoorde hem vanwege zijn taaltalent aan om dan maar zelf aan het werk te gaan teneinde in de leemte te voorzien: ‘Well then, young man, why don’t you give us something better to sing?’ Watts schreef daarop zijn eerste hymn:

Behold the glories of the Lamb
amidst His Father’s throne!
Prepare new honours for His name,
and songs before unknown.

Songs before unknown: de volgende twee jaar schreef hij voor elke zondag een nieuwe hymn, volgens een vast patroon dat tot in onze tijd voorbeeldig zou blijven: vier regels, waarvan de eerste en de derde, en de tweede en de vierde op elkaar rijmen. Hij zou er gedurende zijn leven in totaal zo’n zeshonderd schrijven.

De korte tijd thuis werd gevolgd door een periode waarin hij als privédocent werkte in het gezin van het parlementslid Sir John Hartopp en zijn vrouw Elizabeth, opnieuw in Stoke Newington, waar hij verantwoordelijk was voor de opvoeding van hun zes kinderen. Op zijn 24e verjaardag, 17 juli 1698, hield hij zijn eerste preek. Hij zette zijn studies voort en begon te schrijven. Het jaar daarop treffen we in februari de volgende mededeling in zijn aantekeningen aan: ‘Preached as Dr. Chauncy’s Assistant in the Church at Mark Lane, & a little after that my fever and weakness began’.

De gemeente van Mark Lane (in het centrum van Londen) bestond uit welgestelde en ontwikkelde non-conformisten. Toen de weinig geliefde dr. Chauncy de gemeente verliet, werd Watts als pastor gevraagd. Ondanks zijn zwakke gezondheid (waar hij zijn leven lang mee worstelde) zegde Watts toe, en op 18 maart 1702 werd hij bevestigd. Zijn tutor van de dissenting academy, Thomas Rowe, preekte daarbij over Jeremia 3,15: ‘Ik zal jullie herders naar mijn hart geven, en die zullen jullie met wijsheid en inzicht weiden’. Al spoedig begon de kerk onder zijn leiding te groeien. Vanwege zijn zwakke gezondheid werd hij in 1712 door Sir Thomas Abney – succesvol zakenman, een van de eerste directeuren van de Bank of England, weldoener en vurig christen – uitgenodigd om een week bij hem thuis te komen wonen, maar hij zou er de volgende 36 jaar van zijn leven blijven. Hij werkte er als tutor van de kinderen, en leidde er ook wel diensten op zondagavond. Zijn werk als pastor legde hij tijdelijk neer, maar in 1716 nam hij het weer op, ondanks de fever en weakness. Voor zover het mogelijk was ging hij voor in zijn gemeente en zorgde hij voor zijn gemeenteleden, maar het grootste deel van zijn tijd bracht hij schrijvend door. Vlak voor zijn dood liet hij zijn assistent weten: ‘It is a great mercy to me that I have no manner of fear or dread of death. I could, if God please, lay my head back and die without terror this afternoon or night. My chief supports are from my view of eternal things and the interest I have in them. I trust all my sins are pardoned through the blood of Christ. I have no fear of dying; it would be my greatest comfort to lie down and sleep and wake no more’.

Zo overleed Isaac Watts In 1748 te Stoke Newington, 74 jaar oud. Hij werd begraven in Bunhill Fields, waar ook de beroemde puriteinen John Bunyan en John Owen hun laatste rustplaats vonden.

Graftombe vanWatts in Bunhill Fields

Werk

Watts liet een omvangrijk oeuvre na van gedichten, hymns, preken, opvoedkundige, filosofische en theologische boeken en andere geschriften, zelfs over natuurwetenschap. Wat het niet-dichterlijke werk betreft vermelden we hier slechts een boek dat twintig herdrukken heeft gehad, een tekstboek over logica dat meer dan honderd jaar gebruikt werd aan de universiteiten van Oxford, Cambridge, Harvard en Yale. Dit zou men misschien niet van een dichter van kerkliederen verwachten, maar Watts heeft zich ook duidelijk als intellectueel in de age of reason gepositioneerd.

Een moderne uitgave uit 1997

De volledige titel van het werk luidde: Logic, or The Right Use of Reason in the Enquiry After Truth With a Variety of Rules to Guard Against Error in the Affairs of Religion and Human Life, as well as in the Sciences. Het werd gepubliceerd in 1724, en sloot op verschillende punten aan bij de bijbel van de Engelse Verlichting, An Essay Concerning Human Understanding van John Locke, voor wie Watts een groot ontzag had, maar met wie hij ook een leven lang in discussie ging. Watts vond het correcte gebruik van onze mentale vermogens een morele verplichting. Het grote doel daarbij was helderheid: ‘A clear and distinct idea is that which represents the object to the mind with full evidence and strength, and plainly distinguishes it from all other objects whatsoever’.

De woorden clear and distinct verwijzen ongetwijfeld terug naar Descartes’ idées claires et distinctes. Watts hymns geven hier uitdrukking aan, niet alleen vanwege zijn voortdurende streven naar het gebruik van eenvoudige, heldere woorden en begrippen, maar ook omdat zijn hymns ons een helder zicht proberen te geven op de goddelijke werkelijkheid. Dit lijkt bijvoorbeeld de inzet te zijn van een van de coupletten van ‘Er is een land van louter licht’ (Liedboek 753):

O could we make our doubts remove,
those gloomy doubts that rise,
and see the Canaan that we love
with unbeclouded eyes.

Watts maakt het beloofde land helder en duidelijk zichtbaar, als een landschap op een heldere dag:

Sweet fields beyond the swelling flood
stand dressed in living green.

De beroemde logicus C.S. Peirce noemde Watts Logic in de negentiende eeuw nog far superior to the treatises now used in colleges, being the production of a man distinguished for good sense. In 1741 publiceerde Watts er een vervolg op: The Improvement of Mind. Ook dit kende talloze edities en het werd onder andere op scholen gebruikt als tekstboek over ethiek.

Gedichten

Lang voor zijn Logic verscheen had Watts al een bundel met poëzie gepubliceerd: de Horae Lyricae (1706, tweede herziene editie 1709). In het voorwoord getuigt Watts van zijn overtuiging dat poëzie van groot belang is voor de religie, omdat zij de meest geschikte taal levert om het goddelijke onder woorden te brengen. In het zeer lezenswaardige voorwoord refereert hij al in de eerste zin naar de goddelijke oorsprong van de poëzie. Sommige christenen, aldus Watts, stellen poëzie op een lijn met ondeugd, en beschouwen poëzie als een te lichte en triviale methode om serieuze en heilige zaken in woorden uit te drukken. Weliswaar zingen zij de psalmen berijmd, maar ze houden het meest van de droogste vertalingen en denken dat de beauties of poesy are vain and dangerous. Maar zijn zij dan niet vergeten dat grote delen van het Oude Testament in Hebreeuwse verzen geschreven zijn? En dat de figuren sterker, de metaforen krachtiger, de beelden verrassender en vreemder zijn bij dan bij menige profane dichter? De geschriften van David en Jesaja zitten vol met poetical excellencies. Dit geldt voor hun beschrijvingen van mensen en situaties, maar hoeveel te meer voor hun beschrijvingen van God en de hemel! Watts stemt in met een Franse schrijver die stelt dat de verhevenheid van de religie, de heiligheid van haar wetten, de zuiverheid van haar moraal en de diepte van haar mysteries a Grandeur, a Nobleness, a Majesty, and Elevation of Stile vereisen die bij het onderwerp passen. Aan het eind van het voorwoord merkt hij op dat de grootste vreugde die de publicatie van deze bundel hem schenkt het feit is dat hij nu verder geen poëzie meer hoeft te publiceren, en dat hij zich kan gaan wijden aan zijn gewone werk, en aan my imitation of the Psalms of David, in Christian language, die hij aan de wereld beloofd heeft.

Watts publiceerde later echter toch nog bundel met poëzie, bedoeld voor kinderen: de Divine Songs Attempted in Easy Language for the Use of Children (1715). Het boek was razend populair, hoewel het volgens de Canterbury Dictionary of Hymnology niet helemaal duidelijk is of dit kwam door de kinderen die het in bezit hadden of door ouders die het voor hun kinderen kochten. In sommige gedichten worden de kinderen ernstig voor de hel gewaarschuwd, in andere worden dingen gezegd die tegenwoordig absoluut niet meer zouden kunnen (geciteerd uit de juist genoemde Dictionary):

Lord, I ascribe it to thy Grace,
and not to Chance, as others do,
that I was born of Christian Race,
and not a Heathen, or a Jew.

Watson noemt het een monstrous boek (Watson 1999, blz. 160), maar men moet het natuurlijk lezen vanuit het puriteinse perspectief van die tijd, en er staan aardige gedichtjes als Against pride in Clothes (tegen trots zijn op kleren) tegenover:

Why should our garments, made to hide
our parents’ shame, provoke our pride?
The art of dress did ne’er begin,
till Eve, our mother, learned to sin.

Hymns

De eerste collectie hymns verscheen kort na de Horae Lyricae in 1707, toen Watts 33 jaar oud was. In het voorwoord van deze Hymns and Spritual Songs gaat hij eerst in op de kerkzang in zijn tijd. Die bestond voornamelijk uit het zingen van (metrische en berijmde) psalmen volgens de methode van het lining out. Omdat de geletterdheid laag was en boeken duur, las of zong de voorganger (clerk of precentor) elke regel voor, en werd die door de gemeente nagezongen. Watts is niet erg tevreden over wat er in de praktijk gebeurt:

While we sing the Praises of our God in his Church, we are employ’d in that Part of Worship which of all others is the nearest akin to Heaven; and ’tis pity that this of all others should be perform’d the worst upon Earth. … To see the dull Indifference, the negligent and the thoughtless Air that sits upon the Faces of a whole Assembly, while the Psalm is upon their Lips, might tempt even a charitable Observer to suspect the Fervency of inward Religion; and ‘tis much to be feared that the Minds of most of the Worshippers are absent or unconcern’d. … But of all our Religious Solemnities, Psalmody is the most unhappily managed: That very Action which should elevate us to the most delightful and divine Sensations, does not only flatten our Devotion, but too often awakes our Regret, and touches all the Springs of Uneasiness in us.

De oorzaak hiervan ligt volgens Watts in de inhoud en in de woordkeuze van de psalmen die gezongen worden. Die gaan soms in tegen de geest van het Evangelie, ze zijn te weinig nieuwtestamentisch en passen niet bij het geloof van zijn tijd. Zo kan het voorkomen dat wanneer bij het begin van het zingen van een psalm spirituele gevoelens in ons worden opgewekt, and our Souls are raised a little above this Earth, we plotseling gehinderd worden door woorden die eerder thuis horen in een Worldy Sanctuary, een werelds heiligdom:

When we are just entering into an Evangelic Frame, by some of the Glories of the Gospel presented in the brightest Figures of Judaism, yet the very next Line perhaps which the Clerk parcels out unto us [hier refereert Watts aan de praktijk van het ‘lining out’ – EH], hath something in it so extremely Jewish and cloudy, that it darkens our Sight of God the Saviour. Thus, by keeping too close to David in the House of God, the vail of Moses is thrown over our Hearts.

Zo zouden we daar tegenwoordig niet meer over spreken. Maar ondanks deze woorden denkt Watts er niet aan het Boek der Psalmen in de publieke eredienst terzijde te leggen:

It is the most noble, most devotional and divine Collection of Poesy; and nothing can be supposed more proper to raise a pious soul to Heaven, than some Parts of that Book.

Maar als hij vertelt waarom hij zijn hymns geschreven heeft, komt hij toch terug op zijn bezwaar dat de psalmen te weinig nieuwtestamentische inhoud hebben:

But it must be acknowledged still, that there are a thousand Lines in it which were not made for a Church in our Days to assume as its own: There are also many Deficiencies of Light and Glory, which our Lord Jesus and his Apostles have supplied in the Writings of the New Testament. And with this Advantage I have composed these Spiritual Songs, which are now presented to the world.

Hymns and Spiritual Songs bevatte meer dan 300 hymns en geestelijke liederen, ondergebracht in drie delen: 1. Collected from the Scriptures, 2. Compos’d on Divine Subjects, 3. Prepar’d for the Lord’s Supper. Het verschil tussen hymns en spiritual songs legt Watts niet uit, maar vermoedelijk bedoelt hij met spiritual songs liederen die zowel uitdrukking geven aan de beleving van het geloof alsook religieuze emoties opwekken. In het geloof streefde Watts naar een balans van ratio en emotie. Hij zocht een weg tussen een dogmatische en moralistische vorm van orthodoxie enerzijds en een te grote mate van emotionaliteit en enthusiasm anderzijds. Waar vele liederen in zijn tijd sterk rationeel en moralistisch waren, overheerst in zijn liederen de lof van God. Tegen de geest van de Verlichting in wilde hij in zijn hymns ook uitdrukking geven aan de meest voorkomende gemoedstoestanden en wisselingen van de menselijke geest: ‘De bezieling van onze vroomheid is hier uitgedrukt al naar gelang de verscheidenheid van onze hartstochten, onze liefde, onze vrees, onze hoop, ons verlangen, onze verwondering en onze blijdschap, zoals die zijn gezuiverd tot devotie’.

Watts, die in zijn Logic had aanbevolen om alleen die begrippen te gebruiken die clear and distinct zijn, streefde dit ook in de taal van zijn liederen na, zodat de gemeenteleden deze niet klakkeloos zouden zingen, zonder ze te begrijpen. Hij zocht naar woorden waarvan de betekenis zo plain and obvious als mogelijk was. Te moeilijke woorden en begrippen werden weggelaten, evenals dichterlijke stijlbloempjes, omdat een te beeldrijke taal de devotie van de zwakste zielen zou kunnen verduisteren of verwarren. Bovendien zorgde hij ervoor dat elke regel een afgeronde gedachte bevatte; zou dat niet zo zijn, dan zou de betekenis van wat je aan het zingen bent door de methode van het ‘lining out’ gemakkelijk verloren kunnen gaan terwijl je aan het zingen bent. Ten slotte gebruikte hij ook maar vier ritmische schema’s, zodat de teksten op de meest gangbare melodieën pasten. Ondanks deze ‘eenvoudigheidsprincipes’ bevat de bundel Hymns and Spiritual Songs veel fraaie poëzie. Hij opent met Watts eerste, reeds boven geciteerde hymn Behold the glories of the Lamb, en bevat van de liederen die in het Liedboek opgenomen zijn de nummers 578 (When I survey the wondrous cross), 753 (There is a land of pure delight), en 798 (Give me the wings of faith to rise).

Psalmen

In 1719 publiceerde Watts The Psalms of David Imitated in the Language of The New Testament And Applied to The Christian State and Worship (zie hier voor een digitale versie). Hij beschouwde dit zelf als zijn beste werk. De bedoeling van deze bundel werd door Watts als volgt uitgelegd:

to improve psalmody, or religious singing, and to encourage the frequent practice of it in public assemblies and private families, with more honour and delight; yet the author hopes the reading of it may also entertain in the parlour and the closet with devout pleasure and holy meditation.

De titel is al veelzeggend, maar wordt nog eens geëxpliciteerd aan het begin van het voorwoord uit deze bundel:

I come therefore to explain my own design, which is this, to accommodate the book of Psalms to Christian worship.

Psalmen die niet in christelijke termen te herschrijven waren, liet hij achterwege en zo bleven er 138 van de 150 psalmen over. Waar eerdere vertalers slechts het Hebreeuws in Engels probeerden om te zetten, is er bij Watts eerder sprake van christelijke hertalingen van de psalmen. Soms geeft hij verschillende versies van één psalm, bijvoorbeeld bij Psalm 8. De eerste versie staat het dichtst bij het origineel, in de tweede versie gaat het om Christ's condescension and glorification; or, God made man. Daar komen Jezus en Petrus in voor:

4 That thine eternal Son should bear
to take a mortal form,
made lower than his angels are,
to save a dying worm!

6 The waves lay spread beneath his feet;
and fish, at his command,
bring their large shoals to Peter's net,
bring tribute to his hand.

De derde versie is geschreven vanuit kinderperspectief (The Hosanna of the children; or, Infants praising God) en in het vierde worden Adam en Christus (de tweede Adam) met elkaar vergeleken (Adam and Christ, lords of the old and the new creation).

De meest gebruikte bundel in Watts’ tijd was de New Version of the Psalms of David door Nahum Tate en Nicholas Brady uit 1696. Bij hen luidde het begin van Psalm 97:

Jehova reigns, let all the Earth
in his just Government rejoyce;

Dit wordt bij Watts:

He reigns! The Lord the Saviour reigns!
Praise him in evangelic strains;

De manier waarop Watts bij deze parafrases te werk ging, legt hij uit in het voorwoord. Zo worden de verwensingen door de psalmist van zijn persoonlijke vijanden nu gericht op onze geestelijke tegenstanders: de zonde, de Satan en de verleiding. Waar de psalmen volgens Watts slechts profetie kennen als het om Christus en zijn redding gaat, geeft hij een historische draai aan de betekenis van die woorden. Christus is immers op aarde verschenen, en dat maakt het mogelijk om Psalm 2,2 nu te berijmen als:

The things so long foretold
by David are fulfill'd,
when Jews and Gentiles join to slay
Jesus, thine holy child.

Watts was zich zeer bewust van wat hij deed. In het volgende citaat verduidelijkt hij nog weer andere manieren waarop hij te werk ging bij zijn herdichting van de psalmen:

Where the Psalmist describes religion by the fear of God, I have often joined faith and love to it. Where he speaks of the pardon of sin, through the mercies of God, I have added the merits of a Saviour. Where he talks of sacrificing goats or bullocks, I rather chuse to mention the sacrifice of Christ, the Lamb of God.

Als de psalmist spreekt over de ‘vreze des Heren’, verbond Watts die met geloof en liefde; als de psalmist het heeft over de vergeving der zonden door de genade van God, voegde Watts er de verdiensten van een Redder aan toe; en als het gaat over het offeren van geiten en stieren noemde Watts liever het offer van Christus. Overal waar hij maar kon, wilde Watts een evangelische draai geven aan de oorspronkelijke psalmteksten. Zo transformeerde hij bijvoorbeeld Psalm 22 dusdanig dat het lijkt alsof de woorden uit de mond van Christus komen. De oorspronkelijke openingszinnen worden tot citaat gemaakt:

‘Why has my God my soul forsook,
nor will a smile afford?’
(Thus David once in anguish spoke,
and thus our dying Lord!)

Watts volgde de psalmen niet, hij liet ze hem volgen en zette ze naar zijn eigen hand, aldus J.R. Watson in The English Hymn. Een sterk voorbeeld daarvan is Psalm 147 (second part), die als titel meekrijgt ‘A Song for Great Britain’:

1 O Britain, praise thy mighty God,
and make his honours known abroad,
He bid the ocean round thee flow;
not bars of brass could guard thee so.

5 He bids the southern breezes blow,
the ice dissolves, the waters flow;
but he hath nobler works and ways
to call the Britons to his praise.

6 To all the Isle his laws are shown,
his gospel thro' the nation known;
He hath not thus reveal'd his word
to every land: Praise ye the Lord.

Op deze wijze werden de psalmen door Watts gekerstend en op andere wijze bewerkt (bijvoorbeeld genationaliseerd, zoals in het voorbeeld van psalm 147). Watts nam de vrijheid nieuwe wegen te gaan, experimenteerde met nieuwe liederen. Van zijn psalmen worden er veel niet meer gezongen, maar er zijn er ook bij die de harten blijvend wisten te raken en beroemd werden, zoals Psalm 72 (Liedboek 871, ‘Jesus shall reign where’er the sun’) en Psalm 90 (Liedboek 90a, ‘Our God, our help in ages past’). Watts kan met recht de vader van het Engelse kerklied worden genoemd, want ‘met hem is het allemaal wezenlijk begonnen. (…) Een systematische aanpak van de hele problematiek van het zingen in de kerk is pas door Watts ondernomen, zo krachtig, zo definitief, dat pas sinds hem de Engelse kerk een zingende kerk is geworden’ (J.W. Schulte Nordholt).

Auteur: Erik Heijerman

Bronnen

Graham Beynon, Isaac Watts. His Life and Thought. Rossshire 2013.
Allan Gaunt, ‘Isaac Watts’, in The Canterbury Dictionary of Hymnology (geraadpleegd 26-09-2018).
John Julian, ‘Isaac Watts’, in A Dictionary of Hymnology, blz. 1724 (geraadpleegd 26-09-2018).
J.W. Schulte Nordholt, ‘Isaac Watts’, in: Een compendium van achtergrondinformatie bij de 491 gezangen uit het Liedboek voor de kerken, Amsterdam 1977, k. 1272-1280.
J.R. Watson, The English Hymn. A Critical and Historical Study. Oxford 1999, hfdst. 7, ‘Isaac Watts’.
Isaac Watts’ op Hymnary.org (geraadpleegd 26-09-2018).
Isaac Watts’ op Wikipedia.