Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

466 - O wijsheid, daal als vruchtbare taal


Een eerste kennismaking

In het liturgisch boek voor de dagelijkse gebedsdiensten in de kloosters, het Getijdenboek, vindt men voor de laatste volle week vóór kerst (17 tot en met 23 december) zeven bijzondere teksten als keerverzen bij de Lofzang van Maria. Deze teksten vormen samen de zogenoemde ‘O-antifonen’, zeven profetische aanroepingen met zeven Latijnse titels voor de Messias. De beginletters van deze zeven namen vormen in omgekeerde volgorde de spreuk ‘Ero cras’, wat betekent: ‘morgen zal Ik er zijn’.
Een twaalfde-eeuwse dichter schreef bij vijf titels (in een andere volgorde dan oorspronkelijk) een lied en Willem Barnard maakte daarvan een Nederlandse bewerking. Zo was dat lied opgenomen in het Liedboek voor de kerken (1973; gezang 125). Later herschreef Barnard zijn tekst tot een lied met zeven strofen, waarbij alle titels in de juiste volgorde voorkomen. In die gedaante vindt men het lied onder andere in het Oud-Katholiek Gezangboek (1990; nr. 559) met als beginregel: ‘Op aarde plant het kwaad zich voort’. Voor Liedboek, Zingen en bidden in huis en kerk (lied 466) werd deze tekst weer enigszins aangepast, met als beginregel: ‘O wijsheid, daal als vruchtbare taal’. Door deze aanpassing is in elke strofe de betreffende Messiastitel in de eerste regel te vinden.
De melodie gaat vermoedelijk terug op een gregoriaanse wijs van rond 1500, aangepast door de negentiende-eeuwse theoloog en musicus Thomas Helmore. Zo werd het in Engeland een populair adventslied.

Auteur: Pieter Endedijk


O-antifonen van de zeven dagen vóór Kerstmis

Franse melodie
Veni veni Emmanuel

Tekst

Ontstaan, varianten en tekstversies

De O-antifonen, ook wel ‘Grote Antifonen’ genoemd, worden op de zeven dagen vóór Kerstmis gezongen in de vespers bij het Magnificat.
De oudste vermelding van een O-antifoon dateert van 804 toen bij de dood van Alcuinus bij het Magnificat de antifoon ‘O Clavis David’ (O sleutel David) werd gezongen. In de loop der tijd werden antifonen toegevoegd of weggelaten, zoals in de hieronder vermelde vijfstrofige hymne die omstreeks de twaalfde eeuw moet zijn gecompileerd. De antifonen Sapientia en Rex gentium ontbreken en de volgorde is omgekeerd. De oudste tekst van deze hymne is in het Psalteriolum Cantionum Catholicarum bewaard (1710). Van deze vijfstrofige hymne zijn meerdere – veelal Engelse – vertalingen gemaakt. Willem Barnard heeft naar het voorbeeld van zo’n Engelse versie zijn eveneens vijfstrofig lied ‘Veni, veni, Emmanuel’ gemaakt, dat is opgenomen in het Liedboek voor de kerken (1973, gezang 125).
Barnard heeft zich meermalen over de O-antifonen gebogen en de wordingsgeschiedenis van zijn lied kent twee fasen. Voor een goed begrip is het nodig te onderscheiden tussen enerzijds de oorspronkelijke O-antifonen (Latijn) bij het Magnificat en anderzijds hymnen (Latijn, Engels, Duits) die eeuwen later op deze antifonen zijn geschreven.
‘In een eerdere poging deze adventsgebeden te verdietsen en tot een kerkgezang samen te voegen, ben ik uitgegaan van een Engelse versie (‘O come, o come, Emmanuel’, zie bij voorbeeld The English Hymnal, 1906, nr. 8) die de melodie volgde welke ook in het Liedboek voor de kerken staat en zich tot vijf strofen beperkte. Slechts vijf van de zeven antifonen die als O-antifonen bekend zijn uit het oude Latijnse missaal, kwamen zo tot hun recht, in een bovendien omgekeerde volgorde’ (Guillaume van der Graft, Verzamelde liederen, Baarn 1986, 413). Deze eerste tekstgestalte van het lied is bekend geworden in het Liedboek voor de kerken:

1 – Emmanuel
O kom, o kom, Immanuel,
verlos uw volk, uw Israël,
herstel het van ellende weer,
zodat het looft uw naam, o Heer!
keervers:
Weest blij, weest blij, o Israël!
Hij is nabij, Immanuel!

2 – Radix Jesse
O kom, Gij wortel Isaï,
verlos ons van de tyrannie,
van alle goden dezer eeuw,
o Herder, sla de boze leeuw.
keervers

3 – Oriens
O kom, o kom, Gij Oriënt,
en maak uw licht alom bekend;
verjaag de nacht van nood en dood,
wij groeten reeds uw morgenrood.
keervers

4 – Clavis
O kom, Gij sleutel Davids, kom
en open ons het heiligdom;
dat wij betreden uwe poort,
Jeruzalem, o vredesoord!
keervers

5 – Adonai
O kom, die onze Heerser zijt,
in wolk en vuur en majesteit.
O Adonai die spreekt met macht,
verbreek het duister van de nacht.
keervers

Deze versie van het lied werd voor het eerst met melodie gepubliceerd in het deeltje ‘Kerstkring’ van De adem van het jaar (1962, blz. 88). Vervolgens kreeg het een plaats in vele kerkelijke liedbundels, waaronder het Gezangboek van de Evangelische Broedergemeente in Nederland (1968, nr. 62), het Liedboek voor de kerken (1973, gezang 125), Zingt Jubilate (1977, nr. 121) en Gezangen voor Liturgie (1983, nr. 512). Ook is het te vinden in de internationale meertalige liedbundels Unisono (1997, nr. 5) en Colours of Grace (2006). In beide uitgaven zijn naast de Latijnse liedtekst ook de Duitse, Engelse, Nederlandse, Zweedse en Spaanse vertalingen te vinden.
Hoewel Barnards herziene vertaling al in 1986 verscheen, namen verschillende gezangbundels die daarna  verschenen de eerdere tekstversie over: Laus Deo (2000, blz. 692), Op toonhoogte (editie 2015, nr. 97), Hemelhoog (2015, nr. 145) en Weerklank (2016, gezang 113).

Barnard noteert als toelichting: ‘Bij nader inzien leek het mij gewenst, de tekst van die Latijnse bewoordingen nauwkeuriger te volgen, in de klassieke rangschikking, dus beginnend bij Sapientia en besluitend met Emmanuel… Deze tekst komt dus, wat mij betreft, in plaats van lied 125 uit het Liedboek voor de kerken’ (Guillaume van der Graft, Verzamelde liederen, 413).

Deze nieuwe tekstversie wordt daarna voor het eerst gepubliceerd in Lied van de week (uitzending 8 december 1987) en vervolgens in Oud-Katholiek Gezangboek (1990, nr. 559), Evangelische liedbundel (1999, nr. 99; in de opvolger van deze uitgave uit 2015, Hemelhoog, is dus weer de eerdere tekstversie geplaatst), het Liedboek (2013) en In wind en vuur (2023, nr. 219).

In het Liedboek is deze tekstversie aangepast: de volgorde van de regels in de strofen 1, 2 en 7 is in overleg met Benno Barnard zo gewijzigd dat iedere strofe met de desbetreffende messiastitel begint. In de oorspronkelijke versie luiden deze strofen:

1 – Sapientia
Op aarde plant het kwaad zich voort,
de waanzin voert het hoogste woord,
het zaad verdort, de oogst wordt schraal,
o wijsheid, daal als vruchtbare taal!
keervers

2 – Adonai
Verlichte wolk en lopend vuur,
zo waart Gij eens op aarde hier,
die onze Heer en meester zijt,
zie neer en kom in majesteit!
keervers

7 – Emmanuel
Zegen het volk dat vrede wil,
maak Israël gerust en stil,
wees uw belofte, neem ons aan,
Emmanuël, bewijs uw naam!
keervers

Inhoud

Een antifoon of beurtzang is een vers dat gezongen wordt als inleiding op en ter afsluiting van een psalm tijdens reguliere vieringen en bij het getijdengebed. De O-antifonen zijn gebeden die alle beginnen met de aanroeping ‘O’ en traditioneel in het klooster gezongen worden gedurende de zeven dagen voor kerst.
Op de verlangende, zuchtende aanroeping aan het begin volgt een van de titels die het Oude Testament geeft aan de verwachte redder, een titel die een heilsbelofte inhoudt. De verlosser wordt beschreven met citaten uit en verwijzingen naar zowel het Oude als het Nieuwe Testament. Elke antifoon eindigt met een indringende smeekbede.
Teruglezend van de laatste antifoon naar de eerste, dus achterstevoren, vormen de eerste letters van de messiastitels een acrostichon: ero cras, wat betekent ‘Morgen zal ik er zijn’. Hoe actueel en werkelijk de heilsbelofte is die spreekt uit de antifonen, blijft op deze wijze verborgen tot je alle titels kent: dan openbaart zich het geheim.

De volgende Latijnse teksten en vertalingen zijn, met een kleine wijziging in ‘O Rex gentium’, ontleend aan het in 2020 in Nederland verschenen boekje van de Duitse schrijver en religiewetenschapper Esther Maria Magnis over de O-antifonen, met de korte titel O (Franeker 2020) met aanvullingen uit Stundenbuch. Die Feier des Stundengebetes. Für die katholischen Bistümer deutschen Sprachgebietes (Freiburg 1991).

17 december

O Sapientia, quae ex ore Altissimi prodisti,
attingens a fine usque ad finem,
fortiter suaviterque disponens omnia:
veni ad docendum nos viam prudentiae.

O Wijsheid, voortgekomen uit de mond van de Allerhoogste –
Gij omspant de wereld van het ene einde tot het andere.
Gij doordringt alle dingen met mildheid en kracht,
kom nu en leer ons de wegen van wijsheid en inzicht.

18 december

O Adonai et Dux domus Israel,
qui Moysi in igne flammae rubi apparuisti,
et ei in Sina legem dedisti:
veni ad redimendum nos in bracchio extento.

O Adonai, Leider van Israëls huis,
Gij zijt aan Mozes verschenen in de brandende doornstruik
en hebt hem op de Sinai de wet gegeven,
kom nu en bevrijd ons met uw uitgestrekte arm.

19 december

O radix Jesse, qui stas in signum populorum,
super quem continebunt reges os suum,
quem gentes deprecabuntur:
veni ad liberandum nos, iam noli tardare.

O wortel van Jesse, Gij zijt het teken waarop de volken hebben gewacht;
voor U zullen koningen verstommen,
de volken zullen tot U smeken,
kom nu en bevrijd ons, verhef U, wacht niet langer.

20 december

O clavis David, et sceptrum domus Israel:
qui aperis, et nemo claudit;
claudis, et nemo aperit:
veni, et educ vinctum de domo carceris,
sedentem in tenebris et umbra mortis.

O sleutel van David en scepter van Israëls huis,
wat Gij opent zal niemand sluiten,
wat Gij sluit zal niemand openen.
Kom nu en bevrijd ons uit de kerker,
uit de duisternis en de schaduw van de dood.

21 december

O Oriens, splendor lucis aeternae
et sol iustitiae:
veni, et illumina sedentes in tenebris
et umbra mortis.

O Dageraad, afglans van het eeuwig licht
en Zon van de gerechtigheid,
kom nu en verlicht hen die in duisternis leven,
die gezeten zijn in de schaduw van de dood.

22 december

O Rex gentium, et desideratus earum,
lapisque angularis, qui facis utraque unum:
veni, et salva hominem,
quem de limo formasti.

O Koning van alle volken, doel van hun verlangen,
Gij hoeksteen die beide zijden bijeenhoudt,
kom nu en red de mens
die Gij uit aarde hebt gevormd.

Esther Maria Magnis heeft hier als eerste en tweede regel:
‘Koning van alle volken, doelwit van hun verlangen,
Gij hoeksteen die alles één maakt’.

23 december

O Emmanuel, Rex et legifer noster,
expectatio gentium, et Salvator earum:
veni ad salvandum nos
Domine Deus noster.

O Emmanuel (God-met-ons), onze wetgever en koning,
verwachting der volkeren en hun Verlosser,
kom nu en red ons haastig,
Heer, onze God.

Aan de hier gepresenteerde latere variant uit Verzamelde liederen heeft Barnard de twee antifonen Sapientia en Rex gentium toegevoegd en de volgorde hersteld naar die van het Breviarum Romanum  1568. In het refrein werden de woorden ‘Hij is nabij’ uit de introïtus van de derde zondag van de advent (Filippenzen 4,5) vervangen door de beginwoorden van elke antifoon ‘O kom’ (Veni).
Ook veranderden de woorden ‘Weest blij’ (Gaudete), eveneens uit de introïtus van de derde zondag van de advent (Filippenzen 4,4), in ‘Verblijd’ (Gaude). ‘Het al te ‘blatende’ van het refrein zoals het in het Liedboek voor de kerken staat is daarmee vermeden’ (Verzamelde liederen, 413). Bovendien wordt in de O-antifonen niet het volk opgeroepen zich te verblijden (onovergankelijk), zoals het geval is in het Gaudetelied ‘Verblijdt u in de Heer’ (Liedboek 450); maar wordt Emmanuel opgeroepen om Israël te verblijden (overgankelijk).
De imperatief ‘Kom!’, die als een refrein klinkt in elke O-antifoon, is afkomstig uit Psalm 80,3, het klassieke graduale op de derde zondag van de advent, waaraan ook de excita-gebeden zijn ontleend: ‘Excita potentiam tuam, et veni, ut salvos facias nos’, letterlijk ‘Wek op uw macht, en kom, opdat ge ons maakt tot geredden’. ‘Wek op uw kracht en kom bevrijden,’ vertaalt Barnard in zijn psalmberijming (Liedboek 80).

Bij elk van deze zeven strofen vermeldt Barnard een Schriftgedeelte. Hij somt die op in het  Compendium (k. 351) en werkt de Bijbelreferenties uit in Op een stoel staan (deel 3, Haarlem 1979, 248-255).

1 Sapientia – Spreuken 8,1-6

De O-antifonen beginnen met ‘O Sapientia, quae ex ore Altissimi prodisti’. De Wijsheid komt voort ‘uit de mond van de Allerhoogste’ (Jezus Sirach 24,3). Ze is daarom ‘vruchtbare taal’. Barnard contrasteert dit voortkomen met het zich voortplanten van het kwaad: ‘Op aarde plant het kwaad zich voort’. De ‘Allerhoogste’ uit de antifoon contrasteert hij fraai met ‘het hoogste woord’ van de waanzin: ‘de waanzin voert het hoogste woord’.
De Latijnse tekst besluit met ‘veni ad docendum nos viam prudentiae’, ‘kom ons de weg der wijsheid leren’. In Spreuken 8,2 is sprake van de weg waarlangs de Wijsheid zich opstelt. ‘Wijsheid heeft te maken met het wijzen van de weg, de weg van JHWH met zijn mensen (Op een stoel staan, deel 3, 249).

2 Adonai – Deuteronomium 10,17-21

De Latijnse tekst van de antifoon gaat uit van de godsopenbaring bij het brandende braambos en de wetgeving op de Sinai. ‘O Adonai die spreekt met macht’ luidt Barnards eerste versie. In de uiteindelijke tekst concentreert Barnard zich op het begin van de antifoon: ‘O Adonai, et Dux domus Israel’. ‘Die onze Heerser zijt’ wordt ‘die onze Heer en Meester zijt’, titels die het Nieuwe Testament ook aan Jezus geeft (Filippenzen 2,11; Johannes 20,16). Barnard noteert: ‘Adonai is Hebreeuws voor ‘gij die het over mij voor het zeggen hebt’ (Op een stoel staan, deel 3, 250].
In een op de O-antifonen geschreven vijfstrofige hymne ‘Veni, veni Emmanuel!’ – opgenomen in Psalteriolum Cantionum Catholicarum (1710) – vond Barnard in de Adonai-strofe de bede ‘Veni… in maiestate gloriae’. Hij verkortte het tot ‘kom in majesteit’. ‘De wolk’ is van later datum; die komt overwaaien uit de Engelse versie, de vijfstrofige hymne van John Masen Neale (1818-1866), verschenen in 1851: ‘… didst give the Law, / In cloud and majesty and awe’ en is door Barnard overgenomen.

3 Radix Jesse – Jesaja 11,1-10

‘O radix Jesse, qui stas in signum populorum’ is ontleend aan Jesaja 11,10. Deze ‘wortel Isaï’ ‘werd een stamboom, en die stamboom, eikenboom van gerechtigheid, wijnstok van welzijn, díe is in de wereld geplant tot een nes ammim, een banier der naties, een standaard der volken (Op een stoel staan, deel 3, 251).
De verlossing waar de antifoon om bidt: ‘veni ad liberandum nos’, is door Barnard bewerkt tot ‘verlos ons van de tirannie’. Dit naar het voorbeeld van de vijfstrofige hymne: ‘… free / Thine own from Satan’s tyranny’. De Latijnse hymne heeft: ‘verlos ons uit de klauwen (ungula) van vijanden’. Daar komt dus de leeuw vandaan: ‘the lion’s claw’, ‘o herder, sla de boze leeuw!’, in tegenstelling tot de vredelievende leeuwen van Jesaja 11,6-7.

4 Clavis – Jesaja 22,20-22

In deze strofe volgt Barnard niet de latere vijfstrofige hymnen, maar enkel de eraan ten grondslag liggende antifoon, die hij bewerkt tot: ‘Ontsluit… / het huis van dood en duisternis / waarin uw volk gekluisterd is!’ Clavis en kluister zijn etymologisch verwant. Kluisters zijn kettingen waarmee gevangenen met hun voeten worden ingesloten. Daar past een sleutel op. De beeldtaal van het werkwoord ‘kluisteren’ roept om de ‘Sleutel van David’: ‘Wij mogen waarachtig wel bidden om opening, nu wij zo vastgelopen zijn in een wereldsituatie, naar het lijkt zonder uitzicht, in een monde concentrationnaire, een mondiale machine die maar doormaalt’ (Op een stoel staan, deel 3, 252).

5 Oriens – Maleachi 3,19-21

Bij deze strofe vermeldt Barnard naast Maleachi ook de lofzang van Zacharias (Lucas 1,68-79), die bezingt hoe ‘de ‘opgang uit de hoogte’ ons bezocht heeft ‘met innerlijke bewegingen der barmhartigheid’’ (Op een stoel staan, deel 3, 252). De Zon der gerechtigheid (sol iustitiae) komt van de middeleeuwse antifoon en is genomen uit Maleachi 3,20. Die zon ‘gaat stralend op’, in de Vulgata orietur, bij Barnard ‘Daag op… / licht aan’. Met het zelfstandig naamwoord Oriens, bij Barnard ‘dageraad’, wijst de Latijnse antifoon ook naar de profetie van Zacharia 3,8b: ‘Adducam Servum meum Orientem’, ‘Ik zal mijn dienaar, de dageraad, sturen’. Hier heeft de tekst vanuit het Hebreeuws, een spruit die opkomt, een transformatie ondergaan. Het opgaand gewas is de opgaande zon geworden. Zie ook Liedboek 158a (de lofzang van Zacharias) en de toelichting daarbij.

6 Rex Gentium Jeremia 10,6-7

Twee titels in deze antifoon: ‘Koning der volkeren’ (Jeremia 10,7) en ‘hoeksteen’ (Jesaja 28,16, Psalm 118,22). Rex maakt deel uit van het acrostichon. Barnard bewerkte ‘hoeksteen’ tot ‘Gij hoeksteen, maak ons samen één’. De antifoon heeft hier ‘die aan weerszijden één maakt’ (facis utraque unum), een vrijwel letterlijk citaat van Efeziërs 2,14 die ‘twee muren tot één geheel maakt’ (qui fecit utraque unum).

7 Emmanuel – Jesaja 7,14

Bij de laatste strofe vermeldt Barnard Jesaja 7,14. ‘Een geheimzinnige tekst over een jonge vrouw, die moeder wordt en verder ongenoemd blijft,  – die haar kind een profetische naam geeft: Emmanuel… Want dat is messiaans: God-ons-nabij’ (Op een stoel staan, deel 3, 255). Barnard wijst ter verduidelijking op ‘Gij zijt voor mij geen vreemde God gebleven’, een regel uit het lied ‘Gij zijt een mensenzoon’ van Huub Oosterhuis (Liedboek voor de kerken, gezang 163). In de antifoon is Emmanuel de verwachting van de volken, de expectatio gentium (Genesis 49,10), bij Barnard: ‘wees uw belofte!’

Poëtische aspecten

In dit adventslied – een door Barnard stevig bewerkte vertaling van een eeuwenoud adventsgebed – is de beginstrofe het decor waartegen de andere strofen oplichten. Het schildert een aarde waar ‘waanzin’ het voor het zeggen heeft, het is een ‘huis van dood en duisternis’ zoals strofe 4 echoot.
De wijsheid wordt tegenover die gekte gesteld, in regels die zwaar zijn van langgerekte ‘a’-klanken en die hun echo vinden in de strofen 5 en 6. Die wijsheid – je denkt onwillekeurig aan de ‘Prince’ uit het envoi van een ballade – wordt in de volgende strofen en het keervers aangesproken met steeds weer andere aan het Oude Testament ontleende titulatuur.
Vanaf de tweede strofe bepaalt die betiteling de beeldspraak per strofe en mondt uit in een oproep: ‘kom’ – ‘ontsluit’ – ‘daag op’ – ‘heers’ – ‘zegen’. Die herhaling, versterkt door de afwisselend korte en lange ‘o’-klanken, benadrukt het verlangen naar degene die ten slotte Emmanuel komt te heten. In die laatste strofe krijgt dat verlangen haast iets dwingends in ‘wees uw belofte’ en ‘bewijs uw naam’.
Wat de gebruikte beeldspraak betreft: bij die leeuw aan het eind van de derde strofe frons je even; de herdersjongen David nam het op tegen een reus, maar was het niet Simson die een leeuw versloeg? Toch valt het beeld op zijn plaats wanneer je de herder verbindt met zijn in 1 Petrus 5,8 vermelde tegenpartij: ‘een brullende leeuw, op zoek naar een prooi’.
In de strofen 4 en 5 is de beeldspraak het meest hecht: neem dat ‘rozerood’ (strofe 5) en je ziet de zon opgaan in een heldere wintermorgen met de kleur van vruchten op sap in de weckflessen van mijn grootmoeder. Dit is een lied dat blij maakt van verlangen.

‘De goden dezer eeuw’ (strofe 3) is een toespeling op ‘Zij zullen het niet hebben, ons oude Nederland’, een nationaal christelijk lied van Isaäc da Costa, waarvan de tweede regel van de laatste strofe luidt: ‘zij zullen ons niet hebben, de goden dezer eeuw’.

Liturgische bruikbaarheid

De O-antifonen hoeven niet beperkt te worden tot de vespers van de zeven dagen voor kerst. Ze kunnen ook op de zondagen van de advent worden gezongen, bijvoorbeeld als vers voor het evangelie (halleluja-vers). Dit lied kan in zijn geheel het best gezongen worden op zondag Gaudete, de derde zondag van de advent. Mocht het lied over de verschillende zondagen verspreid worden gezongen, dan zinge men op de derde zondag van de advent het best de strofe Oriens vanwege de kleur van de zondag, roze, die in de vierde regel van deze strofe wordt genoemd ‘rozerood’ (strofe 5). Naast het zingen van de antifonen in de vespers of in de zondagse eredienst zijn de antifonen ook geschikt voor persoonlijke bezinning en gebed ter voorbereiding op het Kerstfeest.

Deze tekst is tot stand gekomen op basis van bijdragen van Henk Schoon en Henk Knol aan In wind en vuur: alle liederen (toegelicht) van Willem Barnard | Guillaume van der Graft (Skandalon, Middelburg 2023, deel III, 803-808).


Melodie

De eerste Engelse vertaling van het lied, gemaakt door John Maeson Neale (1818-1866) in 1851, voorzag Thomas Helmore (1811-1890) van een melodie. Helmore, die theologie en muziek studeerde, was erg geporteerd van het gregoriaans en gaf diverse bundels uit waarvan de titels deze voorliefde al verraadden: Primer of Plainsong (1847) en Manual of Plainsong (1850).

De melodie die hij bij Neale's adventslied noteerde, verscheen voor het eerst in de bundel Hymnal Noted, Part II uit 1856:

Het opschrift meldt dat de melodie gebaseerd is op een Frans missaal uit de vijftiende eeuw, dat bewaard wordt in de Biblioteca Nacional de Portugal te Lissabon. Of deze informatie klopt is de vraag omdat tot nu toe het missaal met deze melodie niet in deze bibliotheek is aangetroffen. Vanwege dit feit werd de gedachte al wel eens geopperd dat Helmore geen middeleeuwse bron gebruikt heeft, maar de melodie zelf heeft gecomponeerd.

Dat is evenwel niet het geval, want de melodie is in de jaren zestig van de vorige eeuw aangetroffen in het Franse manuscript Rituel à l’usage d’une abbaye de femmes uit 1490-1510, dat zich in de Bibliothèque Nationale de France bevindt.

De melodie vergezelt daar de tekst Bonne Jesu Dulcis cunctis, een tropentekst bij het responsorium Libera me uit het Requiem. Deze vondst van de musicologe Mary Berry (1917-2008) beantwoordt niet de vraag uit welke bron Helmore de melodie kende. Wel toont zij aan dat we inderdaad met een middeleeuwse melodie te maken hebben.

Dat Helmore een vijftiende-eeuwse bron gebruikt heeft, is trouwens te zien aan de kwadraatnotatie (blokvormige noten). De middeleeuwse herkomst blijkt ook uit inhoudelijke aspecten: de centrale positie van de meervoudig herhaalde roeptoon (dominant b’), de melismen die in alle regels optreden en het ontbreken van de leidtoon dis’ in regel 2 en 6. De negentiende-eeuwse melodieversie staat in e-klein, maar je kunt – gezien de middeleeuwse herkomst – ook stellen dat de toonaard e-dorisch is. In elk geval speelt de dominanttoon/roeptoon (b’) een centrale rol in de regels 1 en 4. De tweede regel (= regel 6) voert terug naar de finalis/grondtoon, terwijl de derde regel de melodie nog verder omlaag voert. Melodieregel 5, die zowel melodisch als ritmisch met de voorgaande contrasteert, heeft een majeur-karakter.

In veel Engelse bundels is de melodie zonder maatsoort genoteerd, zie bijvoorbeeld: Hymns Ancient and Modern (1867, nr. 36), The English Hymnal (1906, nr. 8) en Songs of Praise (Oxford-Londen 1926, nr. 66). Dat is niet zonder reden want het veronderstelt een reciteerachtige en vloeiende uitvoering van de melodie, waarbij de accenten vooral vanuit de tekst gelegd worden. In Songs of Praise stond bij de melodie bovendien in free rhythm . Een dergelijke uitvoering wordt in The New English Hymnal gesuggereerd door de melodie in achtste en kwarten te noteren.

In het Liedboek is ervoor gekozen de melodie wel in maatsoorten te noteren. De gebruikte nootwaarden in combinatie met de maatsoorten (2/2 en 3/2) vertellen wel dat een halve noot-tactus genomen moet worden en de kwartnoten dus niet te zwaar en log gezongen moeten worden.

Eén aspect uit de Engelse praktijk is in het Liedboek wel overgenomen: de voorlaatste regel eindigt met een kwartnoot en niet – zoals in het Liedboek voor de kerken – met een gepuncteerde halve noot.

Auteur: Jan Smelik


Links

Klik hier om de Engelese versie van het lied te beluisteren, gezongen Ely Cathedral Girl Choristers and our Lay Clerks o.l.v. Sarah MacDonald


Media

Uitvoerenden: Vocaal Ensemble Duodektet o.l.v. Christiaan Winter; Christiaan Winter, bariton

In de opname is bij de strofen 1, 2 en 7 de eerdere tekstversie te horen (zie tekst boven)

Video: Liedboek 466 door zangers van de Dorpskerk Eelde; Vincent van Laar, orgel (strofen 1, 5, 6)