Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

299a - Heer, ontferm u - Ere zij God in den hoge (Ordinarium Frits Mehrtens)


Het ordinarium in het Liedboek

Tekst

Liedboek 299a is het Kyrie en Gloria uit het ordinarium van Frits Mehrtens. De andere onderdelen van dit ordinarium zijn Liedboek 339a, 404a en 408a. Zie voor meer informatie het overzichtsartikel Het ordinarium in het Liedboek. 

Ontstaan

De liturgische ontwikkeling binnen de protestantse kerken in Nederland in de tweede helft van de twintigste eeuw weerspiegelt zich in de toonzetting van de vaste onderdelen van de dienst, het zogeheten ordinarium, en de publicatie daarvan.
Als eerste publicatie kan de Proeve van een oecumenisch ordinarium uit 1968 worden genoemd, een uitgave van de Prof. dr. G. van der Leeuwstichting. In dit mapje met losse katernen zijn vijf toonzettingen te vinden: die van Frits Mehrtens, Ignace de Sutter, Willem Vogel, Freek Houtkoop en Bernard Huijbers.
Was de publicatie in 1968 nog min of meer een particulier initiatief, in 1978 volgt Onze hulp, wel weer een publicatie van de Van der Leeuwstichting, maar nu – zoals het titelblad weergeeft – ‘op verzoek van de Gereformeerde Deputaten Eredienst en de Commissie-Dienstboek van de Hervormde Raad voor de Eredienst’. De uitgave van 1978 had zo al een meer kerkelijke status, hoewel synodes zich er niet over hadden uitgesproken. De lutheranen participeerden nog niet in Onze hulp, zij kenden hun eigen liturgica, zoals te vinden in het Gezangboek der Evangelisch-Lutherse Kerk (1955) en het latere Katern bij het Liedboek voor de kerken ten gebruike in de eredienst (’s-Gravenhage/Woerden, z.j. [1988]) en in die traditie is men ook vertrouwd met de ‘liedmis’, de liturgische gezangen in strofische vorm. Daarnaast had elke kerk zijn eigen ‘liturgisch katern’ om in te voegen bij het Liedboek voor de kerken (1973).
In Onze hulp keerden de ordinariumtoonzettingen van Frits Mehrtens, Ignace de Sutter en Willem Vogel terug, de laatste nu in een meerstemmige editie, bekend geworden als de ‘Vogelmis’. Daarnaast was er ook nog een tweede ordinariumcompositie van Willem Vogel opgenomen.

De uitgave van het eerste deel van het Dienstboek in 1998 is een publicatie van de kerken, aangeboden door het Samenwerkingsorgaan voor de Eredienst van de drie kerken (hervormden, gereformeerden en lutheranen) die in 2004 zouden opgaan in de Protestantse Kerk in Nederland. Naast onder meer vier orden van dienst, een eigen leesrooster voor de hoofddienst, ontleend aan het in veel kerken gangbare driejarige lectionarium, en orden voor getijdediensten, vinden we in deze uitgave naast twee liedmissen zeven ordinariumcomposities. Ook nu zijn de toonzettingen van Frits Mehrtens en Ignace de Sutter prominent aanwezig. Daarnaast ook composities van Floris van der Putt (de ‘Markusmis’), Willem Vogel (het ordinarium ‘U alle eer’ op een tekstbewerking van de vaste gezangen door Sytze de Vries), Kees van Eersel, Bert Matter en Cor de Jong.
In het Liedboek is eveneens een aantal ordinariumcomposities opgenomen. Ook nu gaan die van Mehrtens en De Sutter voorop, gevolgd door de ‘Markusmis’ van Floris van der Putt, de ‘Vogelmis’ van Willem Vogel en drie composities op basis van testbewerkingen van de klassieke gezangen: ‘U alle eer’ (Sytze de Vries/Willem Vogel), ‘Glorie de Eeuwige’ (idem) en ‘Op de berg’ (Andries Govaart/Christiaan Winter). Voor de liednummers van alle delen van deze composities, zie blz. 594 in het Liedboek.

Excurs: ordinaria in de rooms-katholieke en oud-katholieke traditie

De Rooms-Katholieke Kerk en de Oud-Katholieke Kerk laten weer andere composities zien, maar deze zijn gebaseerd op andere vertalingen van de teksten dan die hier nu aan de orde zijn.
In de rooms-katholieke bundel Gezangen voor Liturgie vinden we ook de ‘Markusmis’ van Floris van der Putt (nrs. 221, 231, 271, 291 en 331) en daarnaast de mis ‘Christus, het eeuwig woord’ van Jan Vermulst (nrs. 222, 232, 272, 292 en 332), de ‘Willibrordusmis’ van Bernard Bartelink (nrs. 223, 233, 293 en 333), de ‘Paus Johannesmis’ van Jan Vermulst (nrs. 224, 234, 294 en 334), de ‘Missa ad modum gregorianum’ van Ignace de Sutter (nrs. 225, 235, 295 en 335) en de ‘Thomasmis’ van Jan Raas (nrs. 229, 239, 299, 329 en 339). De wekelijkse misboekjes (van de uitgeverijen Gooi & Sticht en Abdij van Berne) kennen ook andere – vaak heel bekende – toonzettingen.
Het Oud-Katholieke Gezangboek kent een serie gregoriaanse missen met Nederlandse teksten, een aantal missen uit verschillende perioden, zoals van de zestiende-eeuwse Anglicaanse componist John Merbecke (±1510-1585), enkele missen van de oud-katholieke componisten Anton Verheij (1871-1924) en Alex de Jong (1889-1956) en van de componerende aartsbisschop van deze kerk Andreas Rinkel (1889-1979). Van rooms-katholieke oorsprong zijn de ‘Bernardusmis’ van Herman Strategier, de ‘Marcusmis’ van Floris van der Putt, de ‘Paus Joannesmis’  en de ‘Petrus en Paulusmis’ van Jan Vermulst. De uitgebreide editie van het Oud-Katholiek Gezangboek van 2006 voegde aan de in totaal 28 missen nog een nieuwe toonzetting van Daan Manneke (*1939) toe.


Melodie

Bij de analyse van het ordinarium beperken we ons tot enkele hoofdzaken.

In het ordinarium van Frits Mehrtens keren bepaalde melodische motieven steeds terug. Hij hanteert bij het Kyrie de regel ‘drie maal drie is negen’, de klassieke herhaling van de drie delen van het Kyrie zoals die ook in het gregoriaans gebruikelijk is. In Onze hulp is dit Kyrie een beurtzang tussen cantorij en gemeente. De aanwezigheid van de cantorij is echter niet strikt noodzakelijk, de wisselzang kan dan het beste gestalte krijgen door twee gelijkwaardige gemeentegroepen. Daarom zijn in het Dienstboek en het Liedboek de beide rollen met de romeinse cijfers I en II aangegeven. Die wisselzang krijgt in het ordinarium van Mehrtens extra profiel doordat groep II het voorafgaande motief van groep I herhaalt. Dit gebeurt zowel in het Kyrie als in het Gloria en het Agnus Dei. In het Gloria heeft deze herhaling een bijna bezwerend effect bij ‘Wij loven U,/ wij vereren U,/ wij zegenen U,/ wij verheerlijken U…’
Het Kyrie is gebaseerd op het eenvoudige motief a’-b’-c”-a’:
dat na herhaling wordt uitgebreid tot a’-b’-c”-g’-f’-e’-b’ met de opvallende tritonus f’-b’:
Dit uitgebreide motief keert in andere delen van dit ordinarium terug waar deze woorden worden herhaald. Allereerst in het Gloria tweemaal:
en vervolgens in het Agnus Dei (Liedboek 408a). De melodie in het Gloria bij de woorden ‘die de zonden der wereld wegdraagt,/ ontferm u over ons’ keren in het Agnus Dei terug:
Het ordinarium is het gebinte van de liturgie. Daarom is het van betekenis dat er tussen de verschillende delen van het ordinarium waar mogelijk melodische verwantschap is, zoals in de toonzetting van Mehrtens.
Als thematisch materiaal in verschillende delen van een compositie gebaseerd is op een of meer melodische motieven, spreekt men wel van het ‘cyclisch principe’. Het grondmotief dat in uitgebreide of gemuteerde vorm terugkeert, wordt wel ‘kiemcel’ genoemd. Het Duitse woord ‘Leitmotiv’ is hieraan verwant: een terugkerend muzikaal thema dat verbonden wordt aan een persoon, emotie of gedachte in een muziekdrama.
Die melodische verwantschap tussen de verschillende delen van een compositie gaat als techniek feitelijk terug tot de renaissance, waarin componisten de verschillende delen van een miscompositie baseerden op een gregoriaans of wereldlijk thema. Een beroemd voorbeeld is het Franse wereldlijke lied ‘L’homme armé’ dat ten grondslag ligt aan zeker veertig miscomposities uit die periode, onder andere die van Guillaume Dufay (1397?-1474), Josquin Desprez (±1450-1521) en Giovanni Pierluigi da Palestrina (±1525-1594).

Auteur: Pieter Endedijk